Ton Lutz
Bij de opvoering van Sophokles' Koning Oidipous
Over Sophokles' Oidipous Tyrannos is in de loop der tijden zóveel geschreven, gesproken, gedacht en gediscussieerd, dat het nauwelijks denkbaar is, dat er een nieuw licht te richten zou zijn op de esoterie van deze noodlotstragedie.
Is Thebe's heerser schuldig of onschuldig aan vadermoord en de incestueuze huwelijksband met de vrouw, die zijn moeder blijkt te zijn?
Hij weet het niet. Is zijn schuld dus onschuldig? Hij wil het ook niet weten. Is er dan sprake van schuldige onschuld?
Zoveel teksten zijn er in de dialogen van de onsterfelijke Griek zelve, ter verdediging van stellingen, die een antwoord zouden kunnen zijn op deze vragen, dat ik het streven naar het vinden van een nòg nieuwer gezichtspunt graag overlaat aan taalkundige, filosofische en psychologische analytici.
Voor de toneelspeler blijft het drama, de handeling, die een onbeschrijfelijke kracht heeft: de kracht van de onvermijdelijke, door het noodlot bepaalde loop der dingen; een kracht, die geleid wordt vanuit: ‘wat móét geschieden, geschiedt’.
Welke schrijver komt er na de grote Grieken nog toe, het verloop van een handeling uit de ‘noodlotsbeschikking’ af te leiden?
De geschiedenis en de handeling van de tragedie mogen genoegzaam bekend verondersteld worden.
Oidipous is een schokkend voorbeeld van 's mensen nietigheid tegenover het fatale. Onschuldig voor menselijke begrippen, maar meer dan schuldig, zondig tot het uiterste, voor het eigen bewustzijn. Dat hij - o, tragische ironie - in hybridische moed de vloek op zijn stad denkt te kunnen wegnemen en dan vanaf het moment, dat hij daartoe pogingen onderneemt, niets anders doet dan aan eigen ontleding c.q. ontluistering werken! Tot in het bittere einde hij zelf ingrijpt en niets meer ziende achterblijft.
In een latere tragedie, Oidipous in Kolonnos, voert de