| |
| |
| |
Jacques den Haan
De jacht op de ontuchtige tepel
of
De navel als rookgordijn
Voortgezette meditaties over pornografie
Onlangs zag ik in de bioscoop een plechtigheid ter gelegenheid van de benoeming van nieuwe kardinalen. Ondersteund door weer lagere lieden schreden ze op de Paus toe, wierpen zich - voorzichtig - ter aarde en kusten zijn voet. Ik vond dat een vreemd schouwspel voor een mens, die op dezelfde wijze ontvangen en geboren is als ieder ander, die ook eens als blijde of bezorgde blik in de ogen van zijn moeder begonnen is, maar het is een duidelijk voorbeeld van r.k. hiërarchie en een gevolg van het feit, dat velen geloven, dat hij een door God geroepene is en uitvoerder van zijn wil. Dat kan ik allemaal volgen en is verder mijn zaak niet. Wat ik niet kan volgen is dat God, de eeuwige en onveranderlijke, in de ene eeuw weer geheel andere dingen gewild heeft dan in de andere. Twintig eeuwen lang zijn er lieden aan komen snellen, die beweerd hebben, dat zij nu precies wisten hoe het allemaal in elkaar zat en wat we nu weer in ons moesten onderdrukken. Eeuwenlang zijn ze ook bereid geweest, hen op te hangen of te verbranden, die daar aan twijfelden. Er zijn nu in onze samenleving mensen, die daar genoeg van hebben; nu we ons misschien binnenkort in het heelal wagen, willen zij eindelijk voor eigen risico gewoon groot worden. Na twintig eeuwen onder de duim, eindelijk volwassen.
‘Het leven is heilig’ is een doctrine van de laatste tijden en doorgevoerd tot ver buiten het redelijke. Het leven is heilig behalve als er weer oorlog gevoerd moet worden - tegen de communisten bijvoorbeeld en in het geval van de ‘ketter’. Mij ontroert de zorg, waarmee indertijd de inquisitie ‘heksen’ via martelingen tot ‘bekentenis’ dwong onder de motivering, dat haar straf in het hiernamaals dan geringer zou zijn. G. Rattray Taylor zegt hierover in zijn
| |
| |
Sex in History: ‘But it was not sufficient for the Inquisitors to decide that a certain person was a witch: it was also considered essential to obtain her confession, the rationalization being that if she died falsely protesting her innocence her post-mortem tortures would be worse. It was therefore “only common justice” to torture the victim until she said the words which would lead to her being put to death. Not even the perverted malice of Nero or Claudius conceived such a refinement of cruel casuistry as these men who claimed to serve a god of love’. Maar dat nu maar daargelaten is het leven verder heilig, zo heilig, dat, zoals een christelijke landbouwer eens verbaasd tegen mij opmerkte, we wat degeneratie betreft voor aardappelen en varkens meer belangstelling hebben dan voor de mens. In het zuiden van het land blijft, vooral in de dorpen, de vrijetijdsbesteding van, laat ik hoffelijk blijven, ook de minder begaafden in hoofdzaak beperkt tot bierdrinken, naar het voetballen kijken, toezicht houden op de mores van de buren en het zich voortplanten. Hoe dat zonder een spoor van eugenetiek kan gaan, blijkt uit een nogal onsmakelijke episode in de roman van Antoon Coolen, Stad aan de Maas. Centraal in het boek is het verhaal over Rosemarietje van Roer, een spastisch meisje, ‘wat mismaakt, verkromd, met een waterhoofd, niet debiel, maar achtergebleven in de groei, een lief monstertje’, naar de bondige beschrijving van dokter Meerdink. Ze moet een kind krijgen van haar broertje en het wordt - wat dacht U? - een ‘mooi, gezond kindje’, zoals na de bevalling zuster Marie Thérèse, compleet met kuiltjes in de wangen, opgewekt vaststelt. Dokter Meerdink heeft dan een adres in zijn boekje van een kinderloos echtpaar, dat zo graag een baby wil adopteren en zo komt het allemaal fijn voor elkaar; Rosemarietje noch de buurt weet ergens van - een met
zuidelijke zwier gestrikte happy-ending, waar ik evenwel wat tegenaan zat te hikken. [Uit mijn bespreking van dat boek in het Utrechtsch Nieuwsblad van 28 januari 1961]. Het detail over de buren is onthullend. Vooral carnaval draagt fors bij aan het hoe meer zieltjes hoe meer vreugd; Den Haag bijvoorbeeld is een instelling rijk, waar de bevallingen kunnen geschieden. Den Haag, eensdeels vanwege de goede zeelucht
| |
| |
natuurlijk, maar nóg meer vanwege de buren, die er geen weet van behoeven te hebben. De hoe dan ook ontstane kinderen worden op scholen opgevoed, waar hun vele zaken worden bijgebracht met betrekking tot de zedelijkheid, zonder veel twijfel in de trant van de ene kant van de ‘summing up’ van rechter Stable [zie Maatstaf, maart 1961]:... dat het hele geval vies is, dat het een fout was van begin tot eind en dat hoe minder er over dit volstrekt-onsmakelijke onderwerp gezegd wordt hoe beter; laten we het bedekken en laten we doen alsof het niet bestaat...’
Nu blijft dat allemaal - op carnaval na - nog wel kloppen zolang ze binnen de beschutting van het dorp blijven, onder het toezicht van de buren en van meneer pastoor, die ook terdege op de hoogte blijft van wat ze lezen àls ze lezen. Zwermen deze figuren evenwel uit naar andere gewesten, dan blijkt het wel eens niet allemaal te kloppen - gemengd zwemmen en het jolige strandleven, we moeten maar niet bij alle gevaren stilstaan - en dan kunnen ze, alleen al op het horen of het zien van het woord ‘bloot’ tot de delinquenten worden, waarover mr. J.P. Hustinx schrijft in St. Adelbert. Dat verklaart dan de discrepantie tussen zijn opinie en die van Morris Ernst in The Best is Yet, die waarschijnlijk met de criminaliteit van de grote stad te maken gehad heeft. Het is dan ook vanuit die overtuiging, dat mr. Hustinx aandringt op het ‘geregeld kritisch bekijken van de etalages’ - op zoek naar het ontuchtige bloot en vooral de Ontuchtige Tepel, ook in Amerika een artikel, dat in het nauwste verband schijnt te staan met onze eerbaarheid. In de goede stad Den Haag, waar ik woon, is een straat, die bij de feestnummers bekend staat als ‘Kuis Europa’. Er zijn daar nachtclubs, waar fraaie meiskes heur mammae aan belangstellenden laten zien en daar, hoop ik, veel geld voor krijgen - het lijkt mij niet een betrekking waar veel pensioen aan vastzit. Ik ben van een en ander niet precies op de hoogte, want ik frequenteer die inrichtingen niet. Niet geheel ten onrechte murmelde mijn vrouw, goedmoedig spottend, na lezing van mijn In het jaar drieduizend [Maatstaf, maart 1961] iets over ‘mislukte libertijn!’. Om reclame te maken voor het schoons, dat binnen te bezichtigen valt, hangen de foto's van deze meisjes
| |
| |
voor het raam en het doet mij altijd weer goed te zien, met welk een uitnemende zorg de Ontuchtige Tepel is afgeschermd. Soms door enorme papieren sterren, of sierlijke strikjes, die hem [het apparaat blijkt mannelijk te zijn] dan juist voor mij ‘obsceen’ maken, soms, en dat is meer in overeenstemming met de sadistische inslag van onze tijd, is er een kuise punaise doorgeprikt. American style! Geoffrey Wagner zegt ervan in zijn Parade of Pleasure: ‘For pin-up, or “cheesecake” art in the USA today must be “proper”; that is to say, no matter how vulgar, how crude, lascivious, or plain perverted be the pose of the model concerned, provided the nipples of her breasts and the centre of her body are covered - if only by wisps of tinsel, or what Geoffrey Gorer calls “a diamanté jockstrap” - she represents good, clean fun’. En hoe staat het met de navel, Haan, de Ontuchtige Navel? Als ik mijn ogen even sluit en mij ‘Kuis Europa’ probeer voor te stellen, geloof ik, dat het mag. Ja, de Navel mag! Dat is trouwens niet altijd zo geweest; er is een tijd geweest, dat de mate van iemands godsvrucht af te lezen was aan zijn instelling ten opzichte van de navel van Adam en Eva. Voor een schilder was de zaak bij Eva nog te redden door het sierlijk arrangeren van haar weelderige lokken, maar bij Adam moest hij kleur bekennen. Michelangelo bijvoorbeeld heeft het er stoer mee gehad. Zijn Adam bevindt zich aan de zoldering van de Sixtijnse kapel mèt navel. ‘He worked under the eye of Pope Julius II. Raphael has two pictures of Adam with a navel, both in the Vatican. One was painted for Julius II and the other for Leo X’. Bergen Evans zegt er verder over in zijn boek The Natural History of Nonsense: ‘For representations of Adam and Eve without navels, see Herman Heinrich Ploss c.s. Woman [London: William
Heinemann, 1935] Fig. 60, vol. I, p. 49’. De reeds eerder genoemde Sir Thomas Browne, die althans in den beginne anti-coïtus was, was ook anti-navel: ‘that tortuosity or complicated nodosity we usually call the Navell’ en het afbeelden ervan bij Adam inmpliceerde dat ‘the Creator affected superfluities or ordained parts without use or office’.
