| |
| |
| |
André Frénaud
Onherleidbaar deel
Onder de hedendaagse franse dichters behoort André Frénaud eigenlijk tot geen enkele poëtische groep of stroming. Men kan hén aanwijzen die de invloed hebben ondergaan van Eluard, van Char, Saint-John Perse of zelfs van Pierre-Jean Jouve. André Frénaud heeft een geheel eigen karakter, door een sterke traditionele binding, wat de taaltechniek betreft, terwijl hij het psychologische experiment der poëtische brutaliteit tóch met merkwaardige flarden in zijn gedicht heeft verwezenlijkt. Landman uit de wijngaarden van Bourgogne, maar geboren in de schaduw van een beklemmend sombere mijnstreek, draagt hij zelfs in het nerveuze, spelend-artistieke leven te Parijs dit antagonisms mee in zijn poëtiek. Op een abstrakter plan krijgt die kontrastwerking een metaphysiek karakter. De God die niet meer bestaat voor hem, roept om een andere God; in beide gevallen lijkt deze hem een besmeurd verleden of een onbesmeurde toekomst te zijn, de kern van een oerrechtvaardigheid. In de poëzie van Frénaud klinkt die tweeslachtige illusie van onze moderne tijd op beklemmende wijze door. Het tijdsgeweten in de vernederde mens, en de baldadigheid van een bevrijdingspoging, om zich aan de collectieve zelfvernieling te onttrekken. Zelfs zijn liefdesverzen zijn zonder die ‘sociabiliteit’ [om een woord van Paul Eluard te gebruiken] niet denkbaar. Meer dan bij elke andere franse dichter van zijn tijd, Pierre-Jean Jouve misschien uitgezonderd, vindt de dramatische hevigheid van zijn walg voor een verwoest wereldideaal zijn zinnelijke expressie, zowel in de verbeelding als in de sonoriteit van de taal zelf. Het spreekt vanzelf dat deze laatste faktor moeilijk is over te brengen in een vertaling welke niet de pretentie lean hebben een volkomen beeld geven van een dichterschap.
Robert Franquinet
| |
| |
| |
Part irréductible
Les rêves que je n'ai pas vécus
ceux qui au profond sont enfouis
je ne les connaîtrai peut-être jamais
ceux-là qui affleurent par le seul Poème.
| |
Sans péché
à Pierre Seghers
Le long de l'eau qui se trame et si noire
la fille s'est enfuie de ce qu'elle a perdu
Lèvres gonflées comme un chevreau elle s'en va
par les campagnes entravées et pâles et pleure
petite Eve évadée de son jardin qui fut
Et dans l'antre à son flanc un animal tisonne
Les bêtes de la mer sont entrées par la fente
foisonnent et l'engorgent pénètrent plus avant
Méduse ouvre tes fleurs... Salve de soie délices
Le teint de l'onde est frais la jeune fille sourit
le long de l'eau qui se tisse et se lisse ...
| |
| |
| |
Onherleidbaar deel
De dromen die ik niet beleefde
die het diepst begraven zijn
in de grote lichtende ruimte
die zij niet bezitten zal
die ik wellicht nooit kennen zal
en die het oppervlak slechts beroeren in het Gedicht.
| |
Zonder zonde
voor Pierre Seghers
Langs het zwarte weefsel van het water
is het meisje het verlorene ontvlucht
Met gezwollen lippen als een geitje loopt ze
door de hindernissen der kleurloze velden en schreit
kleine Eva die haar tuin verlaten heeft
En in de holte van haar lende woekert het beest
De waterdieren zijn door de scheur binnengedrongen
woelen door elkaar en vullen haar dieper en dieper
Medusa open je bloemen... zijden stoot en heerlijkheden
De kleur van het water is koel en het meisje lacht zacht
Langs het water dat zijn stroomsel weeft en weeft...
| |
| |
| |
Autoportrait
Triste et gras l'oeil gonflé par une perle opaque
Le verbe alourdi par les venaisons
Touffu comme une étoile louche
Tout fou comme un veau sous la lune court
Juste comme un tambour enterré non loin
qui bat s'arrête puis repart
Verdoyant comme une moisissure qui ronge son mur
Sans égards pour le bonheur
Droitement dans sa démarche hostile
gauchement roulant des yeux et des r
dans le charbon d'enfance et dans tous autres
se niant lentement s'élève
| |
Epitaphe
Quand je remettrai mon ardoise au Néant
un de ces prochains jours
il ne me ricanera pas à la gueule
Mes chiffres ne sont pas faux
Viens mon fils dira-t'il de ses dents froides
dans le sein dont tu es digne
Je m'étendrai dans sa douceur.
