| |
| |
| |
A.P. van Hoek
Duitsland nu
Een toneelspel in twee bedrijven
Personen
[in volgorde van hun opkomst]
Meier |
leden van de Israëlische geheime |
Dr. Hansen |
dienst |
Fritz von Klugenmuth |
groot-industrieel uit het Roergebied |
Helga |
zijn vrouw |
Waltraut Edeltraut |
zijn dochters |
Kaldenhorst |
zijn secretaris |
Obermänner Speilder |
zijn huisknechts, oud-S.S.-ers |
Dr. Scharnmann |
zijn huisarts, gewezen kampbeul |
Rauff |
Oberstaatsanwalt |
Dennis Truelove |
generaal van het Amerikaanse bezettingsleger |
Sam Jones |
Amerikaans journalist, Jood |
Mr. Jones Mrs Jones |
zijn ouders, van gevorderde leeftijd |
| |
| |
| |
Eerste bedrijf /
Scene 1
Kantoortje van Israëlische geheime dienst. Kale kamer. Stoelen. Deur. Schrijfbureau. Dossierkasten. Meier: beer van een kerel. Hansen: subtiele intellectueel.
Ik heb weer een lijstje meegebracht.
[Reikt dit aan Hansen]
Dank u. [Gaat zitten. Een winkelbel gaat]. Zal ik?
Laat maar. Anna past op de winkel.
Sommige voornamen zijn nog onzeker.
Schwarz dubbel onderstreept?
Getatoueerd op zijn borst. Na het werk douchen we. Toen zag ik het.
[Haalt dossier-boek van de plank, bladert even].
Is het deze?
We zullen hem fotograferen. Zie morgen samen met hem de fabriek uit te komen. Dan rijden wij langs.
[Zet boek terug].
| |
| |
Ik heb met hem gepraat. Hij wou me in het koor hebben.
Daar ben ik te teer voor gebouwd. Nee, hun fabriekskoor.
Hij is ermee naar Amerika geweest.
En naar Japan. De baas zijn vrouw ging ook mee en het Ethisch Front betaalde.
O, die tournee van Ethisch Front. Daar weet ik van. Allemaal familieleden van rijke industriëlen en zelfs een paar ministers, die in de oorlog fout zijn geweest.
In elk geval hebben die arbeiders een fijne reis gemaakt.
Zijn ze enthousiast voor het Ethisch Front?
Ze lachen zich rot. Absolute onzelfzuchtigheid! En dàt bij de wapenfabrikant Fritz von Klugenmuth, de grootste oorlogsprofiteur ter wereld.
Wie weet hoeveel hij er van meent.
Natuurlijk. Het ontroert me diep.
Bovendien is het in de eerste plaats zijn vrouw.
Ja, die komt af en toe de fabriek binnenvallen. Een opbeurend woord en zo. Begrip tonen voor de eenvoudige werkman.
Geef toe, dat het mooi is.
| |
| |
Het kost de jongens moeite haar niet uit te lachen. Absolute liefde, jawel! Al die oud-S.S.-ers, die van haar man een baantje hebben gekregen.
Ik heb er nog een voor je.
Of je hem maar wilt schaduwen vanavond.
Een ellendige schoft. Een kamparts.
Tegenwoordig noemt hij zich dr. Scharnmann. Hij is huisarts bij jouw dierbare werkgever.
Kunt u niet wat van zijn ploertenstreken vertellen? Het schaduwt lekkerder als je iemand levend kunt villen.
[Reikt een dossier aan]
[bladert]
Jezus Christus.
Netjes hè, die verminkingen.
Ik word er kotsmisselijk van.
Dit is hooguit een tiende van het beschikbare fotomateriaal. Zijn meeste slachtoffers krepeerden binnen twee dagen.
| |
| |
Ze hebben hem herkend en hij weet het.
Ja. Nu is hij gewaarschuwd. Nu zal hij proberen onder te duiken.
Sinds we Eichmann arresteerden, knijpt het gespuis 'm als een oude dief.
Hij en zijn huis moeten voortdurend in de gaten gehouden worden. Jij mag vanavond. Van acht tot elf.
[neemt Meier het dossier af, geeft hem enige papieren]
Hier staat alles op. Prent je zijn gezicht goed in. Als je een wagen nodig hebt: Jacob zit om de hoek in zijn auto. Om elf uur komt Karl je aflossen.
Kan ik u de hele avond opbellen?
[staat op]
Dan ga ik eerst proberen een uurtje te slapen.
Doe dat. [Loopt met Meier naar de deur] Verlies hem met uit het oog, Meier. Volg hem als een bloedhond.
[Af]
[Men hoort de winkelbel. Dr. Hansen gaat de namen van het lijstje nazoeken in zijn dossiers.]
| |
Scene 2
Huiskamer van de familie von Klugenmuth. Aanwezig: Fritz, Helga en Edeltraut von Klugenmuth;
| |
| |
Generaal Dennis Truelove, Kaldenhorst, Rauff, Obermänner en Speilder.
Mens, ken ik jou niet van vroeger?
Ik heb aan het Oostfront gelegen. Jij ook? Lemberg?
[Zij praten door]
O, Generaal, weet u dat u op iemand lijkt?
Iemand van wie wij heel veel houden. Een landgenoot van U.
U maakt mij nieuwsgierig.
U zit op dezelfde plaats, waar hij zat. Frank Buchenwald!
U hebt stellig niets dan goeds van hem gehoord. Hij is zo nobel.
Amerikaan en heeft nog nooit van Frank Buchenwald gehoord. Hahaha
[bulkt]
O, u mòet nog eens van onze sherry proeven. Speilder.
| |
| |
Speilder, ga eens rond met de sherry.
[Onbestemd knorgeluid]
U toch ook, heer overstaatsanwalt?
Natuurlijk. Een groot genoegen. Gaarne...
[Snel gesproken]
Moet je horen, Rauff. Die daar is Amerikaan en heeft nog nooit van Frank Buchenwald gehoord. Goeie mop, hahaha!
[Slaat zich op de knieën]
Jaja, heel komisch. Hahahahaha.
Maar ik meen zijn naam toch ergens gelezen te hebben.
Ja natuurlijk, het Ethisch Front.
Over de hele wereld zijn op dit ogenblik mensen in de weer voor het Ethisch Front.
Ach ja. Wat willen ze ook weer? Het... het... het... goede, geloof ik.
U weet het zo eenvoudig te zeggen.
Zo eenvoudig, maar toch: zo helder.
Inderdaad: het goede. Absolute eerlijkheid, absolute reinheid, absolute onzelfzuchtigheid en absolute liefde.
Mens, mens. Twee jaar geleden was Frank zelf hier. Daar
| |
| |
had je wat kunnen meemaken. We hebben hem voor de arbeiders van Greisenbach en Co. laten spreken. Voor die rooie rakkers.
We waren wel bang, hoor. Dat ze hem zouden vermoorden.
Maar hij: een heilige. Compleet een heilige. Weet U wat hij zei?
Hij zei niet: jullie zijn een troep smerige communisten. Dat zouden U en ik gezegd hebben. Hij zei: ik ben jullie broeder.
Een vakbondsleider, zo'n echte stokebrand, loopt op hem toe. Ik wou hem al in de kraag grijpen, maar hij zegt: Frank, geef me de vijf. Zo hè, zo: geef me de vijf. Al die kerels juichen.
En sinds die tijd zijn er bij Greisenbach geen stakingen meer geweest.
Waar Frank optreedt heeft het communisme geen kans meer.
Hij heeft ons leven een diepere zin gegeven. We hebben nu oog voor onze naaste.
En voor ons personeel, nietwaar Speilder?
[Onbestemd geknor]
Speilder en Obermänner zijn enorm veranderd, sinds ik hun de boodschap van Frank verhaalde. Zij zouden hun leven
| |
| |
willen geven voor de vier absolute maatstaven.
[heft zijn glas]
Op het Ethisch Front!
[tot Edeltraut, die poogt zich bij Kaldenhorst te voegen]
Edeltraut! We drinken op Frank. Hierkomen.
[In de stilte, die nu valt, hoort men het gesprek tussen Obermänner en Kaldenhorst]
Maar wie komt daar door de sneeuw aanwaggelen? Dezelfde Jood, die ik een uur geleden uitgekleed had. Ze hadden zijn pens opengesneden, maar hij kon nog lopen. Beide handen voor zijn buik, dat zijn darmen er niet uitrolden. Opeens ziet hij me en glijdt uit van schrik. Al zijn darmen over de grond. Hij aan het grabbelen. Afijn, ik kom erbij staan en zet mijn hak op de rotzooi. En die smous met zijn handen tegen mijn laars aanduwen! Haha! Hij wou zo graag zijn darmen weer zijn buik in hebben!
[heeft woedend zijn glas neergezet]:
Obermänner!!!
Pas op, liefste. Je managerziekte.
[tot Fritz]
Ik zal dat zaakje wel voor U opknappen. [tot Kald.] Vergeving, heer Kaldenhorst. [tot Oberm.] Schweinhund! [Oberm. springt in de houding en salueert] Meekomen! [Oberm. en Rauff begeven zich in een belendend vertrek. Gedurende enige ogenblikken hoort men vandaar Rauff's formidabel geblaf. Vervolgens marcheren beiden weer binnen]
[is dicht bij Kald. komen staan; hij wijkt voor haar terug]
U moet hem verbieden dergelijke verhalen te doen. Als er vreemdelingen bij zijn.
Frank is de beminnelijkheid zelve. Edeltraut, kindje, kom hier en vertel ook eens, dat de generaal op Frank lijkt.
| |
| |
[reikt het glas, dat hij inmiddels leeggedronken heeft, aan Speil.]
Donderweder! Geef me nog een slok.
Het geheim van Frank is: nederigheid. Je eigen hoogmoed knakken.
Beginnen je eigen fouten te belijden. Dat schept vertrouwen. Er rond voor uit komen.
En dan: luisteren naar de Heilige Geest. Hebt U ooit naar de Heilige Geest geluisterd?
Moet U toch eens doen.
[Gebaart tegen Speil. de andere glazen ook weer te vullen]
U moet uzelf stil maken, helemaal stil. Dan komt de stem van God.
God wil best spreken. De mensen willen alleen niet luisteren.
Zullen we het eens proberen?
Well, wanneer U er prijs op stelt...
Elke dag doen we het. Ieder krijgt potlood en papier en stemt of op God.
| |
| |
Dat noemen we zo. U moet gewoon aan God denken. Wat God U dan bericht, dat schrijft U op.
Dus wat ik denk, is het woord van God?
Niet altijd. We bespreken met elkaar of de Heilige Geest werkelijk gesproken heeft.
Doorgaans vind ik het frappant hoor, frappant zoals het uitkomt.
Stille tijd. Meneer Kaldenhorst, stille tijd!
[Kald. komt bij het gezelschap zitten. Oberm. en Speil. delen potlood en papier rond en voegen zich dan ook in de kring]
Ik word er opgewonden van.
De nabijheid van het hogere werkt enerverend.
Nu begint het dus. Stil zijn mensen. Stille tijd.
[Allen staren geruime tijd roerloos voor zich uit. Plotseling vliegt de deur open. Waltraut treedt het vertrek binnen, Sam aan de hand met zich meevoerend]
Moeder, vader, hier is...
[zij zwijgt plotseling]
Neem me niet kwalijk, ik wilde...
| |
| |
Ssssst!
[Zij sleurt hem weer de kamer uit]
[na verloop van tijd]
Einde stille tijd. Nu schrijven we allemaal op wat we hebben gedacht. [Ieder schrijft] Generaal, zoudt U ons het genoegen willen doen, als eerste dat wat U neerschreef voor te lezen?
Met plezier. Ik deed mijn best sterk aan God te denken.
Ik dacht: God, God, God, God.
Ik dacht: God, God, God, God! Opeens dacht ik: God bescherme Amerika. [Algemene vreugde. Geroezemoes] Vervolgens dacht ik: God bescherme het vrije Westen. [Rumoer]
En toen wist ik het: alleen God kan de vrije wereld redden van het communisme.
[Applaus]
En dit hebt U opgeschreven?
Een wonder! Het zuiverste bewijs van een wonder! Precies wat Frank ook zegt. Zonder God is onze redding uitgesloten. Een wonder.
Mens, klets niet. Het is gewoon de Heilige Geest.
[Walt. komt aarzelend de kamer binnen]
Nu ben ik heel benieuwd, meneer Rauff, wat Ú hebt opgeschreven.
| |
| |
Het werk van de familie von Klugenmuth is de wereld tot een zegen.
Mensen zijn vaak anders dan ze lijken.
Wat klinkt dat ijzig. Hebben jullie ook zoiets kils, Speilder en Obermänner?
-! -!
[Onbestemd blaffen]
Leve het Groot-Duitse Vaderland!
Goedzo jongens. Ik heb: weg met de Russen.
De liefde tot elkander is de weg naar de verlossing.
Nee meisje, dat klopt niet. Dat heeft God niet gezegd. Dat heb je zelf verzonnen.