Waarom al die ouwe navels uit de sloot gehaald? Zo oud
| |
[pagina t.o. 168]
[p. t.o. 168] | |
Ontuchtige tepel thans tuchtig, blz. 167
| |
[pagina t.o. 169]
[p. t.o. 169] | |
‘Double talk’; blz 176
| |
| |
zijn ze niet! In het jaar onzes Heren 1944 verzette de afgevaardigde Durham van de staat North Carolina zich in het Amerikaanse Congres tegen de verspreiding onder de Amerikaanse soldaten van het geschrift van Ruth Benedict en Gene Weltfish, The Races of Mankind, onder meer op grond van het feit, dat op een van de illustraties ‘Adam and Eve are depicted with navels’. Het boekje in kwestie is het werk van twee professoren van Columbia - Ruth Benedict was anthropologe - en zij beweerden er in, dat de rassenkwestie voornamelijk gebaseerd is op vooroordeel en, alsof dat voor North Carolina [ondanks dat ‘North’ een van de zuidelijke staten!] nog niet erg genoeg was, dat tests hadden aangetoond, dat de gemiddelde intelligentie van negers uit enkele noordelijke staten hoger was dan de gemiddelde intelligentie van blanken uit sommige zuidelijke staten. Kunt U het navoelen? Dat is dan de Ontuchtige Navel als rookgordijn. Navels, ‘pornografie’ en politiek, 't is allemaal dezelfde machtsdrift, de drift om bepaalde opinies als de alleendeugdelijke aan anderen dwingend op te leggen. De zuiveren van ziel staan daarbij voor niets. Aardig berichtje bijvoorbeeld in de Publisher's Weekly van 16 januari 1961 over de regeringsafgevaardigde Kathryn Granahan, die Amerika bereist om de verspreiding van de pornografie te onderzoeken. In een interview met de pers vertelde ze, dat de distributie van ‘smut’ een onderdeel was van een communistische samenzwering! Als niets helpt kan het altijd nog eens over die band geprobeerd worden!
| |
Vrijheid van drukpers onder christelijk toezicht
Het einddoel van zowel het ministerlijke aandringen om ‘meer jurisprudentie’ als de ‘impasse’-klacht van mr. Hustinx is natuurlijk, dat er meer verboden moet worden. Tussendoel: als er maar meer geprocedeerd werd, ongeacht of veroordeling zou volgen dan wel vrijspraak, dan zouden de pornografie-fabrikanten zich nog wel eens bedenken en er de soeza niet voor over hebben. Het bestaan van de
| |
| |
beteugelcommissie, de pogingen, die ik in mijn vorige artikel vermeldde en die eerst van het vorige jaar dateren, zijn een bewijs, dat deze stormloop der vromen op de vrijheid van drukpers onder ministeriële zegen is ingezet en met elan wordt voortgezet. De vrijheid van drukpers wordt namelijk in sommige kringen uitgelegd als ‘vrijheid van drukpers onder christelijke censuur’, gespleten-tongen-taal, die goed past bij ons tijdperk. Een zeer wezenlijk gevaar daarbij is, dat de verbodsboom hoe langer hoe dikker wordt. Het heerlijke gevoel, zich zo boven zijn medemensen verheven te weten, dat men kan voorschrijven wat ze wel en wat ze niet mogen lezen, verleidt onvermijdelijk tot onstilbare, geestelijke vraatzucht. De lijsten van in beslag te nemen boeken onder Hitler werden met de week langer; begonnen ze met uitgesproken anti-nazi werken, tenslotte werd ook jacht gemaakt op Dik Trom en Kramer's Woordentolk, waarin ieder de definitie van ‘Kultur’ ging opzoeken. De jacht was meestal vergeefs, want iedereen maakte er uiteraard een sport van, die boeken uit handen van de politie te houden. In een land als Ierland, waar de verbieders blijkbaar niets in de weg staat, zijn de lijsten van boeken, die niet ingevoerd mogen worden en waarop, zoals ik reeds schreef, zelfs een wetenschappelijke studie over het leven in de concentratiekampen voorkomt, een perfecte staalkaart van de Angelsaksische literatuur - geen schrijver van enige betekenis of hij komt er op voor.
‘The desire to persecute is in us all’ heeft George Moore eens geschreven. Het is een verlangen, dat ik in mijzelf niet onderken, maar ik moest aan die regel denken toen ik eens een praatje hield over het verbieden van boeken ten gehore van jonge humanisten. Ik meende in een millieu te verkeren, waar men tegen het verbieden van boeken zou zijn. Dat bleek helemaal niet het geval; ze wilden alleen weer heel andere verboden zien! Het psychologen-echtpaar Kronhausen, dat in Leiden gesproken heeft over ‘pornografie en de wet’, vertelde van een rijke Amerikaanse verzamelaar van erotica, die uiteraard tegen censuur was en tegen het verbieden van boeken, behalve die welke betrekking hadden op het anale in de erotiek. Die moesten onvoorwaardelijk ver- | |
| |
boden worden! De verlichte filosoof Georg Christoph Lichtenberg bracht het tot de paradox: ‘Das Buch, das in der Welt am ersten verboten zu werden verdiente, wäre ein Katalog von verbotenen Büchern’.