| |
| |
| |
Zelfportret
Droevig en vet het oog gezwollen door een ondoorzichtige parel
Het woord zwaar van de drank
Verward als een verwaasde ster
Volslagen gek als een kalf in de maan lopend
Juist als een trommelaar niet ver begraven
die slaat ophoudt en weer gaat
Groen als een schimmel die de muur aanvreet
Recht in zijn vijandige gang
onhandig met de blikken en der
in de kolen der jeugd en in alle andere
zichzelf traag ontkennend staat op
| |
Grafschrift
Waneer ik mijn lei zal teruggeven aan het Niet
zal hij niet spotten met mijn smoel
Mijn getallen zijn niet vervalst
Kom mijn zoon, zal hij met koude tanden zeggen,
in de schoot die je waardig is
Ik zal me in zijn grote zachtheid uitstrekken.
| |
| |
| |
Pour boire aux amis
Je boirai en souvenir de la blancheur des montagnes
Je tirerai du vin du bouillonnement de la source
par delà les hauts lieux glacés
Pour offrir le meilleur aux amis pour les réjouir
il faut n'avoir eu peur de rien
il faut s'être avancé très haut
Pour m'inviter à boire moi aussi
comme si j'étais devenu mon ami
par la grâce de la blancheur de la source
pour devenir mon ami droit dans les yeux.
| |
Il y a de quoi dans la maison
Il y a de quoi boire et de gros biftecks dans ma maison
de quoi rire et de quoi s'aimer et de quoi pas
de quoi passer sa rage et apaiser son temps
de quoi faire attention et de n'y prendre garde
des fenêtres pour obstruer des portes qui ferment clair
des arbres sans horizon et des beaux des bêtes à toutes voix.
Il y a place pour des animaux anges dans ma maison
pour des anneaux parfaits pour les rêves qui débordent
pour de petits coeurs du genre soupirs de veau
place pour le feu et pour les pierres
pour du nuage en foule et pour la dent des rats
Il y aura place pour nous y étendre.
| |
| |
| |
Om de vrienden toe te drinken
Ik zal drinken ter herinnering aan de blankheid van de bergen
Ik zal wijn winnen uit het opborrelen van de bron
Om het beste aan de vrienden te bieden om hen te verheugen
moet men hoog gestegen zijn
Om mezelf tot drinken te nodigen
alsof ik mijn eigen vriend geworden was
dank zij de blankheid van de bron
om mijn vriend te worden recht in de ogen
| |
Er is genoeg te eten in huis
en er zijn genoeg dikke biefstukken in mijn huis
genoeg om elkaar lief te hebben en wat al niet
om zijn woede te stillen en om zijn tijd te verdoen
om er aandacht aan te schenken en om het te verwaarlozen
ramen om te versperren en deuren die sluiten vol licht
bomen zonder horizon en mooie dieren van elk stemsoort
Er is plaats voor de engel-dieren in mijn huis
voor volmaakte ringen voor dromen die overlopen
voor kleine harten als kalfsbloemen
plaats voor vuur en voor stenen
voor een menigte wolk en voor rattetanden
Er is plaats om ons uit te strekken.
| |
| |
| |
La plus folle
La plus folle aura ma vie,
Nous la boirons en chantant
sur les fleuves à l'air du soir
Celles d'avant n'avaient pas su
Le désert en hurlant passe
Je veux l'oublier ma patrie
L'amour est un poison bavard
Tes seins dans mes yeux qu'importe
je vois monter l'onde et me livre.
| |
Le drame éclate II
- Nous n'arriverons pas a tout croire.
- Il ne savait pas qu'elle n'ignorait rien.
- Elle ne s'est pas encore mise à genoux.
- Il ne l'accablera pas de ses sévices.
- La glace ne s'est pas ridée.
- Les mots n'ont rien su dire.
- Le silence n'éclaire pas l'affaire.