Absolute liefde. Een heel verschil.
Nu ikzelf. Mogen onze ideën zich over de hele aardbodem verspreiden.
[Rumoer]
Mevrouw, U hebt het getroffen. Daarop wil ik drinken. [Tot Speil. en Oberm.] Schiet op, jullie. [Speil. en Oberm. gaan haastig rond met de flessen]
Nu gaan we onze zonden belijden.
Gewoon biechten. Knap je van op.
| |
| |
Het doet geen pijn. Het valt heel erg mee.
Die hoogmoed, die moet geknakt.
Ik zal zelf beginnen. O generaal, U voelt u een ander mens als Uw zonden vergeven zijn. Laat ik denken. Wat heb ik vandaag voor zonden op mijn geweten.
Ik wed: geen enkele. U bent een engel.
O ja, vanmorgen. Ik had een heel hoogmoedige gedachte.
Ik dacht aan jou, Speilder. Ik dacht: wat ben jij eigenlijk een vies varken.
Stil! Laat me toch uitbiechten. Ik dacht: jij met je moordenaarshanden, jij staat daar maar ons livrei vuil te maken. Jij had net zo goed in de gevangenis kunnen zitten.
[tot Speil.]
Ja jij! In de houding! Mars!
[Speil. gaat bedremmeld in de houding staan]
Gelukkig herinnerde ik me Frank. Frank Buchenwald, die altijd zei: een man, die zich veranderd heeft, moet men zijn fouten niet nahouden. Ook al was hij eenmaal S.S.-er.
| |
| |
Toen wist ik, dat ik gezondigd had. Speilder, kun je me vergeven?
Speilder!
[Zij loopt met uitgestoken hand op Speil. toe. Intense handdruk, die het sein is tot algemene handengeverij en schoudergeklop]
Alleen het Ethisch Front weet zó zijn vijanden te vergeven.
[tot Dennis]
Dat is een feit. Het wemelt bij het Ethisch Front van de oud-S.S.-ers. Die schrijver van dat toneelstuk... eh, Helga!
Hoe heette dat toneelstuk ook weer?
Waarmee jullie de halve wereld afreisden?
Juist ja, ‘Hoffnung’. Nou, de schrijver van ‘Hoffnung’ was in de oorlog bij de S.S. En nu schrijft hij een officieel reclame-stuk voor Ethisch Front.
Frank weet de mensen te veranderen.
Hebt Uw vijanden lief. Dat wordt dáár in praktijk gebracht.
Wie is aan de beurt om te biechten?
| |
| |
Ach Waltraut, kindje, sta je daar. Generaal, kent U mijn dochter Waltraut? Generaal Dennis Truelove van het Amerikaanse bezettingsleger.
Hya?
[Walt. knikt door de knieën bij het handjegeven. Tot ontsteltenis van Dennis, die denkt dat zij flauw valt]
Moeder, vader, mag ik eerst iets bekennen?
Ik heb iemand meegebracht. Hij wacht hiernaast. [Zij holt de kamer uit en keert terug met Sam aan de hand] Sam Jones! Amerikaans journalist uit Duitse ouders. Een levende band tussen onze volkeren. Sam: mijn ouders. Je landgenoot: generaal Truelove. Mijn zuster Edeltraut. Herr Kaldenhorst. Herr Rauff.
[Handje schudden, glimlachen, houding staan. Onverstaanbaar gemompel en gekef]
Meneer Jones, kent U het Ethisch Front?
De directie wil, dat we er gematigd over schrijven. Ze betalen dure advertenties.
Maar U hebt geen persoonlijke ervaringen?
[Heeft Speil. gewenkt een glas voor Sam te halen]
Ga zitten, jongen.
Wij zijn aan het bekennen. Je valt met je neus in de boter.
Elkaar nederig je schuld belijden. Dat is een eerste vereiste.
| |
| |
Men moet een keer de minste kunnen zijn. Dat schept vertrouwen.
U permitteert? Gisterenavond las ik een bladzijde uit Mein Kampf. Ik aarzelde. Ik las verder. Ik dacht: er zit toch iets in. We hadden moeten doorvechten. Nu schaam ik mij over deze gedachte. Ik hoop, dat U mij. vergeeft. Obermäanner, de beurt is aan jou.
Je moet vertellen, wat je vandaag gedaan hebt. Of gisteren.
Dan zullen wij je ruiterlijk vergeven.
Ik heb een pot met verf gekocht. Witte lakverf. D'r liggen d'r nog genoeg op het Jodenkerkhof. In Duitse grond. Ik dus maar kladderen. Die agent doet of zijn neus bloeide. Hij geef me een knipogie en loop door. Hij heb niks gezien.
Ik vind, dat we onze Obermänner maar snel moeten vergeven.
Obermänner, sans rancune.
[Rumoer. Oberm. wordt gefêteerd]
Generaal, U als gentleman...
Natuurlijk. Obermänner, old chap, van harte hoor.
| |
| |
En meneer Jones, voelt U niets voor vergiffenis?
Dit is te gek
[Loopt weg]
Ik blijf bier geen seconde
[Af]
Hij gaat er toch niet over schrijven?
Je kunt bier niet over publiceren. Sam!
[Loopt hem na]
[weerhoudt haar]
Misschien kan ik van dienst zijn. Ik ben Amerikaan. Ik ken de mentaliteit van mijn landgenoten. Miss Waltraut, als U mij zijn adres geeft...
Hoe haalt zo'n rot-jongen het in zijn hoofd.
| |
Scene 3
Huiskamer familie Jones. Pa bladert in een foto-boek over de oorlog. Ma heeft handwerkje. Kamer triest en kaal.
Dat dit gebeuren kon. De waanzin.
Verdiep je er niet in. Er bestaat best vrolijker lectuur.
[Er wordt gebeld. Ma gaat opendoen en keert terug met Dennis]
De generaal had verwacht Sam aan te treffen. Ik heb hem aangeboden hier te wachten.
| |
| |
Ik weet niet, hoe laat mijn zoon thuis zal komen.
Ik meen hem elk ogenblik te mogen verwachten.
Kan ik U plezier doen met een kop thee?
Het doet mij genoegen in den vreemde landgenoten aan te treffen.
Ik moet U teleurstellen. Wij zijn Duitsers.
Mijn zoon is in Amerika geboren en dus Amerikaan. Mijn vrouw en ik zijn Duitsland ontvlucht, zodra er voor Joden geen plaats meer was.
Bent U lang in Duitsland terug?
Neen; we wilden Sam een Amerikaanse opvoeding geven. Daarom bleven we.
Mijn man was liever meteen na de val van Hitler teruggekeerd.
U houdt van Duitsland? Ik bedoel: U bent U Duitser blijven voelen, ondanks alles wat men uw rasgenoten heeft aangedaan? Daar heb ik respect voor.
Het ligt anders, generaal. Stellig, ik bewaar sentimentele herinneringen aan het oude stadje, waarin ik ben opgegroeid; aan de kronkelige straten met de middeleeuwse geveltjes. Als
| |
| |
dat ‘houden van Duitsland’ heet, mij best. Maar daarom zou ik niet terugkeren.
U had wellicht zakelijke belangen?
Neen, ik wilde Duitser zijn. Ik wilde het zijn, omdat ik hun gelijk weiger te erkennen. Daarom zal ik nooit naar Israël gaan. Wie Zionist is, denkt in hun categorieën. Maar ik wil Duitser zijn en Jood tegelijk. Anders is deze oorlog voor niets uitgevochten.
Ach, we hadden het in Amerika goed. Hier kunnen we moeilijk aan de slag komen.
Kent U dit boek?
[Reikt het hem]
Photo's van concentratiekampen.
Vanaf elke bladzij staart de waanzin je tegemoet. Wij, in Amerika, hebben haar niet gekend. De Europeanen hebben met haar geleefd. Zij is een geheim geworden, dat de Europeanen met zich meedragen. Achter de voorhoofden, in de schedels van misschien elke man of vrouw, die je op straat passeert. Ik wil de waanzin leren kennen om haar uit te bannen.
Bestaat er geen gevaar de Duitsers te zeer te haten, als men zich in de waanzin verdiept?
Ja. Ook daarom wil ik Duitser zijn.
Ook zonder die nare boeken is het moeilijk genoeg niet te haten. We zijn eerst naar ons geboorteplaatsje teruggegaan. We dachten er vrienden te hebben. De jongeren negeerden ons omdat ze ons niet kenden, de ouderen omdat wij Joden zijn. Nu wonen wij in de grote stad.
| |
| |
U moet de Duitsers tijd gunnen democraten te worden.
Is vijftien jaar niet lang genoeg? In Amerika verlangde ik terug naar Duitsland. Duitsland, waar ze mij als kind al nariepen, dat ik een neus had en woestijnvoeten. Ik hoopte de mooie oude steden weer te zien. Ik verwachtte, dat in de oorlog het gezond verstand overwonnen had. Maar de oorlog heeft de steden vernietigd en wij zijn nog steeds Joden.
Het moet voor U niet moeilijk zijn het Amerikaanse Staatsburgerschap te verwerven. Ik wil met genoegen mijn invloed aanwenden...
Dank U, generaal. Ik wil hier blijven, de waanzin ontkennen, niet haar ontvluchten. Als ik terugga, heeft Hitler de oorlog toch gewonnen.
Ik bewonder Uw opvatting. En de democratie is ermee gebaat. Mensen als U kunnen binnen de Duitse gemeenschap een krachtige invloed ten goede betekenen.
Nu, ik voel weinig roeping voor profeet te spelen.
[Sam op]
Ik hem niet.
[Loopt de deur uit]
Sam! Wat is er aan de hand, generaal? Een dergelijk gedrag
| |
| |
ben ik van mijn zoon niet gewend. Of wilt U het mij liever verzwijgen?
Well... eh, geenszins. Kijk ... eh, de zaak is deze...
[treedt opeens snel binnen, vol overdreven vreugde]
Ach maar natuurlijk. Nu begrijp ik het. U hebt aangifte gedaan, generaal. Nu komt U mij vragen voor de rechter te willen getuigen. Van harte, hoor. Met het grootste genoegen ter wereld.
Niet soms? Generaal, stel me niet teleur. Dat zou me ontzaglijk spijten.
Ah, U wenst alsnog Uw plicht te vervullen. Dat kan. De telefoon staat in de gang. Als U zo goed wilt zijn om mij te volgen... [Hij loopt zwierig de kamer uit. Keert even later langzaam terug] Nou? En?
[Gedurende het volgende pauzeert de generaal telkens, om Sam gelegenheid te geven tot antwoorden. Maar Sam zwijgt]
Meneer Jones, wees er om te beginnen van overtuigd, dat ik over een en ander precies zo denk als U. Hakenkruisen schilderen acht ik hoogst afkeurenswaardig. En zeker op kerkhoven. De overheid dient streng in te grijpen. Dat wil zeggen: in het algemeen. Maar men mag een bekentenis op een godsdienstige bijeenkomst niet uitbuiten voor een aangifte. Dan schendt U de hoge idealen van Ethisch Front.
Ik heb eens een adagium van deze profeet genoteerd. Ik schreef het op, omdat ik indertijd wilde vastleggen wie mijn
| |
| |
vijanden zijn. Frank Buchenwald zei letterlijk: ‘Ik dank de hemel voor een man als Adolf Hitler, die een verdedigingsfront tegen de anti-Christ van het Communisme heeft gebouwd’. Dat was 1936.
Maar zijn volgelingen. Persoonlijk kreeg ik wel de indruk, dat zij vrome lieden zijn. Bovendien mag men een berouwvol zondaar vergiffenis niet weigeren. Gelooft U mij: we moeten geduld hebben met de Duitsers. Ze de gelegenheid bieden zelf hun fouten te herstellen. Niet voortdurend beschuldigen. Dan helpen we hen juist verder de put in.
Ah, U wilt weten wat ik ga doen. Niets generaal, niets. Alleen nadenken. U kunt de heer von Klugenmuth geruststellen. Tot ziens.
[Af]
Neem het hem niet kwalijk, generaal. Hij is nog jong.
Neen, neen, Uw zoon is mij zeer sympathiek. Het spijt mij, U te hebben lastig gevallen. Mevrouw Jones. Mijnheer Jones.
Ik zal U naar de deur brengen.
| |
Scene 4
Huiskamer familie von Klugenmuth. De telefoon gaat. Opeens komen Kald. en Oberm. gehaast van verschillende kanten op.
Laat maar. [Neemt hoorn op] Met de secretaris van de heer von Klugenmuth... Dat is heel ernstig... De familie zit op
| |
| |
het ogenblik aan tafel. Wilt U aan het toestel blijven? [Gehaast af. In het passeren tot Oberm.:] Scharnmann! [Even later weer op] . Hallo dokter. Ja de oude heer vindt het goed. U mag komen. Tja ... ja ... hm. Wacht, ik weet iets. Kent U café ‘De Wereldbol?’ De baas is één van ons. Bond voor sociale zorg. Dat café heeft een achteruitgang. U gaat met een taxi naar het café. Tegen de baas zegt U: ‘Goedenavond, Heinrich, kan ik van je toilet gebruik maken?’ Hij wijst U dan verder. Ik wacht achter met een wagen. Nog wat: ik wil proberen ze achter de verkeerde aan te sturen. Obermänner en Speilder komen naar U toe. Wilt U nú een taxi bellen, maar niet vertrekken voor zij bij U zijn? Uitstekend, dokter. Tot straks. [Hangt op. Tot Oberm.:] Haal Speilder even hier, wil je?