Nu men in sommige kringen in ons land blijkbaar van mening is, dat de heksenjacht weer open is, blijkt al gauw, dat er niets te dol is, ook de aloude Boccaccio weer verdacht wordt en we thans zelfs een ontuchtige machine in ons midden gehad hebben. In opdracht van de Amsterdamse officier van justitie is op de expositie ‘bewogen beweging’ een ‘obsceen instrument’ verwijderd; tegen jonkheer Sandberg zou proces-verbaal worden opgemaakt. Er was een klacht binnengekomen van een bezoeker, die zich geërgerd had. Na inspectie oordeelde de officier van justitie ‘het instrument inderdaad aanstotelijk voor de eerbaarheid’, waarna de machine in beslag werd genomen, aldus Het Vaderland van 18 maart 1961. In een spottend stukje in die krant van 20 maart zegt Hendrik Hagenaar, na de draak gestoken te hebben met de aanbrenger, alsmede met ‘hoe immoreel het mobilium-in-kwestie’ was, te hopen, dat de zaak geseponeerd zal worden. Hoewel ik de museum-directeur de overlast gaarne bespaard zou willen zien, vind ik van niet. Het lijkt mij bijzonder nuttig, dat ons land de risee van de wereld wordt met deze wereldprimeur. Het wordt alleen een slag voor de industrie, waar duizenden jonge meisjes en vrouwen dagelijks haar eerbaarheid staan te stoten aan prikkelende machines, ga eens naar een ponsmachine kijken, hoe immoreel die wel is en ik vind eigenlijk alle machines waarbij pompzuigers werken aanstotelijk voor mijn eerbaarheid. Er is van de democratie wel eens gezegd, dat we allemaal gelijk zijn, maar dat de een wel eens gelijker is dan de ander. Zo gaat het ook hiermee. Een man van internationale reputatie als jonkheer Sandberg moet, als de zaak doorgaat, een advocaat in de arm nemen, zijn tijd verdoen met het voeren van zo'n proces; zijn naam wordt gekoppeld aan ‘pornografie’, hoewel men de opinie van dezulken, die dit iets zegt, onder de zolen kan lappen, terwijl de aanbrenger veilig in
zijn anonimiteit blijft en ongetwijfeld overtuigd is, dat hij met zijn verklikkerij een bank vooruit in de hemel gekregen heeft;
| |
| |
deze fijn-besnaarde ziel kan vredig thuis zijn eerbaarheid gaan uitdeuken. Het verdedigen van de deugd, hoezeer ze moge stinken als de wit-gepleisterde graven uit de bijbel, vol doodsbeenderen en atoombommen, kost niets, daar betalen we allemaal aan mee, zich de hypocrieten van het lijf houden kost dikwijls veel geld: de Amerikaanse Groves Press betaalde in eerste instantie voor de verdediging in het proces over Lady Chatterley's Lover 50.000 dollar, Penguin Books in Engeland schatte de rekening op 13.000 pond - in de eeuw van de ruimtevaart is het altijd nog goedkoper, in de ooievaar te blijven geloven. Ik schreef reeds over de heksenjacht, die in 1954 in Engeland ontketend is en die tot zo'n verheugend, averechts resultaat geleid heeft. De Bookseller van 18 februari 1961 komt er nog op terug: ‘While more than one of the highly reputable publishers accused in 1954 accepted the Court's challenge with the urbanity and fervency of a Crusader against Vandalism, at least one of them collapsed from nervous strain af ter the trial; and one of the authors, probably the most gifted of those whose works were challenged that year, has never since written a single word. No court can put that right’. Dat is de schandelijke achtergrond van het ‘procedeer maar’ van het: men rekene de uitslag niet, maar telt het doel alleen!
| |
Odor di femina
De pornografie bevredigt volgens mr. Hustinx [zie Maatstaf, maart 1961] geen seksuele prikkels, doch ‘forceert de opwekking ervan en voert hen op tot een intensiteit, die het redelijk besef schaadt en ontluistert, het schaamtegevoel doorbreekt en kan leiden tot seksueel wangedrag’ - voorwaar een hele mondvol! Een moeilijkheid is uiteraard dat ‘redelijk besef’. Ik weet niet wat dat is. Ik begrijp niets van het ‘redelijk besef’ van mr. Hustinx en hij zal uit mijn schrijven ongetwijfeld de conclusie trekken, dat het mijne is ‘geschaad’ en zelfs ‘ontluisterd’. Dat mag best. Ik ben in een leven, waarin boeken een belangrijke rol hebben ge- | |
| |
speeld, een matig gebruiker van ‘pornografie’ geweest en nu bedoel ik niet die van de ‘roomblanke bollen’ [Maatstaf, maart 1961] en ik ben het voor een deel eens met Alec Craig, die in zijn studie The Banned Books of England stelt: ‘The dullness of pornography provides a clue to its essential nature. It is a substitute for experience and nothing more’. Natuurlijk maar voor een deel eens, want als pornografie werkelijk zo in gelijke mate ‘dull’ zou zijn, zou de bestrijding ervan een zinloos gebaar zijn wegens gebrek aan afnemers. Ik ben eerder van mening, dat er grote verscheidenheid is in de mate van prikkel en ‘dullness’, dat de een door dit, een ander door iets geheel anders geprikkeld wordt Naast veel, waarvoor ik geen minuut zou verdoen om het te herlezen, zijn er inderdaad in ‘hard core pornography’ situaties, die mij ‘prikkelen’; dat gebeurt trouwens gelukkig zonder boeken ook en ik ‘ontprikkel’ dan ook wel weer. Een sterk erotisch boek als Histoire d'O van Pauline Réage, dat sommigen bijzonder boeit en dat hier en daar blijkbaar wel eens
‘gespeeld’ wordt, laat mij koud omdat sadistische handelingen tegenover vrouwen mij tegenstaan en buiten mijn erotische instelling vallen. Lesbische vrouwen daarentegen boeien mij, althans in geschrifte. Het is zelfs zo, dat mochten de aanhangers van de leer der reïncarnatie gelijk krijgen en ik op aarde zou moeten wederkeren, als vrouw bijvoorbeeld, ik zonder twijfel lesbisch zou willen zijn omdat ik het denkbeeld, opnieuw een vrouw te mogen strelen en omhelzen zeer bepaald oneindig verleidelijker vind dan dat ik met een man naar bed zou moeten...
‘Substitute for experience and nothing more’. Met werkelijke pornografie heb ik eerst kennis gemaakt toen ik in de twintig was en die, getrouwd als ik was, voor mij geen ‘substitute for experience’ meer behoefde te zijn. In mijn puberteitsjaren gold Malle Gevallen van Hans Martin voor uitermate ‘schuin’ - voor zover ik het mij kan herinneren, heeft het mij weinig gedaan. Wel weet ik, dat enkele regels van Zola, ik meen uit Nana, mij in die jaren tot onanie verleid hebben; al kon ik er mijn leven mee redden, ik zou niet meer weten wèlke regels, en verder was er een boek van Schürmann [??] De Berkelmans of iets dergelijks - spreek
| |
| |
mijnentwege van een Freudiaans blok, ik kan het mij niet precies meer herinneren - dat hetzelfde vermocht. Ik neem aan, dat mijn schaamtegevoel toen wel ‘doorbroken’ zal zijn, maar daaronder ben ik gelukkig mijn verdere leven niet gebukt gegaan. Verder wonden sommige lingerie-winkels mij toen wel op en fraaie boezems, mitsgaders wat Adriaan Morriën een ‘bijzonder mooi been’ genoemd heeft - dit laatste gelukkig altijd nog, dank U! Nee, ik geloof, dat het ideaal, dat de vromen voor ogen zweeft: een geheel rein Nederland, waarin geheel reine, ongeprikkelde Nederlanders rondstappen, die allen hetzelfde geloven, niet zo dadelijk te verwezenlijken is. Want stel voor, dat we allemaal met de blinddoek secuur voor de ogen, de neus afgestopt vanwege de ‘odor di femina’, de watjes in de oren en de mond alleen voor ademhalingsdoeleinden te gebruiken, rondgeleid door de clerus hier ons toekomstig heil liepen te verdienen, dan nòg was daar de verbeelding. Dan nòg kleedden sommigen een vrouw traag uit, ha! sloegen anderen haar met zweepjes, ho! lieten nog anderen zich met zweepjes slaan, hu! kortom, heersten er in sommige verbeeldingen toestanden, waarbij Bob en Daphne, I, II of III naar keuze, in het geheel niets zouden zijn. Richard Condon geeft er in zijn roman The Oldest Confession een aardig voorbeeld van. Het betreft Mrs. Pickett in gezelschap, dat haar verveelt: ‘Mrs. Pickett retreated to her private world... where she always had a much better time anyway. She slowly undressed a tall, faceless film actor in her mind, then caused him to come running to her pleading for her body. With delicacy and out of consideration of the others, she closed her eyes as she gave herself to him’. En laten we de fameuze monoloog van Molly Bloom niet vergeten!