- L'amour n'est pas plus fort que la mort.
| |
| |
| |
De meest dwaze
De meest dwaze krijgt mijn leven
Wij zullen het zingend drinken
op de stromen met avondwind
De vorigen hebben niet geweten
Huilend vergaat de woestijn
Ik wil mijn vaderland vergeten
De liefde is een babbelzuchtig vergift
Je borsten in mijn ogen en wat dan nog
Ik zal op de waterwel stijgen en lever mij uit.
| |
Het drama breekt uit II
- Wij kunnen nooit alles geloven.
- Hij wist niet dat zij in niets onwetend was.
- Zij was nog niet op de knieën gevallen.
- Hij had haar nog niet doen buigen onder zijn brutaliteit.
- De spiegel was niet gerimpeld.
- De woorden konden niets zeggen.
- De zwijgzaamheid verheldert de zaak niet.
- De liefde is niet sterker dan de dood.
- Wij hebben niets gezien.
| |
| |
| |
Gisant
pas les yeux fermés mais les yeux bien vides
vertes et trop mûres toutes les pensées
et de la merde pourquoi pas
tous les noeuds sont faits
Les ongles seuls poussent aux morts
Si je dois renaître que ce soit
ou dans de la neige parce qu'elle fond
| |
| |
| |
Liggend
De ogen niet gesloten maar helemaal leeg
groen en overrijp al de gedachten
naar de kloten er mee, waarom niet
Alleen de nagels groeien aan de doden
Indien ik herboren word dat het dan zij
of in sneeuw vermits zij smelt
| |
| |
| |
Je ne t'ai jamais oubliée
Sans nom maintenant sans visage
sans plus rien de tes yeux ni de ta pâleur
Dénoué de l'assaut de mon désir dans ton égarante image
dénué par les faux aveux du temps
par les fausses pièces de l'amour racheté
vivant de seule vie moite
enjoué aves les pierres et les feuillages
Quand je glisse entre les seins des douces mal aimées
je gis encore sur ton absence
sur la vivante morte que tu fais
par ton pouvoir ordonné à me perdre
jusqu'au bout de mon silence.
| |
| |
| |
Ik heb je nooit vergeten
Zonder naam en zonder gelaat nu
zonder van je ogen noch van je bleekheid iets
Ontbonden uit de stormloop van mijn begeerte in je verbijsterend beeld
ontdaan van de valse wensen in de tijd
door het valse wisselgeld der vrijgekochte liefde
door alle verloren winsten
levend alleen een gedempt bestaan
blij te moede onder stenen en blaren
Wanneer ik mij tussen de borsten vlei der zachte slechtbeminden
bloed ik nog uit aan je afwezigheid
om de levende dode die je bent
om je kunstig vermogen me te verliezen
tot aan de grens van mijn stilte.
| |
| |
| |
Exhortation aux pauvres
Toujours vos bonds de maigre rage
toujours à varloper le vent
toujours à masturber vos plaies
Taisez-vous plus fort imbéciles
Notre heure d'aube n'est pas signée encore
où la terre resplendit sous notre clameur
Cuisinons-la en vermine fourmillante
Aiguisons-la par un sifflant silence
Ronronnons débonnaire la mâle haine
O mes frères en la roue harassante voici la déchirure
Le signal nous parcourt et demain nous accorde
des réverbères pour pendre et des yeux pour aimer.
| |
| |
| |
Aanspraak tot de armen
Altijd jullie sprong van magere woede
Altijd jullie wonden masturberend
Ons ochtenduur is nog niet getekend
waar de wereld schittert van onze weeklacht
Laten we er gaan koken tot krioelend ongedierte
laten we er slijpen een schel stilzwijgen
laten we goedmoedig grommen een mannelijke haat
O broeders, ziehier de scheur in het afgematte rad
Het signaal gaat door ons heen en vergunt ons morgen
enkele lantaarnpalen om op te knopen en ogen om te beminnen.
| |
| |
| |
De nos deux corps
De nos deux corps s'écoulait un profond serpent
La bête s'élevait en colonne croulante
jusque parmi la vermine splendide de ses seins
jusque dans l'antre ou s'était blottie la petite herbe
Les noyés ne savent pas boire l'eau qui les délivrerait
Ils se cherchent dans les mammes des grands fonds amers
Ils reprennent vie chitineuse chuchotteuse
Ils ne sont plus qu'un seul coquillage dérivant
dans la nuit flagellée d'étoiles
- Je te hais parce que tu me ressembles
Dans ton amour je ne lis rien que mon exécrable visage -
- Je t'ai donné autre chose que toi-même.