[salueert]
Tot Uw orders!
[Af]
[denkt na, draait dan een nummer]
Ja Heinrich, Kaldenhorst hier. Sta je vanavond zelf in de zaak? Luister: over een halfuurtje komt er een man bij je. Hij zal zeggen: ‘Goedenavond Heinrich, kan ik van je toilet gebruik maken?’ Wil je hem dan naar de achteruitgang brengen. Ik wacht hem daar op... Goedzo. Misschien wordt er later navraag naar gedaan. Dan weet je van niets. Het is voor de bond, je begrijpt wel.
[plotseling op, volle mond, work in de hand]
Is Scharnmann nog daar?
[schudt van nee tot Fritz]
Uitstekend. Ik dank je wel. Tot ziens maar weer.
[Hangt op] [Tot Fritz:] Ik ga hem halen. Ik heb Uw auto nodig.
Je gaat je gang maar, hoor.
[Af. Even later Oberm. en Speil. op]
Jullie gaan naar dokter Scharnmann. Elk met een taxi. Ze zijn hem op het spoor.
| |
| |
Hij komt hier onderduiken. Ze zullen hem schaduwen. Jullie moeten de achtervolgers afleiden.
Ze achter onszelf aan laten tippelen.
Ja. Je laat de wagens voor de deur wachten. Ga bij de dokter naar binnen. Opeens stormen jullie met z'n drieën naar buiten. Tegelijk. Dan: snel de auto's in. Ze mogen niet kunnen zien wie in welke wagen zit.
En dan maar de stad door. In het wilde weg.
[tot Speil.:]
Heb jij het óók begrepen?
En kom voorlopig niet hier. Ingerukt.
[Speil. en Oberm. salueren. Af]
[Kald. pakt een krant. Zoekt tot hij een bepaald artikel vindt. Leest. Tevreden grijnzend legt hij de krant weg. Af. Fritz, Helga, Edelt., Walt. op]
Ik geloof het niet. Het is een leugen.
Wij moeten getuigen. Wij kennen de dokter. Wij weten hoe zorgzaam hij zijn patiënten behandelt. Vol medelijden, vol liefde. En zo teder voor zijn hondje.
[Fritz ziet de krant en leest]
| |
| |
Ik mag hem niet. Hij heeft iets schuws.
Hij kan geen vlieg kwaad doen.
Vertel het ze. Ze lachen erom.
We moeten brieven sturen naar alle kranten.
Liever niet. Lees dit eens
[Reikt haar de krant]
Gemene leugens! Dat is onmogelijk.
[De anderen lezen ook]
Er zijn wel onmogelijker dingen gebeurd in de oorlog.
Tegen hun bewijzen doe je immers niets. Zij kunnen niet vergeven.
Wat is ervan waar? Hééft onze dokter mensen verminkt? [Fritz haalt de schouders op] Maar als hij schuldig is, waarom helpen wij hem dan? Mogen wij partij kiezen voor een schurk?
Kindje. Dokter Scharnmann is geen schurk.
Heeft hij gedaan wat hier staat, ja of nee?
[Algemeen zwijgen]
Wij kunnen niets anders verrichten dan onze menselijke plicht.
| |
| |
Vader. Waarom doe je dit allemaal? Waarom protegeer je oud-S.S.-ers? Waarom onttrek je een man aan de justitie, als je hem zelf voor een kamp-beul houdt? Waarom financier je de Bond voor Sociale Zorg?
Wou jij je eigen vader ter verantwoording roepen?
Ik leef in dit land. Het is mijn land. Ik leef temidden van mijn jongens. Het zijn geen kwade jongens. Ik heb mijn land groot willen zien en voorspoedig. Dat wilden de jongens ook. Ze wilden hun bloed er voor geven. Zijn het daarom misdadigers? Je weet zelf hoe velen van hen meedoen met Ethisch Front.
Broederlijk tezamen, met Joden en Sozialdemokraten. Nooit één kwaad woord!
We hebben de oorlog gehad. Die heb ik nooit gewild. Ik heb Hitler gesteund, omdat hij de communisten op hun nummer wist te zetten. Maar verder? Wat heb ik met alle politieke vuiligheid te maken?
Je hebt je laten gebruiken.
Misschien. Maar ik ben Met de enige. De jongens zijn evenzeer de dupe. We zitten in hetzelfde schuitje. Daarom zal ik helpen waar ik kan.
Iedereen heeft gebreken. Ik bijvoorbeeld heb geen gevoel voor humor, zeggen ze. Jijzelf loopt achter Kaldenhorst aan, en ...
En aan dokter Scharnmann zal ook wel iets mankeren. Mag ik daarover oordelen? Ik heb het al gezegd: ik ben geen politicus. Ik ben industrieel. Doordat ik de handen uit de mou-
| |
| |
wen stak werd deze streek welvarend. Ik gaf de mensen werk voor hun handen en brood voor hun mond. Bij honderden arbeidersgezinnen hangt mijn foto aan de wand.
Dat is waar. Je vader wordt op de handen gedragen.
Het zijn mijn mensen, mijn landgenoten, mijn volk. Ik zal ze altijd helpen.
Zolang het geen communisten zijn.
Ik lees hier over Scharnmann. Onbekenden hebben een aanklacht ingediend.
Wat gebeurt er, als ze hem hier vinden?
Het is moeilijk de politie er nog buiten te houden. Ook de buitenlandse pers schrijft er over.
Maar jij weet veel over hem.
Dreig met onthullingen als hij de zaak niet seponeert.
Het is Scharnmann's enige kans. Rauff moet weten waar hij staat.
| |
| |
| |
Scene 5
Een bank in een park. Waltraut en Sam.
Ik antwoordde de generaal, dat ik zou nadenken.
Ik ben wat rustiger geworden.
Je ziet de verhoudingen scherper als je tot rust komt. Ik weet nu dat ik gek ben.
Ik ben emotioneel, impulsief, ongecontroleerd. Ik storm erop los als een olifant, die ieder onder zijn zolen vermorzelt.
Als ik aan al mijn blunders denk...
Ga je erover in je krant schrijven?
Ik vind het rot, als jij indiscreet blijkt. Rot om jou. Je zou me teleurstellen.
Niet om je familie? Om je dierbare Obermänner?
| |
| |
Obermänner is voor mij een ding, geen mens. Een meubel of zo. Hij hoort bij het huis. Mijn vader haat ik.
Je noemde hem vaak een goed mens.
's Werelds grootste wapenfabrikant?
Hij is handig, maar stom. Hij leeft in constante verering voor zichzelf. Zijn beginselen zijn heilig en niemand volgt beter die beginselen dan hij. Als je hem zou geloven.
Wat voor beginselen zijn dat?
Om te beginnen is hij nationalist. Met een afkeer van Pruisen en een voorkeur voor Rijnland. De Rijnlanders vormen Gods uitverkoren volk. Daarom fokte hij er zelf zeven.
Ik ben blij, dat hij het deed.
[Aait haar]
Voorts haat hij communisten. Hij vreet ze als de kat een bokking.
In Amerika vreet iedereen ze.
Tenslotte is hij Roomser dan Maria.
Hij is een wandelende bidprent. Door zijn aderen stroomt geen bloed, maar wijwater. Zijn beste vriend is de pastoor.
Dat zal hem heel wat geld kosten.
Oh, maar in ruil daarvoor heeft Heeroom een riant plaatsje in de hemel voor hem gereserveerd. Minstens frontbalcon.
| |
| |
Het Ethisch Front is meer liefhebberij van mijn moeder. Zijn hobby heet: Bond voor Sociale Zorg.
Vagelijk iets van gehoord.
Voornamelijk reünisten van de S.S. Programmapunten: gelijkstelling van S.S. en Wehrmacht in de pensioenregeling; en ruime onderlinge bijstand. Dat wil zeggen: Pa betaalt en biedt werkloze kameraden een baantje in de fabriek.
Het politieke program laat zich raden.
Och, de tijd van Hitler is voorbij.
Die Obermänner. Heeft hij hem in de Bond opgedaan?
Natuurlijk. En Speilder ook. En Herr Kaldenhorst, en Overstaatsanwalt Rauff.
Wanneer ik in de krant schrijf, komt er misschien een eind aan. Aan dat nazi-gedoe. Dat wil je toch?
Het laat me koud. Misschien hebben ze gelijk. Misschien wàs Hitler de redder van Europa.
Ik wil trouwen met jou. De politiek heeft geen belang.
Luister, Waltraut. Als je moest kiezen tussen je ouders en mij...
Maar als zij en ik ruzie kregen? Als ik hun de waarheid zei over hun neo-nazisme? Als zij mij onaanvaardbaar vonden?
| |
| |
Ze vinden je onaanvaardbaar.
Jullie hebben dus over mij gepraat.
Ik heb geen geld. Daarom zeker.
Ze wilden het niet zeggen. Ze zeiden: dit moet je zelf zien. Wij vinden het te pijnlijk om het te zeggen. Maar maak het uit. Dat is onze welgemeende raad.
Ik heb geen geld. Ze wilden jou niet kwetsen.
Mijn vader kwetst wie hij wil. Bovendien: de vrouwen van mijn broers waren allen straatarm en Edeltraut loopt achter Herr Kaldenhorst aan. Iets waar mijn vader haar dagelijks mee plaagt.
Ze zijn bang, dat ik publiceer.
Bang? Eén zielig journalistje richt heus weinig uit tegen een man als mijn vader. Maar het zou de persoonlijke breuk wel volledig maken.
Ik ga vandaag nog naar je ouders en bied mijn verontschuldigingen aan.
Ze zeiden: je zult jezelf vervloeken als je het begrijpt.
| |
| |
Ik houd van je. Ik ben van jou. Voor eeuwig.
| |
Scene 6
Kantoortje van Israëlische geheime dienst. Hansen pluist dossiers na en maakt aantekeningen. Meier op.
Karl bewaakt nu het huis. Hij zal U bellen, als de man nog terugkomt.
Je zegt het zo moedeloos.
Hij zit ondergedoken. Daar verwed ik een complete jaargang van ‘Der Stahlhelm’ om.
Vanaf een honderd meter hield ik het huis in de gaten. Een taxi kwam aanrijden en stopte voor de deur. Ik wenkte Jacob. Hij reed de straat in. Ik ging naast hem in de auto zitten. Wij wachtten een kwartier. Nog twee taxi's kwamen voor de deur staan. Uit elk sprong een kerel, die snel het huis binnenging. Ik had zo'n idee wat ze van plan waren. Daarom liet ik Jacob opstomen tot vlak achter de drie wagens. Zelf stapte ik uit en ging tegen de gevel staan leunen.
Je moet je zelf niet bloot geven.
| |
| |
Ze konden me van binnen uit niet zien. Opeens vloog de deur open. Drie mannen renden naar buiten en doken elk een taxi in. Ze hadden hun kragen opgeslagen en droegen hun hoed diep over de ogen. Maar ik herkende Scharnmann. Ik wist in welke auto hij zat. Jacob en ik hebben daarna de goede taxi geschaduwd. Dat weet ik absoluut zeker.
Een vrij naïef trucje van ze.
Zonder omwegen reden ze naar een café in de binnenstad. Scharnmann ging het café binnen. Na een uur was hij er nog niet uit. Ik ging er toen een pilsje drinken. Scharnmann was er niet. Ik vroeg de baas naar een man van zijn signalement. De baas speelde de heilige onschuld. Toen wist ik hoe laat het was.
Klopt. De baas zit in de Bond voor Sociale Zorg.
Waarom ben je weggegaan? Laat de boel daar maar voortdurend bewaakt blijven.
Ik ben om het blok heengelopen. Die zaak heeft een achteruitgang.
Dat klinkt inderdaad lelijk.
Het spijt me. Ik had er niet op gerekend.
| |
| |
Ik maak je geen verwijten. Misschien vangen we hem weer op. Ik heb meer ijzers in het vuur.
Waarvoor schaduwen we hem eigenlijk? Alleen om achter adressen te komen?
Eventueel arresteren we hem.
Je weet, dat iedereen het recht tot aanhouding bezit.
En dan naar Israël, net als Eichmann!
Nee, te onbelangrijk. Hij mag ons eerst vertellen wat hij weet van zijn vriendjes. Om onze dossiers te spekken. Vervolgens leveren we hem aan de Duitse justitie over.
Die dan plotseling horende doof en ziende blind blijkt en onder aanminnig Sieg-Heil-geprevel zijn celdeur open zal laten staan.
