Maatstaf. Jaargang 9
(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 593]
| |
J.W. Schulte Nordholt
| |
[pagina 594]
| |
hier in groten getale met vakantie, we gaan ook daarheen, de Rijn met de wijnbergen weer langs, en voor het meer vulgaire werk naar de Beierse bierfeesten. Waarom moeten we alles nog oprakelen? Omdat we geen vrede hebben gesloten; dat is een antwoord. Maar beter gezegd: omdat we een vrede moeten sluiten, in elk geval een oplossing moeten vinden voor een probleem dat alleen zìj kunstmatig vinden, die de oorlog vergeten hebben. Een vrede, goed, maar dan een, die niet helemaal verloochent wat wij in 1945 droomden en dachten. Zeker, wij waren toen overspannen idealisten, maar ik kan niet het absolute cynisme opbrengen om op alle punten niet alleen met minder genoegen te nemen dan ik toen droomde (dat zit nu eenmaal in de menselijke situatie van tekort en teleurstelling), maar uitgerekend met het tegenovergestelde! Want dat wisten we zeker: die Duitsers zouden na al hun oorlogen van Bismarck tot Hitler niet meer in de gelegenheid mogen worden gesteld, nog óóit wapens in hun vingers te krijgen, nog óóit weer te dromen van 1000-jarige grootduitse rijken. Maar vandaag aan de dag staat op elke Duitse kaart het gebied over de Oder-Neisse-linie aangegeven als ‘Unter Polnischer Verwaltung’ - kijk maar eens in uw Hollandse agenda, lezer, op het kaartje van Duitsland, een goeie kans dat u het zelfs daar zo vindt. Adenauer verdedigt Europa tegen het bolsjewisme! Met de generaals van Hitler! Met het wijd-open vraagstukje: krijgt West-Duitsland atoombewapening of niet? Wat wij in de oorlog gedroomd hebben, was dus illusie aan illusie. Wat de illegale pers toen schreef, weerspreekt ze nu legaal en gouvernementeel. Daarom staat in dit nummer van Maatstaf nog eens het artikel dat de illegale hoofdredacteur van Vrij Nederland onlangs in zijn oude blad (het nummer van 16 september) schreefGa naar voetnoot*. Omdat dat stuk nog even actueel is als midden september. Omdat het in Vrij Nederland met een triest en benepen commentaartje in evenwicht werd gebracht met de ‘vastberaden’ taal van | |
[pagina 595]
| |
Dr. L. de Jong op de achterzijde van dezelfde bladzijde. Ik heb veel eerbied voor het werk van De Jong en zijn instituut, maar ik heb altijd het gevoel, dat zijn standpunten zo Engels zijn, ik bedoel: zo vanuit de objectieve verte van Londen verzoeningsgewijs over de Duitsers geschreven. (Hoe ver zoiets in Engeland kan gaan, kan men lezen in het boek van A.J.P. Taylor over de laatste wereldoorlog, een soort Chamberlainiade in historicis). Onder de talloze politieke commentatoren van heden is het niet alleen De Jong, die ons verbijstert. Met stukken wordt hij geslagen in vastberadenheid en dapperheid door De Kadt. Wat die in het september-nummer van Tirade te berde brengt, moet men lezen om te begrijpen waarom de redacteur van Maatstaf het illegale hart bonst in de borst op dit moment. Ik zal er niet uit citeren; het komt in het kort hier op neer dat De Kadt nauwkeurig weet wat Chroesjtsjow precies wil, nauwkeurig weet welke voorwaarden bij onderhandelingen aanvaardbaar zijn en welke niet, en er van overtuigd is dat de Duitsers een hekel aan Hitler hadden en nu de tweede staat van de Westerse wereld - na Amerika, maar vòòr Engeland en Frankrijk - moeten vormen. Als ik zoiets lees, krijg ik altijd enige persoonlijke herinneringen in het hoofd, en dat zal wel meer mensen gebeuren. Toen ik in 1942 in een Duitse gevangenis in het Roergebied zat, trof ik daar veel Duitsers, bewakers en gevangenen van alle soort, politieke, criminele en veel, heel veel homo-sexuele. De criminele waren de beste; ik heb er een alleraardigste inbreker gekend - ach, wat kon die man mooi over zijn avonturen vertellen - ik heb honderduit gepraat met die mensen, en laat ik eerlijk zeggen, dat er bij waren die niet zo blij waren met de partij, die de baas was. Een minderheid was dat, maar ze was er toch, vooral onder de katholieke boeren uit die streken, die voor zwarte handel moesten zitten. Je kon eigenlijk, omdat je toch allemaal samen vastzat, vrij veel zeggen. Er was maar één ding sacrosanct, daar moest je ontzettend mee oppassen en liefst hermetisch je bek over dicht houden, en dat was de Führer zelf. Dat was een god, voor wie vrijwel elke Duitser je | |
