Maatstaf. Jaargang 9(1961-1962)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] Johannes R. Becher / 1891-1958 Als namenloses Lied Ein Grosses, schien ihm, war noch zu vollbringen, Bevor zu Ende ging sein Lebenstag - Und sein Gedicht erhob sich wie auf Schwingen, Traumhaft erklang der Strophe Flügelschlag. Die schwere Zeit- ein dunkles Stimmenschweben, Bis eine Stimme hell den Chor durchdrang, ... und er begann, sich von sich abzuheben, Am Ende sich vollendend als Gesang. Er hat sich weit, weit von sich fortbegeben, Er konnte fernhin in die Zukunft reichen. Ein guter Wille war durch ihn geschehn. Das war sein Leben, wunderbares Leben: In eines Abendwinds herüberstreichen Als namenloses Lied durchs Volk zu gehn. [pagina 313] [p. 313] Een dichter Eén ding, zo leek het, moest hij in zijn leven nog weten eer het laatste uur zou slaan, en zijn gedicht begon erdoor te zweven als hoorde hij in 't ritme vleugels slaan. 't Veelstemmig mompelen in zware tijden bood eerst geen kans, maar toen begon in hem zich de ene van alle anderen te scheiden en werd hij wat hij wilde: een felle stem. Hij had zich ver van 't eigen ik begeven, één die zich steeds op 't komende bezint, maar weet dat hij het goede heeft gedaan. Nu hoopte hij, na 't wonderbaarlijk leven, als naamloos lied, een zachte vlaag van wind, door 't volk, om wie 't begonnen was, te gaan. Vorige Volgende