We zorgen voor geduchte publiciteit. Zeg, ik weet wie vorige week de begraafplaats heeft besmeurd.
Huisknecht bij je werkgever. Heeft aan het Oostfront de beest uitgehangen. Waffen S.S.
Geeft U het door aan de pers?
| |
| |
Van één van onze mannetjes.
Ze hebben een bekentenis-avondje gehouden. Een van de liefhebberijen van Ethisch Front.
Toen vertelde hij het. Als ik er in de kranten werk van maak, komt onze man in moeilijkheden. En hij is mij veel waard.
Wat gaat U doen? Obermänner schaduwen tot hij nog eens hakenkruisen kloddert?
Dan moet één van ons als getuige voor de rechter komen. Neen, wij kunnen beter in het donker blijven.
U wilt dit toch niet op z'n beloop laten?
Ik denk erover, de politie een anonieme tip te geven. Meteen een goede betrouwbaarheidsproef.
[Er wordt gebeld. Meier gaat het vertrek uit en komt terug met een brief]
Een jongetje met een brief voor U. Belangrijk, zei hij.
Dank je. [Hij opent en leest] Wat een toeval. Wat een fantastisch, ongelooflijk toeval! Meier, het posten bij dat café kan opgeheven worden. En ook bij het huis van Scharnmann. Hij zit bij de von Klugenmuths. Een schitterend toeval. Ik zei je immers, dat ik meer ijzers in het vuur had!
| |
Scene 7
Huiskamer familie von Klugenmuth. Op: Fritz, Helga, Waltraut, Edeltraut.
Geheime dienst. Haha. Daar weet ik verhalen van. Hohohohoho.
| |
| |
Dat zijn geslepen jongens. Ik had een vriend bij de Gestapo. Maar álles wist die, compleet alles!
Als je in hun handen viel, nou, dan kon je je testament wel maken. Eén spuitje en je dacht dat je een kikker was. Of een krokodil. Ik zie Scharnmann al rondhuppelen. Kwaak, kwaak, kwaak. Hahahahaha!
Maar die Joodjes weten er ook wat van. Eichmann! Die hebben ze ontvoerd. En nu onze dokter. Haha.
Herr Kaldenhorst zal hem redden. Hij is zo wijs.
O nee, die pakken ze ook. Die krijgt ook een spuitje. Die verbeeldt zich ook een kikvors te zijn. Kwaak, kwaak, kwaak. Hahaha.
[tot Edelt.]:
Kindje, kijk eens of ze nog niet komen.
Wat zijn jullie zenuwachtig. Neem een voorbeeld aan mij. Ik bezie de zaken van de humoristische kant. [Slaat zijn vrouw op het achterste] Hahaha.
Oh!
[Barst in snikken uit]
[tot Walt.]:
Vlug, doe iets. Iets kalmerends. Geef haar je
| |
| |
zakdoek.
[Walt. vist verbaasd een zakdoek uit haar tasje en brengt deze traag naar Helga]
[tot Walt.]:
Dank je. Jij hebt een goed hart.
[woedend tot Edelt.]:
Ik zal je eens wat zeggen. Het komt allemaal door jou. Jij altijd met je Kaldenhorst. Die is niet dìt voor zijn neus waard.
[Knipt in de vingers]
Vader, laat hèm er alsjeblieft buiten.
Wat maken jullie je druk. Al pakken ze Scharnmann, wat dan nog?
Juist. Jullie maken je veel en veel te druk. Jullie moeten vertrouwen op God. God zal onze dokter redden. God is liefde.
Ze hadden allang hier moeten zijn.
Denk toch aan Frank. Leven op geloof en gebed. Dat leert hij. Je overgeven aan Gods leiding. Zelf is Frank heel arm. Hij bezit geen cent. Toch heeft hij nimmer gebrek gekend. Als er eens honger dreigde, dan bàd hij om geld. En zie: het geld kwam. Of hij werd ergens uitgenodigd. Dat is leven op geloof en gebed. En zie eens hoe blijmoedig Frank is. Eens verkeerde hij in hoge nood. Hij verstuurde een telegram. Hij ondertekende met: ‘Uw vrolijke Frank’. Dat is pas Christelijke levensvreugde!
[Er wordt gebeld]
Daar zul je ze hebben. [Scharnmann en Kaldenhorst op] Welkom, dokter. Welkom in veilige haven.
Frau von Klugenmuth, Herr von Klugenmuth, U beiden bent mijn redders. U, die niet opziet tegen al de overlast die ik U zal aandoen...
| |
| |
Welnee, wij vinden het prettig, dat U bij ons wilt logeren.
Wij zullen samen veel mooie gesprekken hebben.
Fräulein Edeltraut, Fräulein Waltraut. U kunt trots zijn op Uw ouders. Zij zijn echte Duitsers. In hen leeft voort de oude Germaanse traditie van gastvrijheid.
[tot Kald.]:
Hoe kwàmen jullie zo laat?
We zijn eerst naar mijn huis geweest. De dokter wilde zich verkleden.
Nu moet U hier komen zitten en precies vertellen hoe U bent ontsnapt.
Laten we beginnen met een borrel. Ik heb behoefte aan iets hartigs.
[Kald. en Fritz delen glazen rond. Kald. schenkt in]
Gaarne, gaarne. Welk een verademing. Nu, op uw aller gastvrijheid. [Terwijl de anderen nog niets hebben, ledigt hij het glas in één slok. Kald. schenkt hem weer in] Ha, dit doet goed, na de spanning. Proost. Op het Duitse vaderland.
[Kald. wil Helga inschenken]
Nee, dank U, Herr Kaldenhorst. [Kald. schenkt de anderen in] Ik heb voor U gebeden, dokter.
Mevrouw, als U er niet was geweest... Ja, graag hier nog even, Herr Kaldenhorst.
[Kald. verstrekt hem zijn derde borrel]
[krant oppakkend]
De pers schijnt U niet te mogen, dokter.
Hebben ze weer over mij gelogen?
| |
| |
Ik zal U eens iets vertellen. Ik was laatst bij de krant om een advertentie op te geven. Doktersassistente gevraagd. Ik loop het gebouw binnen, vervoeg mij bij het loket, en wie denkt U, dat mij daar te woord staat? U mag drie keer raden.
Een Jood! Een dikke, vette, smerige smous.
Op een Duitse krant. Hij had borstelige zwarte wenkbrauwen, waar zijn geniepige ogen onderuit loensden. Zijn handen dropen van het vet, en zijn neus was hem een straatlengte vooruit.
Laat ik U dit vertellen: de hele pers, dat is één grote, vunze Jodenkliek. In Londen en Wallstreet trekken ze aan de touwtjes. Wij Duitsers moeten niets van ze hebben. Daarop willen ze zich wreken. Daarom hebben ze onze steden platgebombardeerd. Daarom penetreren ze onze kranten.
Drink nog wat.
[Schenkt hem weer in]
Dank U.
[Drinkt in één teug leeg]
In zaken moet je altijd oppassen met ze.
| |
| |
Overal liegen en bedriegen ze erop los. Dat is hun aard. Met die aard willen ze Europa vergiftigen. Ze willen hun zaad met het onze vermengen tot er één decadent gedegenereerd ras ontstaat. Maar het vrije Germaanse bewustzijn zal die aanslag op rassische zuiverheid weten af te weren.
Laat hem. Het doet hem goed na de spanning.
Ik wens te drinken op: Europa voor de Europeanen!
[Krijgt nieuwe drank]
Allen
[heffen het glas]: Europa voor de Europeanen!
Alles hebben de Joden over voor de propaganda. Als ze Duitsland maar kunnen belasteren. In Hamburg is een boekje over ze opengedaan. Door een houthandelaar. Ik ben zijn naam vergeten. Eh ... eh ... nou, doet er ook niet toe. Maar die houthandelaar schrijft: in de oorlog hebben ze zes miljoen van hun eigen mensen uitgemoord. Denk je eens in. Zes miljoen. Van hun eigen mensen. Erger dan de ratter. En waarom? Alleen om Duitsland er de schuld van te kunnen geven. [Hij wankelt, valt Walt. en Edelt. om de hals] Blonde Deutsche Mädel, ah!
[Hij wordt naar een stoel gebracht; heft smekend zijn lege glas]
De emoties zijn hem de baas.
Overal loeren ze op me. Ze sluipen me na op straat, van portiek tot portiek, steeds in de schaduw blijvend. Zij houden van duisternis omdat ze in de goot wonen. Je kunt ze nooit betrappen. Soms staat er een achter een boom. Ik trek mijn mes en spring er op los. ‘Verdammter Jude!’ Altijd mis. De Jood heeft zich in de newel opgelost.
| |
| |
Rustig dokter, denk aan Christus.
Als ik een café binnenkom, zitten ze in de donkerste hoekjes en lachen me uit. Als ik er naar kijk, zwijgen ze. Maar zodra ik niet oplet, begint het weer. Praten, fluisteren, giechelen. Over mij. Over mij. Eén groot, gigantisch complot. Omdat ik ze weet te ontmaskeren. Wat kan ik doen? Ik heb een grote praktijk. Weet ik hoeveel van mijn patiënten Joden zijn? Misschien red ik dagelijks Joden het leven. Dan kan Juda lachen! Oh...
[Er wordt gebeld]
Luister. Sam wou vanavond hier komen om zijn verontschuldiging aan te bieden.
Goed. Deze keer voor het laatst. Laten we de dokter naar het zijkamertje brengen. Op de divan. Help eens.
[Kald. en Fritz brengen Schar. weg door een deur. Een andere deur gaat open. Walt. vliegt toe. Maar het is Dennis Truelove]
Welk een ... eh, verrassing.
Ik kom hopelijk niet ongelegen?
Natuurlijk niet, generaal. Kom binnen.
[tot Helga]:
How do you do? [Tot Edelt.] Fräulein.
[met Kald. terugkomend uit het zijkamertje]
Mijn beste generaal. Wij verwachten juist die jonge landgenoot van U. [Hij praat door terwijl Dennis en Kald. handenschudden]
| |
| |
Die Sam. Volgens mij een vlegel. Een nietsnut. Ik ontvang hem liever niet. Maar ja, hier in huis zijn de dochters de baas, hahaha. Wat wou hij ook weer? Verontschuldigingen aanbieden. Ik zie niet in waarvoor.
Ik kom, vrees ik, toch ongelegen.
Nee zeg, die snotaap. Vijf minuten en ik heb hem weggebonjourd.
Vader, ik vraag me af of je tegenover Sam wel helemaal loyaal staat.
Je vader kènt de wereld, Waltraut.
Generaal, U hebt met het joch gepraat. U kent zijn onbeschoftheid.
Hij maakt op mij een emotionele indruk. Maar niet onsympathiek.
[Er wordt gebeld]
Daar zal hij zijn.
[Vliegt de kamer uit]
Ik zal mij maar verwijderen.
[Loopt naar de deur, waarachter Scharnmann]
Oho, discretie vóór alles. Ik amuseer me wel in het zijkamertje.
[snel de generaal van de deur wegtrekkend]
Kom, kom; wij stellen het op prijs, als U er bij blijft.
[Walt. en Sam op]
| |
| |
Frau von Klugenmuth, Herr von Klugenmuth, generaal; ik wou mijn verontschuldigingen aanbieden voor mijn impulsieve gedrag.
Waarom heb je geen afspraak gemaakt?
[steun zoekend bij Walt.]:
Ik wist niet ... eh.
Ik heb Sam gezegd, dat hij vanavond komen kon.
Ik zie niet in waarom niet.
Als er een fout begaan is, dan heb ik die begaan. Je behoeft Sam niet af te blaffen.
Eerbiediger tegen je vader, Waltraut!
[tot Kald.]:
Vindt U het ook geen verrukkelijk weer voor deze tijd van het jaar?
[tot Helga]:
Ik maak er snel een eind aan. [Tot Sam] Verder nog iets op je hart, jongeman?
Ik zag graag, dat U mijn excuses aanvaardde.
Waarom? Jij had niets te verontschuldigen en ik heb niets te aanvaarden. Nog wat?
Vader. Sam probeert oprecht mogelijke misverstanden uit de weg te ruimen. U kunt op z'n minst beleefd blijven.
Nee, nu nog mooier. Dat komt maar binnenvallen zonder enige afspraak; dat bazelt over verontschuldigingen, terwijl
| |
| |
er niets te verontschuldigen valt; ik hoor alles aan en krijg op de koop toe te vernemen dat ik niet beleefd blijf. Het is fraai!
Jongeman, je ziet: je komst leidt slechts tot onverkwikkelijkheden. Je kunt beter gaan.
Ik wil geen moeilijkheden veroorzaken. Het spijt me als ik oorzaak was van onenigheid. Ik wil in harmonie leven met iedereen.
Ga dat dan maar snel doen met je eigen vriendjes. Wij houden je niet tegen.
Het spijt me, dat U mij niet wilt accepteren. Ik geef toe, ik heb geen geld, maar ...
Geen geld? Ah, gaat het dáárom? Goed, ik zal mijn hand over mijn hart strijken. Jongeman, hier is tien mark, als je nu onmiddellijk weggaat.
