Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 314] [p. 314] Werner Bergengrün / 1892 Die letzte Epiphanie Ich hatte dies Land in mein Herz genommen. Ich habe ihm Boten um Boten gesandt. In vielen Gestalten bin ich gekommen. Ihr aber habt mich in keiner erkannt. Ich klopfte bei Nacht, ein bleicher Hebräer, ein Flüchtling, gejagt, mit zerrissenen Schuhn. Ihr riefet dem Schergen, ihr winktet dem Späher und meintet noch Gott einen Dienst zu tun. Ich kam als zitternde geistgeschwächte Greisin mit stummem Angstgeschrei. Ihr aber spracht vom Zukunftgeschlechte, und nur meine Asche gabt ihr frei. Verwaister Knabe auf östlichen Flächen, ich fiel euch zu Füssen und flehte um Brot. Ihr aber scheutet ein künftiges Rächen, ihr zucktet die Achseln und gabt mir den Tod. Ich kam als Gefangner, als Tagelöhner, verschleppt und verkauft, von der Peitsche zerfetzt. Ihr wandtet den Blick von dem struppigen Fröner. Nun komm ich als Richter. Erkennt ihr mich jetzt? [pagina 315] [p. 315] De laatste verschijning Ik voelde mij eens met uw land zeer verbonden, ik heb me in vermomming vaak tot u gewend, herhaaldelijk heb ik u boden gezonden, gij hebt hen verstoten en mij niet herkend! Soms klopte ik als jood in de nacht op uw ramen: een vluchteling, bang, in vervuilde kledij, gij hebt toen gezorgd dat de beulsknechten kwamen, gij voelde u heel braaf en fatsoenlijk daarbij. Ik kwam als een oude, geestlijk gestoorde vrouw, die men de angst in haar ogen las, gij vond dat de toekomst de jeugd slechts behoorde en zond de familie een urn met mijn as. Een kind zonder ouders in de oostlijke streken: ik viel op mijn knieën en bedelde om brood, maar bang dat 'k volwassen me ooit op u zou wreken, liet gij me onbewogen als prooi aan de dood. Ik was als een slaaf in de boeien geklonken, geronseld, versleept, moest ik zwoegen voor u, gij hebt mij maar liever geen aandacht geschonken. Thans kom ik als rechter. Herkent ge me nu? Vorige Volgende