Tu n'as rien pris et je suis dépouillée -
- J'ai pitié de ton impuissance et de la mienne
J'ai horreur de toi comme j'ai honte -
L'eau passé à travers les atolls de la nuit
Elle ne bleuit pas pour ceux qui tâtent
dans leur pâte veule le néant inébranlable
Solitaire coagulés acolytes ombrageux de nos désastres
entourés des algues peu riantes
de la spiendeur impossible de nos deux corps.
| |
| |
| |
Onze twee lichamen
Uit onze beide lichamen drong een slang
Het beest verhief zich als een ineenstortende zuil
tot tussen het prachtige ongedierte van je borsten
tot in de holte waar het onkruid schuil ging
De verdronkenen kunnen het water niet drinken dat hen bevrijden zou
Zij zoeken zich in de schoot van de grote bittere diepten
Zij hernemen insektachtig fluisterend leven
Zij zijn nog slechts een enkele meegespoelde schelp
in de nacht begeeseld met sterren
- Ik haat je omdat je op mij lijkt
In de liefde lees ik niets dan mijn verfoeilijk gelaat -
- Ik heb je iets anders geschonken dan jezelf
Je hebt niets genomen en ik ben beroofd -
- Ik heb meelij met je onmacht en de mijne
Ik verafschuw je zoals ik mezelf haat -
Het water glijdt door de koraaleilanden van de nacht
Zij blauwt niet voor hen die tasten
in hun krachteloze stof het onverstoorbare Niet
We gaan niet meer voorwaarts
Eenzame samengevloeide duistere akolieten van onze nederlagen
omringd door algen die weinig lachen
over de onmogelijke pracht van onze twee lichamen.
| |
| |
| |
Tout m'inquiète
Il y a des rats dans le pis de la vache qui crachent quand je
malaxe leurs nez noirs une blancheur miraculée
Il y a des rires sous la paille quand je conduis le long des
façades mon amour à ma déraison
Il y a des bons hommes qui s'aff airent sur le miroir quand je
recueille de mon dieu-maître le dernier souffle de la demière
Il y a des fumées dans la chambre basse qui me narguent
quand je ne retrouve en aucune page mon visage abandonné
Il y a du fumier dans l'eau calme quand je regarde profon-
dément la mer miroitante aimée
Il y a des vers sous la chemise de la mariée Il y a des bêtes
Il y a une taie sur l'oeil de la beauté
| |
| |
| |
Alles verontrust me
Er zijn ratten in de koeienuier die spuwen wanneer ik hun
zwarte neuzen fijnwrijf een wonderlijke blankheid
Er is gelach onder het stro wanneer ik langs de gevels mijn
liefde tot mijn waanzin leid
Er zijn wezens die krioelen op de spiegel wanneer ik van mijn
god-meester de laatste adem van het laatste waken verzamel
Er is rook in de lege kamer die de spot met me drijft wanneer
ik op geen enkele bladzijde mijn verlaten aangezicht terugvind
Er is slijk in het kalme water wanneer ik diep in de glanzen-
Er zijn wormen onder het hemd van de bruid. Er zijn beesten
Er is een vlek op het oog van de schoonheid
| |
| |
| |
Il s'efforce
Ce n'est pas pour toi la mélancolie mais la détresse et la rage.
Le ciel était jaune, l'homme était dans l'arbre, dans le tronc, oui - O bien plus mal que dans le tronc haineux de la femme... Les blessures de l'arbre se fermaient, l'enfermaient.
Les oiseaux étaient sans promesses pour lui, pas les mouches; les branches poussaient autour; il ne germait pas lui, il pourissait.
- Il ne faut pas le juger mal s'il ricanne, s'il insulte l'homme, frères. Il est mal à l'aise, le faux contempteur...
......Et du moins il s'efforce, je vous affirme qu'il s'efforce.
| |
| |
| |
Hij doet een inspanning
De hemel was geel, de man was in de boom, in de stam, ja - O veel pijnlijker dan in de hatelijke stam van de vrouw... De wonden van de boom sloten zich, sloten hem in.
De vogels waren zonder belofte voor hem, de vliegen niet; de takken groeiden rondom, hij kiemde niet, hij verrotte.
- Men moet hem niet kwaad beoordelen wanneer hij spot, wanneer hij de mens beledigt, broeders... Hij is niet op zijn gemak, de schijnverachter...
... En hij doet tenminste een inspanning, ik verzeker u, hij doet een inspanning.
|
|