[blokkeert de deur]:
Ik haat je eeuwig, als je gaat.
[tot Kald.]:
Ik herinner me: het was juist zulk weer op mijn eerste dag in West-Point.
Kindje, laat de jongeman gaan. Hij heeft haast. Hij heeft
| |
| |
vast een afspraakje met een ander.
Nu is de maat vol. Jullie gedragen je als een troep idioten. Ik haat jullie. Ik heb jullie altijd gehaat.
Hahaha. Zal ik jou eens onterven?
Meneer Kaldenhorst, doe iets! Ze vermoorden elkaar.
[Kald. maakt gebaar van hulpeloosheid]
Mensen, laten we van onderwerp veranderen. Frau von Klugenmuth, bent U allang bij het Ethisch Front?
[Er valt een gewapende stilte]
Ik begrijp niet, wat U tegen mij heeft. Als ik ergens in faalde, zeg het; dan zal ik proberen mij te verbeteren. [Stilte. Tot Walt.]: Je ziet hoe ik mij verneder. [Tot het gezelschap] Ik ben hier ontvangen op een wijze, waardoor velen zich ernstig beledigd zouden voelen. Ik voel mij niet beledigd. Ik koester geen rancune. Sterker...
Sterker: ik heb ontzag voor U. Ik ben journalist. In mijn krant kan ik schrijven wat ik wil. De mensen houden mij wat graag te vriend. Als mensen mij niet likken, heb ik er respect voor.
[hoorbaar tot Fritz fluisterend]
Wat verbeeldt hij zich!
[Walt. bij de hand grijpend]:
Ik houd van Waltraut. Ik heb geen geld, maar redelijke vooruitzichten. Ik weet zeker haar een goed bestaan te kunnen verschaffen.
Laat zijn hand los.
[Dit doet zij niet]
| |
| |
Jongeman, je grappen zijn misplaatst.
Ik loop met hem weg. Naar Amerika.
Nieuws voor de voorpagina: Dochter van rijkste Duitse industrieel er vandoor met straatarm journalist. Ik zie de koppen al: ‘Now she is Mrs. Jones’.
Je bent er bàng voor, hè?
Ha, dat maakt alles eenvoudig. Ik schrijf de krant over U vol en U kan het niets schelen. Neo-nazisme in leidende Duitse kringen. Het publiek smult ervan.
Waarom niet. Hij vraagt erom. Hij protegeert S.S.-ers. Hij behandelt mij als een vod. Nu zal ik schrijven. Als hij Waltraut toestemming had gegeven, ja, dan ...
Nee, persvrijheid! Maar als U mij Waltraut...
Je vergist je. Zij wordt je vrouw niet. Nooit zal een von Klugenmuth zich met chantage inlaten.
Dan weet ik wat mij te doen staat.
[Af met Walt. Zij smijt woedend met de deur]
Ik geloof dat ik een dwaasheid moet voorkomen. U verontschuldigt mij?
| |
| |
| |
Scene 8
Caféterrasje. Waltraut, Sam, Dennis. Zij hebben elk een glas voor zich.
Waarom zou ik niet? Hij vraagt er zelf om.
Juist. Beide partijen wonden zich op. Dat leidt tot misverstanden.
Wie zou niet woedend geworden zijn?
U zou U toch ook beledigd voelen?
Ik zou razend zijn. De eerste tien minuten.
Kent U de belangrijkste deugd voor een strateeg?
Zich verplaatsen in de gedachtenwereld van zijn tegenstander.
Ik verplaats zijn gedachtenwereld onder een vierkolomskop.
Ná tien minuten had ik me afgevraagd: wat bezielt deze man? Wat gaat er in hem om?
Dan dacht ik: misschien heeft hij een zware dag achter de
| |
| |
rug. Moeilijkheden in zaken of met ondergeschikten.
Of managerziekte. Of een maagzweer.
Moet ik hem daarom ontzien?
Het kan U afhouden van overhaaste stappen.
U wilt mij maar steeds weerhouden.
Wij zijn beiden Amerikanen. Daarom begrijp ik U. Met mijn ervaring wil ik U terzijde staan.
Vermoedelijk hebben wij niet dezelfde ervaringen.
Maar dezelfde problemen ten opzichte van de Duitsers.
U bent generaal. Ze hebben U nooit zo vernederd.
Ik heb tegen ze gevochten. Mijn beste vrienden zijn door hen aan flarden geschoten.
Als ik U nu vraag tolerant te zijn, de kwestie philosophisch te bezien, bent U dan bereid van voorlopige publicatie af te zien?
U maakt het mij moeilijk.
Als U erover in de krant schrijft, blaast U een incidentele ontsporing op tot typerend voor heel Duitsland. Bovendien maakt U het algemeen belang ondergeschikt aan uw persoonlijke rancune.
| |
| |
Wij zijn Amerikanen. Wij kunnen de Duitsers niet met één oogopslag begrijpen.
Bovendien kent U Herr von Klugenmuth niet. Hij is heus een gemoedelijke kerel.
Ik ben Duitse. En mijn vader ken ik drommels goed.
Wat wilt U daarmee zeggen?
Mijn vader was niet boos. Hij stelde zich aan.
Het was boos opzet. In alle gemoedsrust wilde hij Sam zo scherp mogelijk kwetsen.
Fräulein Waltraut, U oordeelt verbitterd.
Schrijf maar, schrijf. Ik houd je niet tegen. Wees een kerel. Toon, dat je van je af kunt slaan.
Daar is de krant niet voor.
Of wil je onthullingen? Die kan ik je wel verschaffen.
Waltraut, hij is je vader.
Hij is de enige man, die ik haat. Ik zal je eens iets vertellen; je zult ervan opkijken.
Fräulein, men zal van uw gegevens misbruik maken. Spaar
| |
| |
uw vader. Hij betekent veel voor Duitsland.
Duitsland? Bah! Hij betekent meer voor Scharnmann.
Wat weet jij van Scharnmann?
Heeft honderden mensen verminkt met misdadige proeven.
Fräulein Waltraut, U deed een hoogst pijnlijke onthulling.
Ja, nu moet U ingrijpen, nietwaar?
Dat hoort de Duitse politie te doen.
Ja, schrijf, schrijf! Laat er geen spaan van heel! Maak er gehakt van! Van de ouwe, van Ethisch Front, van de Bond voor Sociale Zorg. Hij en zijn soort hebben Duitsland naar de afgrond geholpen. Miljoenen betaalde hij, opdat Hitler aan de macht kwam. En toen het zover was, verdienden zijn wapenfabrieken miljarden voor hem terug. Ik zal je de gegevens verschaffen. Schrijf hem naar de hel.
Mijn stemming is er zeker naar, maar...
| |
| |
Wat aarzel je? Ben je bang?
Voor de duivel niet! Ik schrijf hem kapot. Jouw vader.
Ik wil U dit ernstig ontraden.
Heeft hij U achter mij aangestuurd?
Nee. U overziet niet alle consequenties.
Daar lach ik om. Laat 'm maar opkomen.
Ik bedoel: politieke consequenties.
Ik zet de neo-nazi's een hak. Geen overbodige luxe.
U ondermijnt het vertrouwen in onze bondgenoot.
Dat doen ze zelf als ze gewezen Hitler-mensen ministerzetels geven of als perschef laten optreden.
De tweede wereldoorlog is voorbij. We moeten ons nu voorbereiden op de derde.
Met misdadigers als wapenbroeders.
Ze zijn politiek betrouwbaar.
Met hun verleden als massamoordenaars?
Met hun verleden als felste anti-communisten. De Duitser is een bekwaam soldaat, gedisciplineerd en met een hoog moreel. Hij houdt van vechten. Het zou dwaasheid zijn hem tegen de Russen ongebruikt te laten.
U praat alsof er al oorlog is.
Dat is mijn vak. Wij bereiden ons voor. Wij willen geen tweede Pearl Harbour.
| |
| |
Onder het mom van militaire noodzaak wordt de democratie gefasciceerd.
De militaire noodzaak bestaat. Zie het aantal Russische divisies.
Maar als de Russen eens géén oorlog willen?
Dat is een politieke veronderstelling. Ik ben militair. Met politiek houd ik mij niet op.
U bedrijft politiek, als U mij het schrijven ontraadt.
Ik volg de politiek van mijn land.
Wij zijn absoluut goed; Rusland is absoluut slecht. De communisten becritiseren West-Duitsland. Dus steunen wij het.
Ik becritiseer en steun wie ik wil. Zonder persvrijheid geen democratie.
Niemand censureert U. Ik wijs U slechts op consequenties.
Moskou noch Washington bepalen mijn keus. Mijn enige norm ligt in mijn geweten.
Moskou en Washington zijn realiteiten. De enige. Men kiest het een of het ander. Van week tot week publiceren de communisten lijsten van oorlogsmisdadigers, die nu weer verantwoordelijke functies bekleden in de Bondsrepubliek. Het is Uw plicht dit te negeren. Critiek op een NAVO-bondgenoot speelt de Russen in de kaart.
Ik bepaal mijn eigen oordeel.
U bent Amerikaan. Moskou in de kaart spelen is voor U landverraad.
| |
| |
Wat is er van ons geworden!
U moet weten waar U staat.
Generaal, laat mij nogmaals nadenken.
| |
Scene 9
Huiskamer van de von Klugenmuths. Fritz en Scharnmann.
Rauff! Goeie oude vriend van me. Uit de oorlog. Uit de Bond voor Sociale Zorg. Een beste kerel, Rauff. Gaat voor me door het vuur.
Hij zal een oude vriend toch willen helpen?
Zolang hij ermee gebaat is, ja.
[Fritz angstig beetgrijpend]:
Hij mij ten gronde richten. Dat kan toch niet?
[Schar. in een stoel duwend]:
Rustig, dokter. We zullen zien.
[snikkend]:
Ik ben zo bang.
[Kald. op met mappen]
[doodsbenauwd]:
Wat voor dossiers?
[grinnekend]:
Niet van u, dokter. Van Overstaatsanwalt Rauff.
Rauff mocht eens tegenstribbelen.
| |
| |
Al stribbelt hij niet tegen. Hij zal weten waar hij aan toe is.
Zonder pressie bereik je niets bij een lafaard.
[Er wordt gebeld]
Dokter, U blijft in het zijkamertje tot wij U roepen. Als U te voorschijn komt, begroet U Rauff als uw beste vriend.
U speculeert nadrukkelijk op zijn medelijden.
Jaja.
[Af in zijkamertje. Rauff op]
Heer Overstaatsanwalt! Welk een genoegen!
Mijn liever heer von Klugenmuth! Zodra ik Uw bericht ontving, dacht ik: mijn liever vriend heeft mij nodig. Ik ben een schurk als ik niet ogenblikkelijk kom.
Mijn getrouwe Rauff!
[Handjesschudden]
Voor U doe ik alles. En ook voor U, herr Kaldenhorst.
Ga zitten, heer Overstaatsanwalt. Sherry?
Graag.
[Kald. schenkt glazen vol]
Ik wilde U spreken over een gemeenschappelijke vriend van ons. Over dokter Scharnmann. Men heeft hem herkend.
[kennelijk ongemakkelijk]:
O ja?
| |
| |
Men heeft zelfs een aanklacht ingediend. Dat moet U bekend zijn.
Scharnmann is ons aller vriend. Wat doet U? Gaat U tot strafvervolging over?
Kijk eens, mijn plicht...
Wilt U een oude vriend aan de galg helpen?
Nee, nee; ik ga door het vuur voor mijn vrienden.
Wat menselijk mogelijk is wil ik doen. Maar seponeren kan niet meer.
Na alles wat er over Scharnmann in de pers verscheen? Uitgesloten.
In elk geval kunt U de opsporing zo lang tegenhouden, tot de dokter gelegenheid heeft gehad naar Egypte te ontsnappen.
Maar de pers! De hele wereld ligt op de loer.
U wilt Uw vriend verraden?
Nee. Maar wat zou het? Niemand weet toch waar hij zit.
Hij zit hier.
[Opent de deur van het zijkamertje. Schar. op]
Mijn goede Rauff. Wat een geluk jou te zien. Jij bent mijn beste vriend. Mens, mens, jij zult mij nooit verraden.
| |
| |
Jij bent mijn toeverlaat. O, als je eens wist welk een leven ik heb geleid! Al die valse beschuldigingen in de Jodenpers. Ieder gelooft die leugens. Ik kon me niet verdedigen. En elke dag de angst. Angst herkend te worden door een Jodenbengel. Angst opgewacht te worden in een donker straatje. Angst, dat ze 's nachts mijn huis zouden binnensluipen.
Maar jij zult mij redden. Jij bent een Germaan. Jij zult de Joden geen kans geven over mij te triomferen. Ik reken op de vriendentrouw.
Scharnmann. Ik doe alles voor je; alles. Wees daarvan over-
Alleen: ik ben een dienaar van het recht. Het recht is mij heilig. Ik ben overtuigd van je onschuld, maar laat het recht zijn loop hebben.
