Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 351] [p. 351] J.W. Schulte Nordholt [Gedichten] Op reis in Duitsland I Op reis. Een beschouwend leven leiden waarin altijd alles anders zal zijn. Ik zie in de trein het land verglijden, het lichte land in de maneschijn. Het Duitse land waar de dichters wonen, natuurlijk dat dat in de maneschijn ligt, met torens en met betoverend-schone bomen overal opgericht. Van de soldaten hier geboren zijn de meeste onder gegaan; zij hebben hun luide oorlog verloren. Ik kwam in de nacht in Keulen aan, waar als een ballon stond geprikt op de toren de zieklijke Duitse zon: de maan. [pagina 352] [p. 352] Op reis in Duitsland II De gotische ziel van het Duitse volk wordt onvermoeibaar gerestaureerd, met puntig heimwee omhoog gekeerd, rijen pinakels, dolk naast dolk. Het lied begon in het Eerste Rijk; toen steeg het nog helder en heilig omhoog. Het koor klom ten hemel in boog aan boog, een stralende schrijn met God te kijk. Zes eeuwen later het Tweede Rijk De Wacht am Rhein en het Duitse gevoel schoten de torens voorbij het doel, vroomheid en vaderland tegelijk. Nog géén eeuw later het Derde Rijk, het hele Keulen als speelgoed stuk, alleen de Dom had nog wat geluk en rijst als een adelaar uit het slijk. Een vogel tegen de hemel aan, zo Rooms als de Paus, als de Keizer zo Duits, zo licht als een veer, zo hard als een vuist. God weet of hier weer mensen ontstaan. Vorige Volgende