Dat boeken iets te maken hebben gehad met het begin van mijn seksuele opvoeding, is uitgesloten. In ons gezin werd de seksualiteit volstrekt genegeerd. De ‘Aufklärung’ heeft dan ook plaats gevonden door middel van schoolvriendjes, die meer bij de tijd waren dan ik, mogelijk voorzien van oudere broers of zusters, die het grote nieuws wel zouden doorgeven [ik was, na de dood van mijn ouder broertje, de oudste, er waren geen zusters]. Het was zonder enige twijfel
| |
| |
een schokkende ervaring en ik weigerde ook eerst het te geloven: dat mijn vader en moeder, dat Jozef en Maria... neen, hetgeen uiteraard begroet werd met satanisch hoongelach - wat is er wreder dan schooljeugd, welke bovendien waarschijnlijk dezelfde schok kort tevoren verwerkt had. Ik had in die tijd een verering voor een bijzonder mooi meisje, waarvan ik - gelukkig slechts in eerste instantie - walgde als ik bedacht, dat zij toegerust zou zijn met de geslachtelijke apparatuur, die mij in waarschijnlijk niet al te exacte details toch bijzonder uitvoerig beschreven werd. Als reactie volgde een periode van goorbekkerij, die mijn gehele schooltijd, tot in mijn roeiersjaren geduurd heeft en die door de meest krasse pornografie - en nu bedoel ik inderdaad pornografie - toch nooit meer te overtreffen zou zijn en inderdaad nooit overtroffen is. Het enige boek, dat in mijn jaren op de lagere school - een ‘school met den bijbel’ - met seksualiteit uitstaande gehad heeft, is die bijbel geweest. Na het verhaal, ons gedaan over de apostel, die in ‘de stok’ zat in de gevangenis, bereikte mij van een klasgenote het minzame verzoek of zij mijn ‘stokbewaarder’ wel mocht zijn. Als ik over huidige graffiti hoor, heb ik weinig illusies, dat dit thans aanzienlijk anders is. Zelf heb ik, voor zover ik mij herinner, nooit de behoefte gehad tot ‘kalken’; iemand, die in deze zaken enige ervaring heeft, zei me, dat ze met het weer in verband staan en met de seizoenen - de lente vooral. Nieuwste aanwinst voor verzamelaars: naast de gebruikelijke drieletterwoorden dit keer de vertwijfelde kreet: ‘Absortus plegen!’, hetgeen ik eerst absort zou willen noemen.
| |
Buurman
Bevordert het boekverbieden dus de geestelijke vraatzucht, het is ook altijd een aanbrengerszaakje. Het is namelijk niet zo, dat een man, die erop uitgaat om een godvruchtig of stichtend werkje te kopen, tot schrik en ontsteltenis van de hele familie met ‘pornografie’ thuiskomt, die als een literaire bom op het zondagse tafelkleed uiteenspat. Zo is het
| |
| |
bepaald niet. Nee, het is een zaak van snuffelen en loeren en provoceren. Alec Craig vermeldt in zijn The Banned Books of England het uitermate onzindelijke geval van een boekverkoper, die lastig gevallen werd door een als militair uitgedoste ‘agent provocateur’ [dat wist hij natuurlijk niet]. De ‘militair’ drong aan dat de boekverkoper hem een paar boeken zou leveren, die hij niet in voorraad had. De boekverkoper weigerde dit tot zes maal toe, maar bezweek ten slotte om van het gezeur af te zijn. Hij werd veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf en honderd pond boete. Een tijd geleden zag ik een Amerikaanse envelop. De een of andere ‘pressure group’ had een slagzinnetje erop afgedrukt, zoals men dat doen kan: ‘Eet meer bananen’ of ‘Gedenk de Boekenweek’. In het Amerikaanse geval stond er: ‘Report obscene mail to your postmaster’, welke openlijke uitlokking tot aanbrengen; naast een 8-cents postzegel te lezen was met de beeltenis van Jose de San Martin, ‘Hero of the Andes, Champion of Liberty’! een soort ‘double talk’, die in onze schizoïde samenleving niet eens meer opvalt. In mijn code staat de aanbrenger als een van de verachtelijkste wezens genoteerd, ter hoogte van de schrijver van anonieme brieven.
Voorts is het verbieden of trachten-verboden-te-krijgen een zaak van hoogmoed, de hoogmoed van de man, die zich opwerpt om de zeden van zijn buurman te beschermen. Hij zelf kan er namelijk best tegen, tegen de ‘pornografie’, maar zijn buurman niet of achterlijke Gerritje niet en als die ‘geprikkeld’ zou worden, schijnt dat een soort natuurramp op te leveren, die ten koste van alles voorkomen moet worden. Dat is ook een achtergrond van het proces over Lady Chatterley's Lover en een heel onthullende! Men weet, dat de verdediging met het topje van Engelands intelligentsia als getuige à decharge was verschenen, getuigen, die scherpzinnige verhoren van verdedigers en aanklager Mr. Griffith-Jones te doorstaan hadden. Een voor een trok de geestelijke elite voorbij - bij de latere getuigen zag de aanklager meestal maar van nader verhoor af. Dit leek nu toch een uitgezochte gelegenheid, nu voor het eerst ‘deskundigen’ bij de procesvoering werden toegelaten, voor de aanklager eens haarfijn
| |
| |
uit de doeken te doen hoe en bij wie dat ‘redelijk besef geschaad en ontluisterd’ wordt, wat er gebeurt als het schaamtegevoel doorbroken wordt, de eerbaarheid gestoten of gestuit, weet ik veel. In dit gezelschap van vlijmscherpe advocaten had het natuurlijk geen zin, met de stokoude grammofoonplaat aan te komen van ‘vies, smerig, kwetsend, aanstotelijk voor de eerbaarheid’ en al die strijdkreten uit het museum meer. Deze verdedigers hadden daaraan niet veel heel gelaten. Het had ook weinig zin om met een figuur te verschijnen, die zou zeggen, ja, mij deed het niets, maar mijn buurman... Nee, nu eindelijk eens met die buurman zelf op de proppen! Zogoed als mr. Hustinx in gesprekken met delinquenten en ook zijn ‘zielzorgers’, die dat beamen in Arnhem, ervaren hebben welke schade de pornografie wel zou aanrichten, zo zullen er bij de vele miljoenen grotere bevolking van het Britse koninkrijk toch zonder moeite figuren te vinden zijn geweest, die schade aan hun ziel hadden geleden en in een intelligent kruisverhoor niet door de knieën zouden gaan. Dan zou ook de interessante vraag naar voren gekomen zijn wie hen tot de lectuur verplicht had, die zo kennelijk nadelig voor hen was. Dat zou toch niet zo moeilijk zijn geweest, zou men denken, maar het bleek onmogelijk, want tot ieders verbazing verscheen de aanklager zonder één belastende getuige, waarschijnlijk toch ook wel tot zijn verdriet. De ‘eerbaarheid’ liet het afweten en Mr. Griffith-Jones moest het pornografische varkentje alleen wassen. Deze toch wel heel opvallende kaalheid, die misschien sommigen wat te denken zal geven, is in Engeland aanleiding geweest tot een grapje, dat van mond tot mond gegaan zal zijn, maar er moeilijk afgedrukt kon worden en dat ik nu als ornamentje bij een historisch proces voor de statistiek wil vastleggen. De rector van Eton heeft gezegd, dat zijn jongens zelf maar moesten uitmaken of ze de
‘Lady’ wilden lezen of niet. Dit in tegenstelling tot de ‘headmaster’ van Harrow, die het ten strengste verboden heeft, maar het boek niet heeft gelezen, zomin als de Schotse dame, die het op straat met een tang vasthield en het publiekelijk verbrandde. Tot zover krantenberichten en nog niet het mopje. De ‘headmaster’ van Harrow - en nu begint de legende - | |
| |
zou ook gezegd hebben, dat hij wel als getuige à charge wilde optreden bij het proces. Toen hem daarop gevraagd werd, waarom hij er voor voelde in de ‘Old Bailey’ in zijn hemd te worden gezet, beweerde hij dat hij grote bezwaren had, dat het boek in kwestie in een goedkope uitgave voor iedereen en dus ook voor zijn jongens beschikbaar zou zijn; het zou, vervolgde hij, ‘disturb the pure, harmonious homosexual atmosphere of Harrow...’
| |
Buurvrouw
‘De Westduitse justitie gaat na of de verspreiding van Lady Chatterley's Lover van D.H. Lawrence, dat onlangs in Engeland werd vrijgegeven, met de strafwet in strijd is. Dit geschiedt na een klacht van de “Volkswartbund” in Keulen, een r-katholieke vereniging ter bestrijding van openbare onzedelijkheid’.