De rechters zijn verjoodst!
Breng mij niet in moeilijkheden, Scharnmann. In het proces zul je je onschuld gemakkelijk genoeg kunnen bewijzen.
Je wilt me dus niet helpen?
Natuurlijk wel. Maar ik hem mijn leven nu eenmaal gewijd aan het recht.
[Er valt een stilte. Scharnmann snikt]
We moeten andere argumenten gebruiken.
[Slaat een map open]
| |
| |
Documenten. Foto-copieën van authentiek materiaal.
We zullen Uw geheugen opfrissen. Het spijt ons.
Hier een vonnis uit 1943. Uit Berlijn. Een acteur had vrienden een anekdote over Hitler verteld. Hoe de Führer een bezoek gebracht had aan het Volkstheater te Berlijn. Hoe er toen speciale voorbereidingen waren gemaakt om de lichamen van mannelijke acteurs te laten zien, met gebruikmaking van speciale belichting en van zijden ondergoed.
Dat vond de rechtbank ook. De acteur werd ter dood veroordeeld. Weet U nog wie als aanklager optrad?
Nee, hoe zou ik?
[Kald. licht een vel uit het dossier]
Herkent U Uw handtekening?
[slaat ander dossier open]
Wat denkt U hiervan? Een Franse arbeider is werkzaam in Berlijn. Arbeitseinsatz. Een bom slaat in. Uit de puinhopen gapt de stumper een pull-over en een flesje parfum. Hoor nu een overweging van de rechtbank. ‘Die für die Tat des Angeklagten im Gesetz vorgesehene Strafe ist die Todesstrafe. Sie entspricht auch dem allgemeinen Volksempfinden, zumal es sich bei dem Angeklagten um einen Ausländer handelt, der in Deutschland einen guten Arbeitsplatz gefunden hatte und die ihm gebotene Gastfreundschaft zu seiner verwerflichen Tat ausgenutzt hat’. Wederom, Herr Rauff...
Seponeren. Het feit niet bewezen achten. Niemand had U iets gemaakt.
| |
| |
Iedereen deed als ik. De Führer nam alle verantwoordelijkheid op zich.
Hier zijn andere doodvonnissen. Een landarbeider heeft twee varkens zwart geslacht. Doodstraf. Een man wordt afgerost door een politie-agent. Hij tracht zijn gezicht te beschermen. Hij wordt ter dood veroordeeld omdat hij de hand ophief tegen de overheid. Moet ik verder gaan?
Ik heb er niets mee te maken.
Uw verantwoordelijkheid staat vast.
Herr Rauff. Wij hebben het goed met U voor. U bent onze vriend. Het zou ons oprecht spijten als U iets overkwam. Maar... ook dokter Scharnmann is onze vriend.
Uitstellen is voldoende. Zodra onze vriend in Kaïro zit, krijgt U bericht. Dan mag U weer doen wat U wilt.
Herr Rauff, ik blijf U eeuwig dankbaar.
Mocht er ontslag volgen, of andere financiële moeilijkheden: het von Klugenmuth-concern staat achter U.
De Bond voor Sociale Zorg heeft een weerafdeling. Wilt U die achter U aan?
| |
| |
Goed zo, dat mag ik horen. Ik zal U naar de deur brengen.
Herr Overstaatsanwalt, het was mij een genoegen.
Mijn lieve vriend. Tot wederdienst bereid.
[Fritz en Rauff af]
Ons krijgsplan is dit: Vannacht logeert U nog hier. Morgen breng ik U naar een geheim adres. Daar wachten mannetjes van de Egyptische ambassade. Zij zullen U vermommen en van geldige Egyptische papieren voorzien. Vervolgens gaat U op eigen gelegenheid naar het vliegveld.
Dat verstrekt Herr von Klugenmuth.
Zodra ik in Kaïro zit, stuur ik een telegram.
[Doek]
Einde eerste bedrijf
| |
Tweede bedrijf /
Scene 1
Kantoortje van Israëlische geheime dienst. Dr Hansen. Meier. Hansen leest. Meier speelt met flinke stukken touw.
Daar komen ze. Ga bij de deur staan.
[Kald. komt binnen, gevolgd door Schar.]
Hoe maakt U het? Moeilijkheden gehad onderweg?
[tot Schar.]:
Hebt u alles bij U? Uw revolver?
| |
| |
Alstublieft.
[Hansen neemt zijn revolver af. Kald. en Meier overvallen en binden hem]
O! Auw! Ai!
Wat heeft dit te betekenen?
Israëlische Geheime Dienst.
U? [Kald. glimlacht] Het is een grap, hè? Hahahaha.
Laat ik jou eens bekijken. Precies, jou heb ik geschaduwd.
Hij is goed, Herr Kaldenhorst. Haha.
Kop dicht.
[Slaat hem tegen de grond]
Jij oefent weer praktijk uit, is het niet? Jammer, Scharnmann, jammer. Je had je bij de wetenschap moeten houden. Een talent als jij had heel wat belangrijke ontdekkingen kunnen doen.
Eerst zul je ons het een en ander vertellen.
Teken een bekentenis. Dat maakt de zaken gemakkelijker.
Ja. Wat denk je hiervan?
[Schrijft]
Ik, Victor Scharnmann, verklaar mij schuldig aan het doodmartelen van honderden
| |
| |
mensen door overbodige medische experimenten, tegen hun wil op hen verricht. [Houdt hem papier en pen voor] Of je hier maar wilt tekenen. [Scharnmann weigert] Je weigert? Ook goed. Dan duurt het alleen wat langer.
In de eerste plaats jou bekijken. Laat me je handen zien. Ben je rechts- of linkshandig? Geef antwoord.
[Slaat hem]
In deze hand dus. Het operatiemes. De injectienaald. Schijnbaar een doodgewone hand. Zou van iedereen kunnen zijn. Van een boer, een arbeider, een kantoorman. En toch heeft deze hand...
Laat dat!
[Trekt wild zijn hand terug]
Meneer schaamt zich eindelijk!
Waar... waar halen jullie het recht vandaan!
[stroopt zijn broekspijp op. Een diep litteken wordt zichtbaar. Langs de hele kuit]
Dit heeft een vriendje van jou mij aangedaan. Sindsdien koester ik diepe belangstelling voor kamp-artsen.
Het recht. Wij moeten ons rechtvaardigen. Meneer wil het, haha. Luister, doktertje. Ik was de jongste van vier kinderen. Mij hebben ze niet gevonden. Maar mijn broertjes wel. En mijn zusje. En mijn ouders. En al mijn verdere verwanten. Ik heb ze niet weergezien. Is dat voldoende?
Inderdaad, wij zijn Joden.
Maar het verheugt ons te kunnen converseren met een lid van het superieure ras.
| |
| |
Omdat wij anders wel eens zóveel belangstelling zouden krijgen voor de experimenten, die jij ons verzwijgt, dat we ze op jou zelf gaan toepassen.
Jaaa. Een zoutzuurinjectie in de teelballen.
Je kronkelt minstens twee uur.
[haalt een foto te voorschijn]:
Hoe heb je dit bereikt, Scharnmann, deze ongelooflijke gezwellen? Kijk ernaar.
Kijken!
[Draait met beide handen Schar.'s hoofd in de goede richting]
Je bent begonnen met snijden, lijkt me. Maar daarna? Waarmee heb je de wond geïnfecteerd? Typhus? Cholera? Tetanus? Pest?
Zullen we het bij jou proberen? Eerst flink snijden. In het wilde weg.
[Meier haalt dreigend een mes te voorschijn]
En daarna infecteren. Met wat? Je mag kiezen. We hebben alles voorradig.
| |
| |
Komaan, dokter. Wat hebt U precies met die man op de foto uitgespookt?
Aha, dus U erkènt, hem misvormd te hebben.
Nee!
[Meier haalt een injectienaald te voorschijn en houdt hem tegen het licht]
We moeten er toch achter komen, hoe het gebeurde.
We beginnen altijd met weinig pijn.
Kiezen op elkaar, Scharnmann.
[slaat wild om zich heen]:
Ploerten! Ellendig, geniepig Jodentuig! Jullie denken, dat ik je niet doorheb. Maar jullie vergissen je. Jullie willen de wereld beheersen. Met je vieze dikke Jodenvingers straffeloos kleine meisjes aanranden. Wallstreet en Moskou: dáár zitten jullie handlangers. Jullie hebben je binnengedrongen in alle banken. Zo sluw als Shylock. En nou maar geld tellen, hè. Geld, geld, daar is alles om begonnen. Maar de vrije Germaanse geest is niet te koop. Niet voor alle stinkende Joodse diamanten van het heelal! Versta je dat, schoften?
[Brullend wentelt hij zich heen en weer]
Onze gast heeft slaap. Het wordt tijd hem naar zijn kamer te brengen. [Kald. en Meier sleuren Schar. het vertrek uit] Hm. Geen kwade oogst voor een eerste keer.
[Van achter het
| |
| |
schrijfbureau haalt hij een bandopname-apparaat te voorschijn en draait terug vanaf: ‘Ploerten! Ellendig, geniepig...’ enz. Hij luistert behaaglijk.]
| |
Scene 2
Huiskamer familie von Klugenmuth. Edeltraut; Kaldenhorst.
Ik tref U zelden alleen, Fräulein.
Ik had graag vaker met U gepraat.
Misschien in de toekomst.
De toekomst... Wellicht zie ik U zelden meer.
Gesteld, dat ik van werkkring zou veranderen...
Gaat U weg bij mijn vader? Nee toch?
Verdient U te weinig? Vader kan U meer betalen. Als ik bij hem aandring...
Dank U. Heel vriendelijk van U. Maar over mijn salaris mag ik niet klagen.
U hebt toch geen ruzie? Vader kan een grote mond opzetten en zijn humor is verschrikkelijk. Maar verder meent hij het goed. Als hij U beledigd heeft... o, ik weet zeker, dat hij het niet zo bedoelde.
Op het ogenblik lijkt onze verhouding uitstekend.
| |
| |
Het is niet zeker, dat ik ga.
Uw vader en ik leven in andere werelden.
Ja, vader is zelfingenomen, luidruchtig en onbeheerst. Terwijl U kalm en bescheiden bent.
Hoe het zij: vandaag of morgen zullen onze werelden botsen. Dat kan niet anders.
Neem zijn optreden tegenover die vriend van Uw zuster.
Neen, maar ik weet hoe hij over Joden denkt. Het verbaast mij dus minder.
Ik help Uw vader in alles. Daar word ik voor betaald. Ik administreer de Bond voor Sociale Zorg. Ik hielp Scharnmann ontvluchten. Ik oefende pressie uit op Rauff. Gelooft U, dat ik er goed aan doe?
Ik weet het niet. Ik heb mijn vader nooit beoordeeld. Ik ben er in opgevoed, zijn meningen te delen.
| |
| |
Ik heb ze zelden ontmoet. Mijn generatie bedrijft antisemitisme zonder Semieten, zegt men.
Waarom? Is dat niet irrationeel?
Voor mijn geboorte - en in de jaren, dat ik nog een kleuter was - zijn verhoudingen gegroeid, die ik niet kan overzien. Ik zie mijn ouders optreden en partijkiezen zonder hen te begrijpen. Maar ik weet, dat zij goede mensen zijn, onzelfzuchtig, gastvrij, en veel tijd en geld bestedend aan liefdadigheid. Het sprak voor mij vanzelf, dat zij het goede kozen.
Ja. Voorzover ik meen aan mijn volk verplichtingen te hebben. Ik geloof niet, dat mijn volk nu hoogsttoevallig beter is dan elk ander.
Ook niet beter dan de Joden?
Ach, Joden zijn vreemdelingen. Wat doen zij in Europa?
Maar zijn zij slechter dan Duitsers?
Ik ken ze niet. Ze hebben Christus vermoord.
Wilt U dit alle Joden aanrekenen? Na tweeduizend jaar?
Ach nee; maar je hoort het zo vaak zeggen. Juist door zeer vrome katholieken. Mijn moeder bijvoorbeeld.
| |
| |
Mocht de verhouding tussen Uw ouders en mij binnenkort veranderen, dan heeft hun mening over de Joden er waarschijnlijk veel mee te maken.
Ik voel, dat U gelijk zult hebben.
Uw vader houdt mij voor anders dan ik ben.
Hij heeft geen mensenkennis.
Ik wou U een gunst vragen. Als de breuk eenmaal daar is, en Uw vader U stellig allerlei lelijks over mij vertelt...
Mag ik U dan blijven ontmoeten? Af en toe? In het geheim?
Ja, want ik vertrouw U. U bent wijs en rechtvaardig. Het gelijk zal aan Uw zijde zijn.
U geeft mij Uw woord hierop?
Ja.
[Zij houden elkaars rechterhand vast]
Als ik van iemand hier begrip verwacht, dan uitsluitend van U.
Nee, nee. U bent heel verstandig.
