Maatstaf. Jaargang 9

[p. 316]

Theodor Kramer / 1897-1960
Requiem für einen Faschisten

Du warst in allem einer ihrer Besten,
Erschrocken fühl ich heut mich dir verwandt;
Du schwelgtest gerne bei den gleichen Festen
Und zogst wie ich oft wochenlang durchs Land.
Es füllte dich wie mich der gleiche Ekel
Vor dem Geklügel ohne innern Drang,
Vor jeden Wortgekletzel und Gehäkel;
Nichts galt dir als der schöne Überschwang.

So zog es dich zu ihnen, die marschierten;
Wer weiss da, wann du auf dem Marsch ins Nichts
Gewahr der Zeichen wurdest, die sie zierten?
Du liegst gefällt am Tage des Gerichts.
Ich hätte dich mit eigner Hand erschlagen;
Doch unser keiner hatte die Geduld,
In deiner Sprache dir den Weg zu sagen:
Dein Tod ist unsre, ist auch meine Schuld.

Ich setz für dich zu Abend diese Zeilen,
Da schrill die Grille ihre Beine reibt,
Wie du es liebtest, und der Seim im geilen
Faulbaum im Kreis die schwarzen Käfer treibt.
Dass wir des Tods und Ursprungs nicht vergessen,
Wann jeder Brot hat und zum Brot auch Wein,
Vom Überschwang zu singen wie besessen,
Soll um dich, Bruder, meine Klage sein.

[p. 317]

Requiem voor een fascist

Jij hoorde, dat is waar, tot een elite,
ik voel me soms met schrik aan je verwant,
je hield ervan het aardse te genieten
en zwierf als ik vaak wekenlang door 't land;
het schriel gepingel van de kruidenieren
joeg jou en mij de kriebel door het bloed,
het leven was te rijk om 't niet te vieren:
één ding was van belang slechts: de overvloed!

Je sloot je aan bij dreunende kolonnen
op mars naar 't Niets, vermomd als morgenrood,
wie weet wanneer je twijfel is begonnen?
in elk geval te laat: je bent nu dood;
ik had je zelf zo nodig neergeslagen,
en toch: ook ik bezat niet het geduld
om in jouw taal nog een gesprek te wagen:
je bent nu dood, en dat is ook mijn schuld!

Voor jou zit ik vanavond hier te schrijven,
de krekel sjirpt hartstochtlijk in het gras,
en zoete, zware honinggeuren drijven
- je hield daarvan - rond 't bloeiende gewas;
de rijkdom van dat leven kan ons leren:
eens vreest geen mens op aarde meer 't gebrek,
pas dan, mijn vriend, kan ik ook jou ter ere
van de overvloed gaan zingen als een gek!