Het Vaderland, 9 februari 1961
Blij, dat onze Duitse buurvrouw ook weer in ons midden is! Ze stinkt nog wel horribel naar de slacht, maar in de strijd om het fussoen moeten we niet op een luchtje letten en als het om de vieze feiten van het leven gaat, om het bestrijden van de lagere hartstochten, dan neemt buurvrouw even vrij van het cultiveren van de hogere en dan staat ze pal, op de bres, overwint ze op alle fronten, kortom, dan nebben ze een kwaje aan buurvrouw! Bij haar geen aantasten van het zedelijk besef, dat ze altijd zo mooi haaks weet te dragen en geen winkelhaakje in de eerbaarheid! Leer ons buurvrouw kennen!
We hebben een goeie aan buurvrouw! Ze heeft een rijpe ervaring, niet alleen op het gebied van het uitroeien, maar ook op dat van het toezicht houden en het verbieden. Dat was al zo onder Wilhelm II, de ‘Herrlichen Zeiten führe Ich Euch entgegen-Wilhelm’, toen liep het wat door elkaar,
| |
| |
politiek en pornografie, maar ze stonden ook toen al pal en wie zich afwijkende meningen veroorloofde, kon daar in de gevangenis dan over nadenken. Sommige kranten hielden er zelfs een ‘zit-redacteur’ op na. Dat was die man z'n boterham; was er in de krant over de lagere hartstochten gesproken of met al te veel nadruk op het lidwoord over ‘der Brandenburger Tor’, dan nam hij afscheid van vrouw en kinderen, ging ‘zitten’ en werd alles weer zuiver en mooi...
Van buurvrouw's noeste vlijt getuigt het werk van H.H. Houben, Verbotene Literatur von der klassischen Zeit bis zur Gegenwart [2 Bde. 1924-1928]. Twee lijvige delen over in hoofdzaak op politieke of religieuze gronden verboden geschriften. Ze bevatten de historie der juridische veldslagen van onder andere het uitgevershuis Brockhaus en van vele schrijvers, alsmede van de soms schokkende en soms zelfs verlammende invloed van het verbod van een bepaald boek op hun leven en werken. Het waren, ik doe maar een greep, schrijvers als Bettina von Arnim, Hermann Bahr, Clemens Brentano, Wilhelm Busch, Richard Dehmel, J.G. Fichte, Gustav Freytag, Franz Grillparzer, Gerhart Hauptmann, Friedrich Hebbel, Heinrich Heine, Immanuel Kant, Heinrich von Kleist, Lessing, Schiller, Hermann Sudermann; opvallend hiaat: Frank Wedekind, die herhaaldelijk door zijn toneelstukken met de censor overhoop gelegen heeft.
Vooral het uitgevershuis Brockhaus heeft in de vorige eeuw proces na proces moeten voeren en dat is hoogstwaarschijnlijk ook de reden geweest, dat het fameuze manuscript van de gedenkschriften van Casanova van 1820 tot 1960 ongepubliceerd in de kluizen van deze firma heeft gelegen. Het is bepaald niet het enige geval waarbij door toedoen van het vrome volk onherstelbare schade is aangericht - bij de boekverbrandingen tijdens de ketterjachten op welke ketters dan ook zijn vele kostbaarheden onherroepelijk voor de mensheid verloren gegaan; dit keer is de politiek er de schuld van, dat in 1945 de archieven van de kastelen Hirschberg en Toeplitz verbrand zijn, die ontelbare documenten betreffende Casanova bevat hebben; ze zijn niet meer te vergelijken met de editio princeps, die vrijwel geen sterveling vóór 1960 gezien had. [De boeiende bibliografische geschiedenis van
| |
| |
deze memoires, die van bijzonder belang zijn voor de cultuurhistorie is, stellig te beknopt, te vinden in het aprilnummer van Litterair Paspoort]. Voortdurend vervolgd is ook de nu waarschijnlijk wel onvindbaar geworden reeks Kryptadia: Recueil de documents pour servir a l'étude des traditions populaires, de erotische folklore van overal op de wereld: Servië, Bretagne, Polen, de Oekraïne enz. De negen delen, die in de loop der jaren verschenen zijn, moesten telkens op een andere plaats uitgegeven worden. Min of meer een voortzetting ervan is de al even zeldzame reeks Anthropophyteia, Jahrbücher für Folkloristische Erhebungen und Forschungen zur Entwicklungsgeschichte der geschlechtlichen Moral. Daar weinigen, naar ik aanneem, deze boeken ooit gezien hebben, doe ik hier een luchtig greepje uit de inhoud: Erotische Tätowierungen, Erotische und skatologische Kinderreime, Geruchsinn in der Vita sexualis, Erotik in der Numismatik, Phalluskult in Japan, Erotik und Skatologie der südslavischen Küche, Unzüchtlge Gebärden, Erotisches auf dem Kasernenhofe, Représentation de la vulva dans les graffiti contemporains enz. Ondanks het duidelijk wetenschappelijke karakter van deze uitgaven met bijdragen van geleerden van naam en de geringe oplage, waarbij werkelijk nooit op ‘populariteit’ gedoeld kàn zijn, zijn deze werken, die voor de eerste wereldoorlog verschenen zijn, voortdurend belaagd en in beslag genomen. Buurvrouw kòn ze niet met rust laten.
Een cultuurhistoricus als Eduard Fuchs is het niet veel beter gegaan. Zijn Das erotische Element in der Karikatur uit 1904, zijn Geschichte der erotischen Kunst [1908], zijn Illustrirte Sittengeschichte [1909-1910] in verschillende delen zijn tot heden niet overtroffen standaardwerken, ware pakhuizen vol van de merkwaardigste zaken over het geslachtsleven van de mens in het verleden. Het is nu al niet eens meer eenvoudig om snel iets over hem te vinden. Want standaardwerken op dit unieke terrein of niet, de Grosze Brockhaus-encyclopedie is nu ook weer niet zo ‘groot’ om ook een geleerde van zijn formaat op te nemen. Ook in de Winkler Prins is hij met zorg ‘vergeten’. Over zijn werk is geprocedeerd in Stuttgart en München. Lo Duca zegt er over in zijn Histoire de l'Erotisme: ‘Ces très longs procès ont
| |
| |
créé un précédent important pour l'érotologie en général, car ainsi fut prouvée l'inanité de toute accusation de “pornographie” pour un travail scientifique au thème déterminé... l'accusation fut récusée et seul le ridicule des poursuites a survécu. La defense aurait peut-être été plus aisée si Fuchs avait été un savant plus rigoureux, négligeant moins les références et les sources. Fuchs naquit en 1870 à Göppingen, vécut à Berlin-Zehlendorf et mourut à Cologne en 1947’.