[Men hoort de stem van Helga. Verschrikt laten zij elkaars handen los]
Speilder! oehoe! Help me eens uit mijn mantel. [Men ziet hoe Speil. de deur voor haar opent en sluit. Helga op. Zij kijkt een tijdje met veelbetekenend plezier van de een naar de ander].
Waar is vader?
| |
| |
Zij zijn hier geweest. Twee politiemannen met een auto. Zij hebben de kamer van Obermänner onderzocht. Obermänner zelf moest mee naar het bureau. Met de pot witte lakverf die ze vonden.
De hakenkruisen op het kerkhof!
Vader begon te vloeken toen hij het hoorde. Hij belde meteen de commissaris op en is er nu zelf heen.
Als ze vader maar niet vasthouden!
Als hij over een uur nog niet thuis is, ga ik bidden!
Hoe heb je het gehad bij Ethisch Front?
Een wondermooie avond. Gods geest daalde kennelijk op ons neder en er waren zalige gebakjes. Er was daar een neger, zeg. Helemaal zwart. Alleen zijn handpalmen. Net leverworst. Hij kwam uit Kenya. Hij haatte de blanken, zei hij. De blanken hadden zijn beste vrienden vermoord. Hij zelf ging bij de Mau-Mau. Een oproerkraaier eerste klas. Ze stopten hem in een concentratiekamp. En daar veranderde hij. De majoor, die aan het hoofd stond, vertelde hem van Frank. Van de vier absolute maatstaven. Toen zag hij in, dat hij de blanken niet moest haten, maar liefhebben. En dat gaat hij aan de andere oproerlingen vertellen.
| |
| |
Iemand, die Frank pas gesproken had, vertelde hoe Frank twijfelde hoe hij gaan zou. Per auto of per vliegtuig. Hij hield stille tijd. En ja hoor: duidelijk hoorde hij de Heilige Geest, die zei: ‘Wees geen dwaas; neem het vliegtuig!’
Heerlijk, hè? Een jongeman getuigde. Een student. Vroeger leidde hij een zelfzuchtig bestaan. Hij deed aan athletiek en dacht niet aan de Heer. Tot Frank in zijn leven kwam. Na een diepe geloofscrisis veranderde hij. Hij richtte zijn dagen in naar de vier absolute maatstaven. Hij is ook weer gaan hardlopen, maar nu door de kracht van de Heilige Geest véél sneller en met merkbaar minder moeite.
Het Ethisch Front is één grote vriendenkring in Christus.
Daar is vader.
[Fritz op met Oberm., stormachtig]
De idioten. De volslagen gekken.
[valt hem om de hals]:
Fritz! Wat hadden ze?
Zij zijn krankzinnig. Als ik burgemeester was: ze vlogen vandaag nog de laan uit!
[snuift]:
Liefste, je hebt gedronken.
Eén afzakkertje. Met Obermänner. [Slaat Oberm. pijnlijk hard op de schouder] Om het te vieren.
Zij wisten het. Van zijn hakenkruisen op het Jodenkerkhof.
Er passeerde een agent, toen hij bezig was.
| |
| |
Die heeft zijn mond wel gehouden. Nee, ze wisten van zijn biecht.
Eén van ons heeft hem verraden.
Sam Jones, die zenuwelijjer.
Als ik die smous te pakken krijgt, droogt ik 'm af. Dat gore verrajersponem. Ik maakter bloedworst van.
Wat zeiden ze? Wat deden ze? Heb je lang gepraat?
Ze begonnen poeslief. Ja, meneer von Klugenmuth. Nee, meneer von Klugenmuth. Uw huisknecht hebben wij beet, om U te dienen, meneer von Klugenmuth. Maar ze hielpen geen steek.
Die Amerikaan heb ze opgestookt.
Ik legde ze uit, dat ze zich vergisten. Obermänner is een brave kerel, zei ik. Iemand, die geen vlieg kwaad doet.
Ze bevroren. Ze betreurden het voor mij, maar ze hadden sterke aanwijzingen. Op Obermänner's kamer was een pot
| |
| |
witte lakverf gevonden. Op het gerechtelijk laboratorium zouden ze die vergelijken met de verf op het Jodenkerkhof.
Daar valt weinig tegen in te brengen.
Oho, ik bracht in het midden, dat ik de burgemeester persoonlijk ken. De man vliegt op mijn wenken, zei ik. Hij zou aan hen kunnen denken bij promotie of salarisverhoging. Ze knipten nauwelijks met de ogen. Plicht is plicht, zeiden ze.
We zijn een kolonie van Amerika. Elke Amerikaanse Jood heeft hier meer te vertellen dan een Duitse burgemeester.
Bovendien moest ik oppassen, zeiden ze. Ze wisten van onze biechten, en ik had aangifte moeten doen.
Ze durfden joú bedreigen? Wisten ze niet wie je bent?
Ik heb het ze verteld. Welke ondernemingen in controleer. Welke staatshoofden mijn persoonlijke vrienden zijn, welke ministers de grond likken onder mijn voetzolen. De halve katholieke pers wordt door mij gefinancierd, riep ik uit. Koud kunstje om een miezige commissaris even te wippen.
Toen werd hij benauwd, hè?
Toen werd hij verstandig. Eindelijk. Zijn ondergeschikten waren iets te voortvarend geweest, beweerde hij. [Waltraut komt langzaam op met een grote koffer] Wanneer een persoonlijkheid als ik voor Obermänner instond, was de kwestie natuurlijk in orde. Hij bood nog aan ons naar huis te laten brengen. De kwast!
| |
| |
[valt haar om de hals]:
Kindje, maak je ouders niet ongelukkig!
Zeg maar tegen die vrijer van U, dat ik zijn Jodensmoel nog even in elkaar zal komen timmeren.
[duwt Helga van zich af. Tot Oberm.]:
Op de dag, dat jij sterft, drink ik champagne.
Zeker met dat lieve Joodje van U.
Sam is geen Jood! [Er valt een stilte] Wat hebben jullie?
Sam is wel een Jood, Waltraut. Maar ik neem het je helemaal niet kwalijk.
Ik besef, hoe ellendig dit voor je klinkt. We hadden het je willen besparen. Maar we konden je niet waarschuwen. We wisten immers niet hoever jullie al gegaan waren. Misschien had hij je al... eh, bezoedeld. Dan kon je immers beter niet weten dat hij... eh, van een ander ras is.
Had eerder naar je vader geluisterd. Ik heb steeds het beste met je voor.
Leugens! Leugens! Leugens!
[Stormt woedend af. Laat haar koffer achter]
[tot Oberm.]:
Breng dat maar naar haar kamer.
[Oberm. af met koffer]
| |
| |
Hoe zou het met Scharnmann gaan? Zou hij al in het vliegtuig zitten?
Toen ik hem op het afgesproken adres had afgeleverd, bleef ik in de auto wachten. Spoedig trad hij naar buiten met drie mannen. De Egyptenaren, die ik ken, waren er niet bij.
Ze zullen anderen gestuurd hebben.
Mogelijk. Maar iets in me zei, dat we één dezer dagen wel eens onaangenaam verrast zouden kunnen worden.
Zeg, Waltraut heeft haar Sam toch niets over dokter Scharnmann verraden?
Zo ja, dan moeten we nodig een rekeningetje vereffenen met mr. Jones.
Ik zal er Waltraut naar vragen.
| |
Scene 3
Bank in park. Sam erop met koffer. Waltraut nadert.
Waltraut, liefste...
[IJlt op haar toe]
| |
| |
[verbluft]:
Wat heb je? Wat is er? Waar is je koffer?
Laat je gezicht zien.
[Beschijnt zijn gezicht met een zaklantaarntje]
[houdt hand voor zijn ogen]:
Wat mankeert je?
Hand weg. Ik wil je neus zien.
Ze zeggen, dat Joden lange neuzen hebben.
Stel je niet aan. Bedrieger!
Ze wisten het en ze hebben het niet gezegd. En jij hebt ook je mond gehouden. Je bent een oplichter, een vunze bedrieger.
[begint boos te worden]:
Wat betekent dit?
Dat weet je niet, hè, sluwe Jood, dat weet je niet!
Nee! En hou op mij te beledigen, wil je?
En het was je bijna gelukt ook, je sluwe toeleg. Bijna! Maar op het nippertje kwam ik het te weten. Nog juist voor je mij naar Amerika kon ontvoeren.
Wie wilde naar Amerika? Jij of ik?
| |
| |
Nu zie ik, dat God mij beschermt. Op het nippertje gered van jouw doortrapte Jodenstreken. Schoft.
[Hij haalt uit. Zij deinst. Maar hij slaat niet]
[heel koud]:
Jij bent opeens stapelgek geworden.
Wat een stomkop was ik al die tijd. Niets in de gaten. En zelfs een rund als Obermänner wist het. Jij hebt hem aangegeven, hè, lafaard.
Nee mannetje, ik heb ze alle vijf bij elkaar.
[gaat zitten]:
Kom eens rustig bij me zitten. Dan kunnen we het uitpraten.
[blijft staan]:
Er valt niets te praten. Ze hebben me gewaarschuwd.
Dat jij een Jood bent. Moet ik het nòg eens zeggen.
Dat had ik je ook kunnen vertellen.
Maar je liet het wijselijk na.
Moet ik begrijpen, dat jij het uitmaakt?
| |
| |
Dit is ons laatste gesprek.
Waltraut, dit kàn toch niet? Alles wat tussen ons voorgevallen is. Onze gesprekken. De concerten, die we bezochten. De gedichten, die we samen lazen, wang aan wang. De caféterrasjes waar we samen naar de voorbijgangers keken. De bloemen, die ik je geschonken heb... is er een ànder, Waltraut? Houd je meer van hem dan van mij? [Walt. zwijgt en kijkt kil de andere kant uit] Of is het... omdat ik je te min ben. Omdat ik ... geen geld heb, zoals jij? Je had me dit gerust mogen zeggen, liefste. Ik was onmerkbaar uit je leven vertrokken, met een glimlach op de lippen.
Handen thuis. Voor het laatst: je bent een Jood, een Jood, een Jood.
Dat kan tussen verstandige mensen toch geen beletsel zijn.
Ik ben een Duits meisje. Mijn familie is Duits vanaf de middeleeuwen. Jij wilt jouw bloed vermengen met het onze. Met achterbakse listen ons ras naar beneden halen. Maar je vlieger gaat niet op. Vandaag zie ik je voor het laatst! O, wat heb ik me vernederd. Ze wisten het allemaal. En mij maar uitlachen. Achter mijn rug om. En dan maar huichelen. Met een schijnheilig gezicht. Zoals moeder [imiteert]: ‘Ik besef, hoe ellendig dit voor je klinkt. We hadden het je willen besparen’. Leugentroep! Maar jóu groet ik.
[Wil gaan]
Wacht nog.
[Verspert haar de weg]
Luister nog één minuut. Er bestaat op deze wereld een gemeenschap van fatsoenlijke lieden. Mensen, die elk op hun
| |
| |
manier het goede willen; of ze nu katholiek zijn of protestant, communist of conservatief, arm of rijk, oud of jong. Die allen aanvaard ik als mijns gelijken, hoewel ik hun beginselen of smaken zelden deel. Ik zie deze mensen als omsloten door een grens. Zij kunnen elkaar eerlijk de hand reiken, omdat zij één ding gemeen hebben; het gewone menselijke fatsoen. Maar buiten deze grens staan de anderen, de rassenhaters. Mannen als Hitler, Goebbels, Faubus, Verwoerd. Tussen hen en ons is geen verstandhouding mogelijk. Zij zijn de onfatsoenlijken, de onmensen. Waltraut, liefste, hoewel je behoort tot de anderen, de verwerpelijken, de onmensen ... ik zal je toch altijd als een mèns blijven beschouwen.
[Hij gaat zitten, het hoofd in de handen. Walt. af]
[Doek]
| |
Scene 4
Huiskamer van de familie Jones. Pa en Ma.
[leest een krant]:
Prachtig. Voortreffelijk.
Een actie van negers. In de Zuidelijke staten van Amerika. Je hebt daar cafétaria's waar uitsluitend blanken komen. Er staan geen bordjes: ‘Voor negers verboden’, maar de neger, die binnenkomt, wordt niet bediend en onbeschoft bejegend. De blanken gaan zo ver mogelijk van hem af zitten en men geeft hem te verstaan, dat hij beter kan opkrassen. Er zijn er ook waar negers uitsluitend worden getolereerd als ze met een staanplaats genoegen nemen.
Laten ze hun eigen café's oprichten. Ik zou in zo'n gelegenheid niet eens wìllen komen.
Dat zou capitulatie betekenen. Daarmee laat je het terrein vrij aan het onrecht.
| |
| |
Ze gaan in groepen de cafetaria's binnen. Ze bezetten alle stoelen. Het personeel kan ze er niet uitgooien. Ze zijn te talrijk. De politie kan het ook niet. Want ze hebben de wet achter zich. Ze wachten tot ze bediend worden. Dit gebeurt niet. Ze blijven wachten. De hele dag. Als het moet: de hele week. Ze wisselen elkaar af.
Al die tijd staat de business stil.
