Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 516] [p. 516] Ellen Warmond [Gedichten] Ongeschminkt Groots en meeslepend wil ik leven ... h. marsman Alleen morgen en later leven we met de zwierige gebaren van acteurs voor een volle zaal alleen morgen en later hebben deuren waardoor men zeker en grandioos opkomt: zijn tekst zegt minzaam het hoofd buigt naar de branding van het applaus maar vandaag is een ongeschminkt een kil theater om negen uur in de morgen alleen werksters liggen eerbiedig geknield [voor het stof in het gangpad] morgen en later maakt onze naam snel naam in een glansrol maar intussen sterven we langzaam en onaanzienlijk. [pagina 517] [p. 517] Godenschemering [voor kinderen] Wagner wordt mager Goden zelfs de ongenoemden als Dwars-door-het-vuur-der-gedoemden en Vraag-maar-heb-je-nog-wensen zijn zo machteloos als de mensen schaamte heerst over en weer mensen durven niet meer opzien en goden niet neer te buigen uit vrees te vallen door lichtjaren en lichtgetallen in een afgrond van hoongelach de bangste god van allen is de god Ik-met-de-vlag. [pagina 518] [p. 518] Zo elke mens Zo elke mens als deze mens, als ik, die liefde tekent op een eeuwigdurende kalender en daarop telt de dagen dat hij mens was dat hij bestond als een bewoonde huid waarop de adem stralende verhalen schreef voor later. Dagen, dat alle mensen - ook de slechtste - ogen hadden, zeggen konden: zie mij, zie mij, dit ben ik: kiem en kruid, een jong voorjaar in een oud land van belofte en dat zij konden ruisen als een boomkruin. Dagen, dat alle mensen luisterden naar wat binnen hun diepste vliezen toch hun opdracht was: geboren worden, vuur maken, het wiel uitvinden, goden verzinnen en de taal ontdekken waarin de woorden mens en liefde synoniem zijn. [pagina 519] [p. 519] Binnenste-buiten Men wordt wat ouder en leert: men verschrompelt niet, men dampt in, steeds kleiner raakvlak met het buiten-ik soms een duidelijk doelwit: vrouw, huid, glanzende schrik, soms zoiets vaags als dit: steeds minder licht alleen de nacht met open ogen het binnen-ik gering geacht of omgebogen maar de stem zo bitter en prachtig en het lichaam van zulk helder glas als de smaak van het woord ‘later’ toen men zeven was. [pagina 520] [p. 520] Leven, soms Leven is soms een wat smerige ziekte, een beetje lachwekkend voor derden, voor buitenstaanders nooit tragisch genoeg, nooit ruimte genoeg voor de zeer imposante armzwaai van zie mijn ellende zie mijn ellende, hier kom ik, hier kom ik hinkende aan verdriet kan een bloedige wond zijn in spiegels; de huid die de wereld ziet, is een beetje vervuild daarom: het is allemaal om te lachen, zullen we zeggen als we zijn uitgehuild. [pagina 521] [p. 521] Zuinig Zuinig met woorden in bed zuiniger met woorden dan met huid terwijl we toch meer geluid dan huid bezitten zelfs zuinig met woorden op straat als ik zeg: kijk eens daar gaat... dan is het al weer te laat en al voorbij alleen soms een snel woord: jij ach oh en luister nu, of: liefste, omdat ik wil doen alsof liefde meer wordt naarmate we minder praten. [pagina 522] [p. 522] Toekomst Worden we later, zonder duidelijk letsel, tot sierlijk breekbaar beenderstaketsel zinvol vereenvoudigde dieren? misschien vinden we dan - skelet naast skelet - een nieuw onderaards nog onbeslapen bed en ontdekken de tederste spelen zoals het zachtknarsende strelen langs een wervelkolom met een polsgewricht en wordt een knieschijf een nieuw gezicht dat vertederd zal snuffelen aan andere scharnieren [pagina 523] [p. 523] Ballade van de afgesleten stem Omdat men nooit kan zeggen wat men zeggen wil - vinger van wanhoop op de lippen een hand ellende die de keel dichtknijpt - wat zeggen tranen nog als ze de leugen vochtig maken en de waarheid weken? wat zegt een stem die niet meer spreken kan over dingen die men steeds verzwijgt? voor wie dit niet acteren kan betekent dat te kunnen sterven en toch verderleven maar wie dit hardop zegt zal maken dat zijn toon en tongval weer naar leugens smaken misschien is het omdat een mens moet leren te leven zonder zekerheden te leven zonder medespelers te leven met de narren die men Ik noemt te leven met de dodemanskruk van de waarheid [wanneer het hart sterft derailleert men niet maar loopt geolied verder op de rails gewoonte waarin de nieuwe leugen dan de wissels omzet - de passagiers blind bijgeloof weten van niets - ] men slikt zijn tranen in als bij een slecht toneelstuk wat ook het Ik op het toneel der anderen voor rollen speelt; het is maar spel in de coulissen staat het ongeschminkte dier - een prehistorische souffleur - in dierlijk verdriet en jankt tegen de maan omdat ook op de maan de waarheid onvertaalbaar is omdat ook op de maan het dier alleen blijft in de benarde kooi van onvermogen. Vorige Volgende