Dat er natuurlijk geen druk is zonder tegendruk en dat de Duitse spitsburger stellig reden had tot ‘ernstige bezorgdheid’, blijkt wel uit bibliografieën van een typisch negentiende-eeuws karakter als die van Hugo Hayn: Bibliotheca Germanorum gynaecologica et cosmetica, Verzeichnis deutscher sexueller und cosmetischer Schriften mit Einschluss der Uebersetzungen nebst Angabe der Originale. Unter besonderer Berücksichtigung der älteren populären Medicin und Beifügung von Antiquarpreisen. Leipzig, 1886. Verder van hem: Bibliotheca erotica et curiosa Monacensis, Verzeichnis französischer, italienischer, spanischer, englischer, holländischer und neulateinischer Erotica und Curiosa von welchen keine deutschen Uebersetzungen bekannt sind. Berlin, 1899. Met medewerking van Alfred N. Gotendorf werd dit laatste ten slotte tot: Bibliotheca Germanorum erotica et curiosa, Verzeichnis der gesamten deutschen erotischen Literatur mit Einschluss der Uebersetzungen nebst Beifügung der Originale. München, 1912-1914, in maar liefst acht delen, ik veronderstel wel de uitvoerigste bibliografie, die er over het onderwerp bestaat.
Tussen de beide oorlogen is er tot 1933 een periode geweest van grotere persvrijheid. Het was de tijd, waarin de ‘Sittengeschichten’ van alles en nog wat verschenen zijn, opgesierd met nogal kitschige plaatjes en teksten, waarbij gewoonlijk heel zwaar op Fuchs geleund werd. Dan was er ook nog een bijzonder duur, in halfleer uitgegeven, min of meer in elkaar geflansd, soms bijzonder onbetrouwbaar vierdelig Bilderlexikon der Erotik [Wenen, 1928-1931].
Ik meen in 1929 verbrandde de ‘dean of St. Paul’ in Engeland het werk van Havelock Ellis, Studies in the Psychology of Sex en met de bescheidenheid, die een christen
| |
| |
siert, stofte hij daar publiekelijk op in de pers, zo in de trant van: neem een voorbeeld aan mij, zo'n zuivere ziel ben ik... Ik heb dat toen, ik herinner het mij nog, met enige bevreemding gelezen... hé, lopen die ook nog vrij rond? Enkele jaren later werd dit lichtende voorbeeld in het groot nagevolgd in Berlijn; vooral de bibliotheek van het Institut für Sexualforschung moest het ontgelden; de haat tegen de impuls, die het leven schiep kon zich uitleven en de studenten, die het stoute stuk volbrachten, riepen in spreekkoren, dansend rondom de boekenbrandstapel, meer profetisch dan kuis: ‘Wir scheiszen auf die Freiheit!’ Waar er zoveel geloofd wordt in deze wereld, permitteer ik het mij nu, ook eens wat te geloven: ze zijn allemaal vóór Stalingrad doodgevroren!
| |
Aan de zijde der engelen
Bij sommigen heerst nog altijd de mening, dat de zonde in de wereld komt door de ‘slechte’ boeken. In het voorwoord bij Mademoiselle de Maupin, een roman, die het voorrecht gesmaakt heeft, in Rusland door de Tsaar zelf in de ban gedaan te worden, zei de schrijver, Théophile Gautier: ‘Les livres suivent les moeurs en les moeurs ne suivent pas les livres’ en verderop... ‘les livres sont les fruits des moeurs’. Dat hielp in 1835 niet en nu nog niet. ‘Slechte’ boeken prikkelen bijvoorbeeld tot masturberen en dat zal best eens gebeuren, maar als we nu bij Havelock Ellis lezen in ‘Auto-Erotism’ uit Studies in the Psychology of Sex over de honderden middelen, die hij bladzijden lang opsomt, die tot auto-erotisme leiden, dan moet het toch opvallen, dat ‘slechte’ boeken helemaal niet vermeld worden. Met de zorg, die hem als geleerde siert, gaat hij dan verder uitvoerig in op het aantal dergenen, die masturberen; hij kritiseert velerlei statistieken, waarop ik hier niet kan ingaan; de cijfers liggen ergens tussen de 77 en 99 procent, maar hoe ze ook mogen liggen, werkelijk, zóveel ‘slechte’ boeken om dat allemaal voor elkaar te krijgen, bestáán er niet. In mijn jeugd
| |
| |
werden we er tegen gewaarschuwd, tegen het masturberen, je kon er de ‘tering’ van krijgen, volgens sommige doctrines zelfs de ‘vliegende tering’ en in ieder geval deed het schade aan je ruggemerg. Havelock Ellis gaat ook hierop uitvoerig in en somt als gevolgen, waarmee in de negentiende eeuw gedreigd is op: ‘Geestesziekten, epilepsie, verschillende vormen van oogziekten, verschillende vormen van neuralgie, astma, hartklachten, scheelheid [!], doofheid, strange sensations at the top of the head, painful menstruation, catarrh of uterus and vagina, morbid changes in nose, wratten op de handen van vrouwen, een niet te beschrijven huidlucht bij vrouwen’, kortom, meer dan honderd ‘morbid conditions’ als gevolg van masturberen! Als we dan bedenken, dat, pakweg tachtig procent van de mensen er zich mee bezighoudt, dan vind ik, dat ze er merkwaardig gezond en vief bijlopen. Bakerpraat, die in onze tijd gelukkig bij velen uit de wereld zal zijn, zoals misschien eens boeken zullen worden vrijgesproken van het brengen van het steile verderf. Geen boeken dus bij Havelock Ellis, integendeel, wèl in ‘The Revaluation of Obscenity’ de verklaring, dat ‘obscenity can have in appropriate circumstances a definite cultural and social value’. De psychiater Dr. Bourne, wiens getuigenis door de rechter in Nieuw-Zeeland niet werd toegelaten [Maatstaf, maart 1961] beweerde dus ‘that reading is of negligible importance in directing or stimulating sexual activities’. In de twee lijsten, die het psychologen-echtpaar Kronhausen na jarenlange wetenschappelijke onderzoekingen in deze materie publiceert in Pornography and the Law, lijsten, waarin voorkomt wat bij jeugdigen als prikkelend voor de ‘sexual activities’ werd ervaren, komt ‘lezen’ in het geheel niet voor; in een andere lijst achteraan onder het hoofd:
‘Love stories in books’ [‘which could be anything from “true romances” to “hard core obscenity”]. Zij schrijven in hun baanbrekende werk verder: ‘A number of psychologists and psychiatrists have come out strongly against censorship of erotic literature”; zelf hebben ze de mening, dat die in sommige gevallen zelfs therapeutische waarde kan hebben, en vermelden voorts: “In the same vein, a prominent children's court judge, George S. Smyth, of New York, informed
| |
| |
an inquiring state commission that of 878 causative factors which troubled children, reading was not even on the list, but that difficulty in reading was!’. Een geleerde als Dr. Kinsey, die zijn leven lang in deze materie gewerkt heeft, gaat nauwelijks in op het chapiter van lectuur en seksuele prikkel. Ik citeerde reeds het oordeel van de Amerikaanse advocaat Morris Ernst en zijn bericht, dat een zo volijverig genootschap als de ‘Vice Society has no worthy testimony bearing on the relation of books and anti-social deeds’. Mr. Hustinx is overtuigd van de schadelijkheid van pornografie voor ouderen. ‘Gesprekken onder vier ogen met delinquenten’ hebben hem daarover ingelicht, ‘en ik ben ervan overtuigd, dat ook psychiaters en zielzorgers ditzelfde kunnen getuigen’ - andere psychiaters dan blijkbaar en voorts is het toch bepaald jammer te noemen, dat ze hun opvattingen dan eens niet bij het proces over de ‘Lady’ openlijk beleden hebben, in plaats van onder vier ogen. Want hoewel ik niet een aanbidder-door-alles-heen ben van de statistiek of van de psychologie heb ik in ‘onderzoek’ toch oneindig meer vertrouwen dan in kosteloze kreten.