De eigenaar heeft uitsluitend kosten. Op den duur moèt hij wel toegeven.
Mooi. Wordt er nooit gevochten?
Alleen als de blanken knokploegen organiseren. Wat ze natuurlijk doen. Overal ter wereld gaat rassenhaat samen met geroep om ‘orde’ en ‘flink gezag’ en met het gebruik van de vuist.
Het zou niets voor mij zijn, om in zo'n café te gaan zitten. Zou jij het doen? Met al die fascisten op je af?
Die negers kunnen hoogstens een pak slaag oplopen. Die prijs is gering, vergeleken bij een concentratiekamp of een Vernichtungslager.
Als je het zo beziet... ja.
Bovendien zijn die negers heel wat jonger dan wij. Zij kunnen best van zich afslaan. Het zijn voor een belangrijk deel studenten.
Zou jij voor je principes het ziekenhuis in geslagen willen worden?
Als het moest, ja. Misschien wel. Maar ik zou het martelaar-
| |
| |
Dat doen ze daar in Amerika ook niet. Dat is juist het prachtige. De waardigheid, de zelfbeheersing, het ontbreken van geweld. Bijna alle negerdemonstraties daar verlopen in voorbeeldige ernst. Dat geeft de vijand ook geen vat op ze. Want zodra je geweld tegenover geweld gaat stellen, neemt de conservatieve pers de kans waar, je uit te maken voor een troep bandieten. Dat zie je overal.
[Er wordt enorm op de buitendeur gebonkt. Blaffend geschreeuw: ‘Sam! Sam Jones! Herkommen! enz’. Aanhoudend bellen. De ouden zijn verbaasd. Pa gaat opendoen. Kort twistgesprek. De kamerdeur wordt opengetrapt en Obermänner en Speilder bonken binnen. Dronken]
Der Schweinhund.
[Zij kijken het vertrek rond, trappen de tafel omver, openen een kast]
Ich werde ihn suchen.
[Loopt de kamer uit]
Ik haal de politie.
[Wil de kamer uitgaan]
Hierbleiben.
[Grijpt pa in de kraag, sleurt hem tegen de grond en trapt hem in het gezicht, zodat dit begint te bloeden]
| |
| |
Maulhalten.
[Slaat haar. Pa richt zich langzaam op. Ma gaat het bloed uit zijn gezicht vegen]
[op]:
Nirgends. [Op Pa wijzend] Wir werden es fragen.
Ha!
[Draait Pa de arm om]
Du. Alter. Wo ist der Sam?
[ligt op de grond]:
Ik weet het niet. Hij ging uit.
Hoe kan ik nu iets zeggen, wat ik niet weet?
[trapt]:
Wo ist der Sam? [Pa zwijgt] Wo ist der Sam?
[Oberm. en Speil. trappen er op los. Ma probeert hen weg te trekken]
Alte Jüdin!
[Ze slaan haar tegen de grond en trappen tot zij zich niet meer verroert]
Die sind kampfunfähig ge macht.
Ha! Jetzt geht es wieder los!
[trapt de tafel in elkaar]:
Sieg Heil!
[ledigt het boekenrek]:
Juden 'raus!
[veegt een schilderij van de wand. Destrueert het]:
Deutschland ist die Welt!
[Onder dierlijk gebrul richten zij een
| |
| |
enorme ravage aan. Zij gaan. De ouden bewegen nauwelijks en kreunen. Oberm. en Speil. keren terug. Speil. draagt een pot verf, Oberm. een kwast. Op de achtergrond schildert hij grote hakenkruisen. Wederom gaan zij. Men hoort hun gezang uitsterven: ‘Auf der Heide steht ein schönes Blümelein, Und das heiszt: Erika’.]
| |
Scene 5
Het toneel blijft gelijk. Sam staat temidden van de chaos en past triest de scherven van een vaas in elkaar. Gedurende de volgende scène zal hij geleidelijk de rommel wat opruimen. Dennis Truelove op met een plant.
Ik ben zojuist bij uw ouders geweest.
How do you do? Uw moeder mag morgen al naar huis. Dat zeiden de verpleegsters.
Ik heb een plantje meegebracht. Voor haar. [Pakt de plant uit] Voor morgen.
Heel vriendelijk van U, generaal. Zodra we weer een tafel hebben, zet ik hem erop.
Uw vader schijnt er helaas beroerder aan toe.
Ze hebben hem langer getrapt.
U wilde mij natuurlijk spreken.
U bent tegenover mij steeds Duitsland's pleitbezorger ge-
| |
| |
weest. Ik kan me indenken, dat U thans een roeping gevoelt.
Ik leef met U mee. Wees daarvan overtuigd. Ik voel dezelfde verbittering als U.
Hoe gek het ook klinkt, generaal, ik ben niet verbitterd. Het is me alsof ik staar naar een egaal blauwe hemel. De regenwolken zijn zojuist voorbijgedreven en reeds vergeten, als waren zij eeuwen geleden. Ik voel mij losgemaakt van alle verplichtingen, ook die van mijn verstand of mijn geweten. Verbittering? Nee. Ik ben vrij. De Duitsers zijn geen probleem meer. Ik kan ze nu beschouwen als dingen. Als keistenen. Als blokken hout.
U schrijft niet over hen?
[glimlacht]:
Als de Duitsers wilde beesten zijn, dan bent U van al hun oppassers de zorgzaamste.
Wilde beesten noemt U hen. Vindt U zo'n afrekening niet goedkoop?
Ik dènk niet meer. Het kan me niet schelen.
Men verwacht van een intellectueel een afgewogen oordeel.
Ik schrijf voortaan uitsluitend over bloemetjes en baseballwedstrijden. Wat wilt U meer?
Met U praten. U oordeelt overhaast als U mij voor Duitsland's pleitbezorger houdt.
Well, daar komen ze weer, de problemen. Maar als U wilt praten ...
[Maakt een gebaar van: gaat uw gang]
Mr. Jones. Toen de oorlog afgelopen was en de geallieerde legers in Duitsland stonden, wat voor land troffen wij toen aan? Kapotte steden en een ontwrichte economie. Daarbij een bevolking, gebukt onder het besef van een verloren oor-
| |
| |
log. Welke politieke ontwikkeling viel hieruit te verwachten; gegeven, dat deze bevolking van nature rancuneus is en militaristisch en twaalf jaar lang opgevoed in nihilisme? Politieke ziektekiemen te over. De mannen, tot jongens van veertien jaar toe, hadden aan het front elk besef van menselijkheid verloren. De oorlogsmisdadigers waren niet te tellen. Bestraffing van allen was niet alleen onuitvoerbaar, maar ook ongewenst. Want er moesten toch mensen overblijven voor de wederopbouw. Bovendien wilden we niet te hard toeslaan om blijvende vijandschap te vermijden.
En U prefereert nazi's nog altijd boven communisten?
Het communisme is een gevaar; het nationaal-socialisme niet meer.
Het verleden is voorgoed verleden. Laat de doden hun doden begraven; wij moeten naar de toekomst kijken.
Men kan uit het verleden leren.
De zogenaamde ‘lessen der geschiedenis’. Mijn beste meneer Jones, ieder leert uit de geschiedenis wat hij er zelf eerst ingelegd heeft.
Deze eeuw is begonnen onder het optimisme van hen, voor wie de ratio een hele ontdekking betekent. Ze wisten het zo goed. Ze zagen oorlog als een opeenhoping van de ergste misdaden. Ze doorzagen ‘sneuvelen voor het vaderland’ als een frase en ‘militaire eer’ als boerenbedrog. Internationale geschillen dienen in de rechtszaal of rond de conferentietafel beslecht en niet via wederzijdse moordpartijen. Ze hadden zo ontzettend gelijk, dat ze waanden, de anderen slechts hun mening te behoeven voor te houden om de oorlog uit te bannen. Deze waanzin behoorde tot het verleden, meenden zij. Daarmee was voorgoed afgerekend. Doch de mens is geen rationeel denkend wezen. Veertig jaar later werd aan
| |
| |
een volk de vraag gesteld: ‘Wollt ihr den totalen Krieg?’ En op massameetings van tienduizenden en tienduizenden klonk het antwoord: ‘Ja!ja! ja!’ Pacifisme gold toen als lafheid.
Voor die stelling voel ik overigens nog steeds.
Het leek zo gemakkelijk, aan het begin van deze eeuw. Na honderden jaren feodalisme, koloniale onderdrukking, privileges en discriminatie ging men opeens nadenken. Opeens zag men het absurde in, juridische consequenties te verbinden aan het toeval van iemands geboorte. Weg met standsprivileges en rassendiscriminatie; die zijn goed voor de middeleeuwen! Daar zijn wij, verstandige twintigste-eeuwers te volwassen voor geworden! Veertig jaar later had men een dictatuur, die de ergste rassenvervolging organiseerde uit de wereldgeschiedenis.
Goed, dat is gebeurd. Maar nu heeft Amerika zijn isolationisme opgegeven. Wij zullen een herhaling voorkomen.
Ha, daar heb ik U! Nu bent U even anti-Duits als ik.
U denkt, dat alleen Duitsers door de waanzin bevangen kunnen worden. U ziet onszelf als paladijnen bij uitstek van het gezond verstand.
U drukt het te sterk uit.
In elk volk kunnen echter vandaag of morgen de geesten besmet raken. Amerikanen of Russen, Fransen of Engelsen, negers of Chinezen; laat geen volk zich verbeelden immuum te zijn. Laat geen tijd zich verbeelden verstandiger te zijn dan het verleden. Voortdurend ligt de vijand op de loer. Ook in de eigen gelederen. De benauwendste gedachte uit de tweede wereldoorlog is voor mij, dat het juist de Duitsers geweest zijn. Zij, met hun ijver en nauwgezetheid! Zij met hun
| |
| |
hoge peil van wetenschapsbeoefening, hun imposant cultureel verleden! Nauwelijks één volk lijkt meer voorbestemd, de mensheid tot een zegen te zijn. Als dit hoogstbeschaafde volk al tot zoveel misdaden in staat was, wat valt er dan nog van de anderen te verwachten?
Wij, Amerikanen, verdedigen recht en vrijheid. Dat weet een kind. Vooralsnog verwacht ik van ons geen misdaden.
Waarom vieren wij een Werner von Braun als de ‘man van het jaar?’ Hij heeft voor Hitler de V2 gemaakt. Hij heeft zijn kunde in dienst gesteld van dictatuur en rassenvervolging. Welbewust, want van een intellectueel mag men immers een afgewogen oordeel verwachten. De man is een misdadiger. Duizenden Londenaren verloren door hem het leven.
Een tegenstander bekeren staat hoger dan wraaknemen. Werner von Braun werkt nu voor het Westen, voor de vrijheid en het recht.
Maar hoelang kunnen wij nog te goeder trouw volhouden, vrijheid en recht te bevorderen? Met Franco als bondgenoot en Ibn Saoed als stroman? Hebben wij Mendéres niet gesteund en Syngman Rhee? Is Portugal soms een democratie of Formosa? En hebben Frankrijk, Engeland, België en Nederland hun heilige democratische beginselen ooit toegepast in hun eigen koloniën?
Pas op! Zeg niets van de N.A.V.O.-bondgenoten!
En dan Duitsland. Wist U, dat tijdens het Hitler-bewind alle jonggehuwden op het stadhuis een exemplaar ten geschenke kregen van Mein Kampf? In tal van huisgezinnen is dit het enige boek. Daarmee wordt een jongere generatie opgevoed. Van de overheid kan men weinig verwachten aan heropvoeding. Hoe zou het, met gewezen S.S.-ers als ministers! En nu een ex-Hitler-generaal een belangrijke functie bekleedt in de N.A.V.O....
| |
| |
Meneer Jones. U gaat te ver. De N.A.V.O. mag U niet aanvallen.
Vrije critiek is het wezen van de democratie.
Behalve als het bestaan zelf van de democratie op het spel staat. Ik wil U een goede raad geven: Schrijf wat U tegen mij zei nooit in de krant. Wij konden U wel eens voor communist uitmaken. En communisten zijn vogelvrij; dat weet U wel. Wij plaatsen U dan op tal van zwarte lijsten. Daar beleeft U een hoop narigheid van, vooral bij sollicitaties. U kunt zelfs in de gevangenis belanden. Wegens ‘onamerikaanse activiteiten’.
U houdt van krachtige argumenten.
Wij moeten wel. Als wij critiek tolereren, jagen wij de Duitsers tegen ons in het harnas. Daar profiteert Moskou van.
Stelt U gerust: Bloemetjes en baseball-wedstrijden. Verder geen woord.
Ik zal U niet langer ophouden. Ik had gehoopt, U te kunnen overtuigen.
Maar die hoop geeft U op.
Precies. Groet Uw ouders van mij.
Tot ziens.
[Dennis af. Sam probeert met een doekje de achterwand te reinigen van hakenkruisen. Het lukt niet al te best. Hij ziet dit zelf in, maar blijft toch poetsen]
doek
Den Haag/Rimini-Juni 1960
|
|