Maatstaf. Jaargang 8(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 797] [p. 797] Gerrit Achterberg [Gedichten] Critische massa Omhelzing in het zwart bij het passeren. Een onderons voor alle twee te snel. Mijn hoed hopeloos weg. De hemel schel, waartegen schuin de straat aan het omkeren. Wij nochtans bij elkander persisteren op staande voeten, als een vast bevel. De eeuwigheid gedreven in de knel van nu of nooit, zonder ons te verteren. Omdat ik u in feite pas ontdek wanneer het bovenstaande zich voltrekt, moet het een toeval blijven alles samen, [Ik liep hier toch. De rest is ja en amen.] dat ik u in de massa niet direct verslijten ging voor een wildvreemde dame, die verder wandelt en geen spier vertrekt. [pagina 798] [p. 798] Fall-out Kaïn, vervloekt na broedermoord, terstond van de aardbodem, van de grond verdreven, die hem de vrucht des velds niet meer wou geven, Kaïn was bang dat doodsloeg wie hem vond. Hij riep het uit: mijn zonden zijn te groot. Maar God stelde een teken, dat geen hond hem aan zou raken op straffe van zeven keren vervloekt te worden, een verbond om in 't verborgen verder mee te leven. Hij woont, door een Ausweis gedekt van God, onder het paradijs, in het land Nod. Bekent zijn huisvrouw volgens het gebod. Wint Henoch. [Niet die wandelde met God z'n eigen dood voorbij, cherubs ten spot. Dat was een neef. Van hem stamt Christus af, die voor ons stierf en oprees uit het graf.] Hij bouwt Henoch, een stad, rondom zijn lot. Uit deze linie komt het orgel voort en worden voor het eerst harpen gehoord; reuzen gezien; mannen van naam, Nimrod. Totdat de zondvloed zich erover stort. Babel en Ninevé. De spraak verwart. Vorige Volgende