Het helpt alles niets Generatie na generatie beginnen we weer van voren af aan, zoals de toch goed rooms-katholieke Graham Greene in 1954 in een open brief aan de Times heeft geschreven: ‘Must we have the whole nonsense over again? Is the whole dreary routine to be followed once more: books to be condemned and then resuscitated when a more reasonable attitude prevails?’ Ja, meneer Graham Greene, dat moet, altijd willen de ‘pressure groups’ anderen beletten te leven waar ze zin in hebben en het geheel blijven we toch opgewekt ‘vrijheid van drukpers’ noemen. Waarom dat moet, is bijzonder aardig te vinden in Sex in History van G. Rattray Taylor, waar de schrijver via Freudiaanse theorie, Oedipus uiteraard, vader- en moederbindingen tot de indeling komt van ‘patristen’ en ‘matristen’.
Patrist:
Beperkende houding t.a.v. de seksualiteit |
Beperking van vrijheid voor de vrouw |
Vrouwen beschouwd als minderwaardig, zondig |
Kuisheid hoger gewaardeerd dan welvaart |
| |
| |
Politiek autoritair |
Conservatief; tegen vernieuwingen |
Wantrouwen tegenover diepgaand onderzoek |
Geremdheid, vrees voor spontaneïteit |
Diep gewortelde vrees voor homoseksualiteit |
Onderscheid tussen de seksen alle nadruk [kleding] |
Ascetisme, angst voor plezier |
Vader-religie |
Matrist:
Toegefelijke houding t.a.v. sex |
Vrijheid voor de vrouw |
Hoge status van de vrouw |
Welvaart huger gewaardeerd dan kuisheid |
Politiek democratisch |
Progressief, revolutionair |
Geen wantrouwen in ‘research’ |
Spontaan. Neiging tot vertoon |
Diep gewortelde vrees voor incest |
Onderscheid tussen de seksen geminiseerd |
Genotzuchtig, plezier is welkom |
Moeder-religie |
Als we dan, verderop, in Sex in History lezen: ‘Matrists, when in power, rarely pass laws compelling patrists to behave as matrists do; but when patrists are in power they invariably seek to make matrists conform’, dan hebben we de zaak aardig rand.
Deze ‘matrist’- en ‘patrist’-theorie heeft niet alleen betrekking op mensen, maar oak tijdperken in de historie zouden er door bepaald zijn, hetgeen de basis vormt voor een belangrijk deel van het verdere betoog van de schrijver. Een merkwaardig voorbeeld van zo'n instelling, een voorbeeld, dat Rattray Taylor zelf niet noemt - hij vindt het misschien geen ‘history’ - vond ik in het verhaal over Sodom en Gomorra in ‘Genesis’ 19. We hebben daar stellig een duidelijk patristische samenleving: de vrouw was zonder meer eigendom van de man, alleen goed om te baren en bij onvruchtbaarheid de woestijn in te sturen, ‘wijven en bijwijven’ was normaal, kortom, het tijdperk van de patriarchen. Men weet, dat de twee engelen kwamen om Lot te redden, toen
| |
| |
de twee steden verwoest zouden worden, onomstotelijk als straf voor homoseksuele gedragingen van de inwoners: ‘diep gewortelde vrees voor homoseksualiteit’. Lees dan verder de verzen 31 en volgende over Lot en zijn dochters: ‘Kom, laat ons onzen vader wijn te drinken geven, en bij hem liggen, opdat wij van onzen vader zaad in het leven behouden En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haren vader’. Het wordt ons verteld met een volslagen onaandqerilijkheid, zonder één woord van afkeuring als ware bloedschande normaal. In dat patriarchale tijdperk was homoseksualiteit kennelijk doodzonde en incest niets bijzonders. Een zo duidelijk ‘patristische’ figuur als Abraham Kuyper kon op 29 januari 1902 in de Eerste Kamer zelfs de naam van de gruwbare zonde, ‘waarom Gods eens steden in een zoutdal veranderd heeft’, niet over zijn lippen krijgen, zoals ik las in de studie van Dr. H.W. van Tricht over Louis Couperus, een verkenning.
De ‘patrist’ houdt niet van ‘research’ - men kan ook zeggen: hij ‘gelooft’ liever dan dat hij ‘weet’. Uit de enkele jaren geleden gepubliceerde koninklijke memoires bleek duidelijk een onmiskenbare vroomheid, maar tevens een ware afschuw van wetenschap; dit behoort bij het ‘christelijke’ patroon. In de slag om Darwin heeft indertijd de eerste minister van Engeland, Benjamin Disraeli, 1st. Earl of Beaconsfield, het beknopt, simplistisch, maar stellig poëtisch uitgedrukt met de historische woorden: ‘The question is this: Is man an ape or an angel? My lord, I am on the side of the angels’. Dat is een heel mooi standpunt. Dat de zijde van de apen - het ‘onchristelijke’ patroon - toch ook niet geheel te verachten is, blijkt uit het feit, dat een land als Rusland, waar het analfabetisme nog maar kort geleden overwonnen werd, nu reeds zijn sputniks zwaarder en verder vermag te verzenden dan Amerika. Raketten bewegen zich namelijk niet via het geloof door het heelal, maar via de kennis, de wetenschap. Termen als ‘high-brow, egg-head, longhair-guy, foolosopher, wise-dome, weisenheimer’ duiden op de minachting, die men in Amerika, w aar men de zonderlingste zaken ‘gelooft’, àlles, als 't maar niet waar is, voor de man van de wetenschap had; zijn status lag even boven die van
| |
| |
een bordenwasser. Dit heeft tot aan de eerste Russische raket geduurd; met het rijzen van de raketten op Cape Canaveral steeg ook het respect voor de man van de wetenschap. Research en anti-research, weten of geloven de psychiaters in Nieuw-Zeeland kunnen beweren wat ze willen, de rechter voelt niets voor hun ‘weten’ en daarom ook is de definitie van pornografie overbodig, zowel in Arnhem als in ‘The House of Commons’ [Maatstaf, maart, pag. 793].
