Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 639] [p. 639] C.O. Jellema Voor dag en dauw met eerbiedige dank aan von Hofmannsthal Wat dood is leeft en wat nog levend is zal sterven in dit uur. Er is een steen die zichzelf opheft en gaat zweven; zoals er sterren zijn die zweven en dan vallen, zo zweeft de steen gelijk het brandend oog van een gestorvene; waarop het valt verschroeit, maar zonder vlammen, geruisloos in de nacht. Men zal nooit weten wat of het was, alleen dat het er was en nu niet meer, weet men, zoals men soms mist wat men nimmer heeft bezeten, een hunkering die aan zichzelf verteert, een angst voor angst, een blindheid die men niet kan openscheuren, en men sterft aan iets wat leven wilde maar geen adem halen kon. En zie, er is een hand die plotseling ontbladert en een schilfer maan schijnt door de naakte twijgen die als beendren ritselen. Onraad, alarm van hoeven die de grond dreunende openbreken in hun vlucht, de duist're kreet van wat te zwak is om nog mee te kunnen en achtergelaten wordt. De aarde opende haar mond en dronk het bloed der schuldelozen, maar de hemel bleef dicht. Dan zingt de eerste vogel, zo luid, zo dringend en bezwerend, dat nu het licht wel komen moet, maar ook zo schaamteloos, dat er geen mens is die [pagina 640] [p. 640] op straat zo in z'n eentje durft te zingen. Het licht blijft weg. Alleen een vreemde stilte. En ook de vogel zwijgt. Men zal nooit weten of het een treurwilg was waarin hij zong; en het is goed het niet te weten, het is goed dat alles wat levend en dood was in dit uur begraven wordt. Men ziet hen niet, die stil hun opdracht uitvoeren, men hoort de spade niet, hun stemmen niet, zo zij al spreken kunnen. Men weet niet wie zij zijn, of zij gestorven of niet geboren zijn nog. Enkel dat er handelingen met een donkere haast plaats vinden, weet men, maar niet waar en hoe. Er zijn gedachten die plotseling vorm krijgen, onoverzienbaar als een heuvelrug waarachter één enkele kaarsvlam wordt ontstoken. Door welke engel? Door welk Godsgericht? Of is dit het begin van een nieuw leven? Nu is er hijgen van een worsteling, iets wat wil opstaan en zich wil bewegen en dat met het gezicht wordt neergedrukt in 't klamme zand. En dan een dof geluid waarmee voorgoed een eind gemaakt wordt aan een hoop, een waan, een diep verlangen. Of was het de ontploffing van het licht? Want eensklaps overal, onder de aarde en in de bomen bijna tot de hemel, zingen nu vogels en nu komt de zon. Nog net op tijd verdwijnt met laatste nachtschaduwen de uil, een prooi ternauwernood nog aan de dag onttrokken, stervend, weerloos als het leven dat nog ontwakend is. Een haas rent kreupel over het veld, verrast omdat hij aan de dood ontkwam, [pagina 641] [p. 641] de donkere, onhoorbare; maar schuw voor wat het licht aan handen heeft die naar hem reiken. En zo wordt het dag, met tranen van vergeving op het gras, een koele windstoot als een laatste adem of de eerste diepe zucht. Vorige Volgende