[pagina 596]
| |
direct en zonder aarzelen zou verraden en verkopen. Maar volgens De Kadt hebben de geallieerden de Duitsers van Hitler bevrijd, en zijn wij - wat hij noemt ‘de huidige combinatie van communisten, neutralisten, pacifisten en capitulanten’ - bezig de arme Duitsers aan Rusland te verraden. De Kadt rekent bij die groep van ons (want het groepsdenken is sterk bij dit soort fanatisme) b.v. Spaak, die voor de oorlog, zo omstreeks 1936, België neutraal maakte, dus niet te vertrouwen is. Ik weet niet zeker of Spaak de hoofdschuldige was van die neutralisering van België, maar vindt De Kadt echt, dat iedereen iedereen aan zijn verleden moet herinneren? Van zo'n 25 jaar geleden?
Dit stuk wordt te lang, Bert Bakker. Als je me opdraagt, over zulke dingen te schrijven, loopt het hart mij net zogoed over als jou. Nu zijn we 15 jaar na de oorlog en de hele boel begint weer, het verdacht maken voorop. Wie de Duitsers wantrouwt, wordt door De Kadt op één hoop geveegd met de communisten. De Amerikaanse extremisten van rechts vinden Lippmann trouwens ook een keiharde communist. Ik zag deze zomer in Engeland op de televisie een interview met Lippmann, juist na de 13e augustus. Wat een voorzichtigheid, wijsheid, inzicht. Daar geef ik De Jong en De Kadt, en de meeste andere Nederlandse commentatoren voor cadeau, graag zelfs. Maar jij wou in dit nummer van Maatstaf toch de Nederlandse trom nog eens roeren, met Van Randwijk's bewogen stuk, dat niet in een weekblad mag verdwijnen, met een ernstige waarschuwing over het herlevend anti-semitisme in Duitsland van professor Buytendijk, met een krachtig stukje koud front van Charles. Omdat je zo graag nog eens allemaal duidelijk zegt hoe immers het je ergert, dat mensen die altijd aan de democratische kant hebben gestaan, speciaal toen er móed voor nodig was, Van Randwijk, Charles, Donkersloot, Buskes en noem maar op, worden verdacht gemaakt en uitgescholden door ex-communisten en exfascisten (of niet eens ex-). En dat o.a. in bladen als Elsevier en De Telegraaf, gelezen door het halve Nederlandse volk 's morgens in de trein. Wat een godvergeten schande! Maar | |
[pagina 597]
| |
laten we ons over De Telegraaf niet te veel opwinden; die is altijd hetzelfde geweest. Het is goed, dat in de herdenkingsboeken, zoals in jouw Meidagen van '40 en het nieuwe boek van De Bezige Bij, de ordelijke taal die Pasquino in de oorlog uitsloeg, nog eens te lezen staat voor iedereen. En verder geeft dit nummer van Maatstaf in de tweede brief van Pijper aan Vestdijk aardig bescheid hoe het in 1939 al met De Telegraaf stond. De zaak waarom het gaat is ernstiger dan dat ochtendblad. Het is weer de zaak van het zwart-wit-systeem, van het verdacht maken, van het groepsdenken. En daar wil je nu over geschreven hebben, en je hebt gelijk. Niet dat het veel helpt. Wat wil je met een literair maandblad tegen de machten en megatonnen van de wereld! Maar goed: dat is je eigenaardigheid, je erfenis van het illegale verleden - of wie weet van je Calvinistische oorsprong; zoiets raak je nooit meer kwijt - dat je gelooft in het woord voor de wereld, dat je er zo graag mee vecht. ..............Maar wat op 's harten grond leijt
dat welt me naar de keel, ick wordt te stijf geparst.
Dat citaat herinner je je nog. Het stond jaren op Vrij Nederland, van 1940 af. En jij zou zo graag willen dat dat niet allemaal voor niks was geweest. |
|