| |
De doorn in het christelijke vlees
Mr. Hustinx in St. Adelbert: ‘Indien aan de opsporing en vervolging van vermoedelijke gevallen van pornografie méér, vaker en vooral met meer overtuiging gewerkt was en dergelijke gevallen vaker aan de rechter voorgelegd zouden zijn, zou thans niet terecht getuigd kunnen worden, dat het begrip pornografie onduidelijk is’. Men zou dit ‘meer, vaker en vooral met meer overtuiging’ ook evenveel aanvallen op de vrijheid van drukpers kunnen noemen, een oud erfgoed en zonder enige twijfel een eeuwenoude doorn in het christelijke vlees. Het is er mee als met alle vrijheid, ze is terdege voorzien van de nodige ‘mitsen’ en hoe het precies in de wet staat, weet ik niet, maar ik kan met mijn klomp aanvoelen, dat de ‘grenzen’ niet overschreden mogen worden, de ‘eerbaarheid’ niet gekwetst en geen ‘aanstoot’ gegeven. Ik schreef een tijd geleden reeds, dat in de ‘dertiger’ jaren Mussert aan 96% van het Nederlandse volk ‘aanstoot’ gaf. Hij liep vrij rond, hem oppakken ware ‘ondemocratisch’ geweest en het was per slot maar politiek, een politiek trouwens, die aanleiding geweest is tot de grootste moordpartij in de geschiedenis der mensheid. Bij onze fameuze ‘vrijheid van drukpers’ kan iedere fijnbesnaarde, achterlijk of nog net niet, ‘aanstoot’ nemen, vooral als het hem duidelijk gemaakt kan worden, dat hij er de Heer mee dient; de officier van justitie is er gewoonlijk als de kippen bij en vindt het ambtshalve ook heel erg, neemt in beslag, eist maandenlange gevangenisstraffen of werpt, zoals in het geval van de auteur
| |
| |
van Bob en Daphne, de ‘pornograaf’ maar dadelijk in de cel. Dat bleek achteraf een vergissing, maar zo nauw moet je in de democratic niet kijken; als het om de eerbaarheid gaat, is geen offer te zwaar, zolang een ander het te brengen heeft natuurlijk. Dat gaat allemaal maar zó, blijkbaar. In de Kamer is het uiteraard deftiger te mummelen of onze eerbaarheid wel deugdelijk bewaakt wordt dan te vragen of het ‘méér, vaker en vooral met meer overtuiging’ misschien ook een politiek van intimidatie kan zijn, die de vrijheid van drukpers preventievelijk al bedreigt. De ‘geachte afgevaardigde’ zou dan de schijn op zich laden, ‘de pornografie’ te willen verdedigen; ik moet er niet aan denken Ook de pers helpt dapper mee. Een ochtendblad noemde met een grote kop de schrijver van Bob en Daphne 111 bij zijn arrestatie maar meteen al ‘de pornograaf’ - hij was blijkbaar al veroordeeld nog voor hij de rechtszaal gezien had. Ieder kent ook wel berichtjes als: ‘Bij de boekhandelaar X.Y.Z. [alleen maar de initialen, zo keurig zijn we wel] in de zus-en-zostraat [wie zou dàt wezen?] zijn dertig pornografische boeken in beslag genomen’. Die vuilik toch, ik heb hem er altijd al op aangezien, hij hàd iets, hè, hoe zal ik het zeggen? - nog een kopje thee, buurvrouw? Dat ze een week of een maand, of drie jaar later, Vrouwe Justitia heeft soms merkwaardig weinig haast, als niet-pornografisch of als niet pornografisch genoeg [ze zijn terdege bestudeerd, dat kan een vakman wel zien] teruggegeven warden, dat zoeken we dan tevergeefs met een grote kop in de krant.
Uit het artikel van mr. Hustinx, officier van justitie bij de rechtbank te Arnhem, zou men de indruk kunnen krijgen, dat we in ons land tot over de oren in de pornografie zitten. Maar dat valt wat mee! De discrepantie houdt verband met de gesignaleerde elasticiteit van de ‘eerbaarheid’, van het ‘fussoen’, rijzend en dalend met het tij der tijden en ook geografisch een soort ethische bubble-gum. Wat in Roermond tot ‘spontane afkeuring’ zou leiden en er gestenigd zou warden, al even ‘spontaan’ uiteraard, daar kijkt men in Den Haag niet eens van òp. En verder is het zo, dat verreweg de meeste erkende Nederlandse uitgevers er zelfs na hun wildste dromen niet toe over zouden gaan iets uit te geven, dat ook
| |
| |
maar bij benadering ‘pornografie’ zou kunnen heten. Bovendien houden de meeste schrijvers zich, deels om den brode en deels uit edele motieven, bij voorkeur met het hogere op, soms wel met de liefde, maar dan alleen met de echte, die van de ziel. De schrijver, die vorig jaar beweerd heeft, dat hij het copuleren zo'n aantrekkelijke bezigheid vond, heeft in de boezem der beteugelcommissie schrik, ontzetting, tenminste ‘ernstige bezorgdheid’ gewekt - de zuilen hebben nu eenmaal lange tenen, als mij de beeldspraak is toegestaan - maar hij blijft een uitzondering. In wezen gaat het dan ook niet om die te verwaarlozen pornografie, in diepste zin is het de oude haat tegen het boek, tegen vooruitgang, tegen ‘research’, tegen ‘het vastleggen’, tegen de ‘zwarte kunst’, tegen ‘de doorn in het christelijke vlees’. Het is de oude haat van de ‘besloten systemen’, waarbinnen alles in hemel en op aarde geregeld is en iets nieuws daarom overbodig. In het vijfde deel van The Decline and Fall of the Roman Empire kunnen we Edward Gibbon zien dubben over het lot van de bibliotheek van Alexandrië onder kalief Omar. Is die bibliotheek inderdaad verwoest: ‘the volumes of paper and parchment were distributed to the four thousand baths of the city; and such was their incredible multitude, that six months were barely sufficient for the consumption of this precious fuel’ - er heerst twijfel aan. De barbarie zou het gevolg geweest zijn van de vraag van Amrou wat er mee gebeuren moest en het antwoord van de kalief, een antwoord, aldus Gibbon, ingegeven door de onwetendheid van de fanaticus: ‘Als deze geschriften van de Grieken overeenstemmen met het boek van God, zijn ze nutteloos en behoeven ze niet bewaard te blijven; stemmen ze niet overeen, dan zijn ze verderfelijk en behoren ze vernietigd te worden’. Of we in de zevende of in de
twintigste eeuw leven, dat is in sommige geesten nog niet wezenlijk anders. Maar wacht maar tot het jaar drieduizend!
In de volgende aflevering zullen we dan toch eens aan de negentiende eeuw gaan ruiken, een eeuw van het fussoen en de pornografie en een helaas vluchtige blik werpen in de grote bibliotheken, die de rijken ermee vulden. We zullen dan ook proberen of we dat ontuchtige en zo schichtige vogeltje ‘de pornografie’ niet eens wat zout op het staartje kunnen
| |
| |
leggen en ik ben nog altijd ‘de pornografie als ondergronds verzet’ verschuldigd.
| |
Geraadpleegde literatuur
[behalve de in de tekst genoemde tijdschriften en kranten]
Condon, Richard, The Oldest Confession. Appleton-Century-Crofts Inc. New York, 1958 |
Coolen, Antoon, Stad aan de Maas. Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage, 1960 |
Craig, Alec, The Banned Books of England. G. Allen & Unwin, London, 1937 |
Duca, Lo, Histoire de l'érotisme. Jean-Jacques Pauvert, Parijs, 1959 |
Ellis, Henry Havelock, Studies in the Psychology of Sex. 7 vols. 1897-1928 - repr. Random House, New York n.d. |
Epton, Nina, Love and the English. Cassell, Londen, 1960 |
Ernst, Morris L. The Best is Yet. Harper, New York, 1945. Repr. Penguin Books, 1947 |
Evans, Bergen B. The Natural History of Nonsense. Alfred A. Knopf, New York, 1946. Repr. Vintage Books, New York, 1958 |
Gautier, Théophile, Mademoiselle de Maupin. Parijs, 1835 |
Gibbon, Edward, The Decline and Fall of the Roman Empire. 1776-1787. Repr. Everyman's Library, J.M. Dent & Sons Ltd. Londen, 1950 |
Houben, H.H. Verbotene Literatur von der klassischen Zeit bis zur Gegenwart. Band I, Berlijn, 1924. Band II, Bremen, 1928 |
Kronhausen, Drs. Eberhard and Phyllis, Pornography and the Law. Ballantine Books, New York 1959 |
Rattray Taylor, Sex in History. Society's Changing Attitudes to Sex throughout the Ages. Ballantine Books, New York, 1954 |
| |
| |
Réage, Pauline, Histoire d'O. Jean-Jacques Pauvert, Sceaux. 1954 |
The Trial of Lady Chatterley. Regina v. Penguin Books Limited ed. by C.H. Rolph. Special Penguin. Penguin Books Ltd. Harmondsworth, 1961 |
Tricht, H.W. van, Louis Couperus. Een verkenning. Bert Bakker/Daamen N.V., 's-Gravenhage, 1960 |
Wagner, Geoffrey, Parade of Pleasure. A study of Popular Iconography in the USA. Derek Verschoyle, Londen, 1954 |
|
|