Maatstaf. Jaargang 9
(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 745]
| |
Jaap Harten
| |
2Maar op de fornuizen van klei
werden koningen en beulen gebakken
en voor je het wist
had ieder dorp
zijn eigen nekrologie.
| |
[pagina 746]
| |
En aan de takken zag je
kronen groeien, overal
grimmige veren en wapens.
Op iedere m2 een heerser.
| |
3Sje Hwang-ti, broos als een gorilla
steekt na de grote oorlog
met Tsj'i, Tsj'oe en Tsjou
het chinese rijk in zijn zak
en wordt de gele keizer.
Hij schept de rijstebrijberg
wetten en tradities van zijn bord,
leest iedere dag 120 pond
houten dokumenten
en geeft het volk een paraplu
alvorens zijn regen van goedheid
over hen uit te storten.
Hij bouwt tenten voor Tao
om gewichtloos helder te denken,
hij zaagt rekentafels
om zijn volk het skelet
van de logika te doen zien,
hij danst op duistere snaren.
Ook 6 ministers stelt hij aan
om zon en maan op te graven
en het krekelkoor van sterren
onder te brengen
in zijn paleis.
| |
[pagina 747]
| |
Hij weet tenminste
dat de ruimte het lichaam
van een worstelaar heeft
en vuur spuwt
uit zijn holle kies.
| |
4Na het ijzeren tijdperk
de eeuw van tabak
na de splijtende schors
de kern van een keizer.
Alle speelgoedsoldaten
met moed door het dolle heen
kneden nieuwe bergen
en veroveren de
zonnige randen van het rijk.
Natuurlijk zit
de troon vol eksters, een ware
kakofonie van raadsheren
die het aarden huis
van hun meester
maar niet aan
stukken kunnen hakken.
En Sje Hwang-ti
regeert, ongevoelig voor
de narkose van hun honing.
| |
[pagina 748]
| |
5Maar veel wijsheid
wordt onherkenbaar verminkt
en zie de koude manke bladeren
bouwen een molshoop van winter
nu het oog van de keizer
als een afgebrande luciferkop
ligt in de wagen die
het gouden lijk vervoert.
Zijn zadel is leeg
zijn hoofd grijs als een gekke
in stof gedompelde korenbloem
en de hoeven van zijn paard
moe van oorlog
blazen naar een vlieg.
De loodzware zon
drukt niet meer tegen zijn slapen
de hitsige maan
cirkelt niet meer in zijn bloed.
Waar is de leer van Tao?
alle bijvrouwen zonder zoons gedood
alle bouwers aan het graf gedood
en Sje Hwang-ti alleen
een zwarte god
die zijn crypt vergiftigt met pijlen
en de grafschenners aan ziet komen.
| |
[pagina 749]
| |
Dodenfeest / ChinaDe dood is een strenge winter
en wie in zijn oksels schuilt
voor de eeuwige sneeuw
ademt het binnenste
van een cocon: stilte groter
dan in de vredestempel te Pe-king.
De ploeg stil, de ossen op stal,
offeren wij aan de geesten van doden,
die misschien wel als hongerige
vogels terug willen keren
naar de nokvolle oogstschuur,
waar de maan met haar koperen
gong op de dakrand slaat.
Het luchtruim
knettert en vonkt van de geesten
die uit hun witte cocons geschoten
zijn als insecten in de boomgaard,
teruggevallen uit het schort
van de ruimte blazen zij
in onze gebedsmolen.
Wij offeren op het huisaltaar
met wat van de aarde ademt en rookt
en zetten meloenen klaar voor de doden
| |
[pagina 750]
| |
De polariteit van Yang en YinIn de hoogte vliegen dieren
in de laagte ademt water
daartussen moet ik orde scheppen
met de kracht van Yang
en de koelte van Yin.
Want dicht op de aarde
met een lichaam van aarde
zaai ik de zon en trek
met mijn ploeg
denkvoren in het hoofd
van de aarde.
Deze bezigheden zijn
te rangschikken onder Yang.
Maar in het blauw van de lucht
waar vrouwelijke vogels
als blitzlicht schieten
of golvende bewegingen maken
wanneer ze voornaam zijn, met
blauw bloed,
herken ik mijn liefste die woont
in natte vogelveren
Zij ligt overdag op wolken
schichtig als een spreeuwenjong
te wachten tot ik haar de sporen geef.
Zo met het rode bloed van Yang
draaf ik snachts op het hemeldier Yin.
| |
[pagina 751]
| |
NoemenIk noem deze wereld
van plant tot dier
van steen tot olijf
van metaalblauwe golfslag
tot de boot van Odysseus.
En ik zing wel niet
als de sirenen
- mijn taal te gekloofd
en hard van kou -
maar ik voer in dit land
van populieren en mest
hetzelfde gevecht
om muziek u te slingeren
in het fijngebouwde oor.
Maar wie in de morse steden
slaat acht op het vers?
Men eet, scheert zich,
tikt op de termometer
en herkauwt resten
nieuws uit het dagblad.
Men hoort zelfs de echo niet
van de harpslag der goden.
Maar de dichters gaan door
een magische cirkel te trekken
om de wereld van alledag
en tellen na de arbeid hun verzen
als een boer zijn veestapel.
Zij brengen tekens aan
op het gezicht van de woedende aarde.
| |
[pagina 752]
| |
Meer nog dan water en broodIk heb je nodig als een oven
in de staalkoude winter,
ik hou van je met de
schaamteloosheid van een beer.
Gelukkig, we zijn de aarde nog
niet ontgroeid, ik mag je mijn
hol inslepen terwijl je vecht
tegen beter weten en willen in.
Toch, leven met jou is ook
het uitrekenen van een onaards getal
met als cijfers sterren en zon
en klanken buiten onze huid.
Ik heb je nodig als een sombrero
in de middaghitte van Gibraltar,
ik hou van je in de tijd die ons
flankeert met klimaten en licht.
|
|