Maatstaf. Jaargang 8
(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 737]
| |
A.P. van Hoek
| |
Een orkaan van gezond verstandIn november 1959 werd Nederland verrast met het pamfletje ‘Ideologie en Coëxistentie’, uitgegeven door Morele Herbewapening en in een oplage van drie miljoen exemplaren huis aan huis bezorgd. De persreacties waren in meerderheid afwijzend; men zal het zich herinneren. Allerwegen werd gewezen op de ‘Mussert-of-Moskou’-mentaliteit, die uit het geschriftje sprak, waarbij men dan voor ‘Mussert’ de naam Buchman kon substitueren. Morele Herbewapening kondigde aan, de communistische ideologie te zullen overwinnen via de eigen, betere leer. Hoe die leer luidt? Heel eenvoudig: zij omvat het betrachten van absolute eerlijkheid, absolute reinheid, absolute onzelfzuchtigheid en absolute liefde. Meer niet. U ziet: dit is nog eens iets anders dan gemeenschapsbeheer van de voornaamste productiemiddelen [zijnde immers de essentie van het communisme]. Een voorproefje van hoe de Herbewapenaars hun absolute eerlijkheid in praktijk denken te brengen, kreeg men uit een zinnetje als: ‘Het ideologisch initiatief van Morele | |
[pagina 738]
| |
Herbewapening... schiep de omstandigheden waaronder het Marshallplan en later het Schumanplan konden functionneren’. [blz. 9]. En een uitspraak als ‘het is bijzonder dwaas te geloven dat iemand, die de lijn van Moskou volgt, geen communist is’, doet in absolute liefde nauwelijks onder voor de meest Mc Carthyaanse heksenvervolgerij. Hoe het zij: 's Heren zegen moet bepaald op het geval rusten, want welke andere religieuze stroming kan het zich permitteren, een boekje van 32 pagina's cadeau te doen, in een totaal-oplage van vijftien miljoen, in achttien talen vertaald en met huis-aan-huis-verspreiding in Zwitserland, Nederland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland, dit alles gevolgd door een peperdure advertentiecampagne met annonces over gehele bladzijden? Of ... hebben de absolute onzelfzuchtigaards, die achter de actie staan, zo hun eigen doeleinden? Dan kan het van belang zijn, hun namen te kennen. Het pamfletje zelf verzwijgt zijn herkomst, maar De Tijd heeft voor Nederland die namen onthuld. Het zijn: Ir. F. Philips uit Eindhoven, mevr. Ch.E. van Beuningen-Fentener van Vlissingen [van de AKU en de Steenkolenhandelsmij], mevr. C. Schimmelpenninck-de Brauw uit Olst, mr. H.C. Hintzen van de bankiersfirma Mees en Zonen, A.H. Sillem, bestuurslid van de Amsterdamse Beurs, Jhr. A.S.C. Stoop van Strijen uit Den Haag, de P.v.d.A.-burgemeester van Delft, De Loor, de voorzitter van de P.v.d.A.-fractie in Leiden, Piena, alsmede de professoren Dorgelo uit Eindhoven en Teeuw uit Leiden. Proletariërs aller landen, verenigt U! Nu moet u bedenken, dat men in november 1959 zich nog allerlei illusies maakte over een komende topconferentie, die Oost en West nader tot elkaar zou brengen, en die misschien wel zou resulteren in vermindering van de bewapening, welke laatste mogelijkheid door bijna iedereen werd toegejuicht, maar niet door de auteur van ‘Ideologie en Coëxistentie’. Hij citeert met instemming ene Dr. S.D. Cornell, die hij introduceert als ‘een van degenen, die een aandeel had [sic!] in het vervaardigen van de eerste aardsatelliet, die door mensen gemaakt is’. [blz. 29]. [Hoe nu? De eerste kunstmaan was de Spoetnik I van de Sowjet-Unie. Is onze | |
[pagina 739]
| |
absolute eerlijkerd dit vergeten? Of beschouwt onze absolute liefhebber de Russen niet als mensen?]. Cornell dan zou gezegd hebben: ‘Natuurlijk moeten wij ons militair, wetenschappelijk en produktief vermogen op peil houden. Wij moeten het verder ontwikkelen’. Zonder twijfel mannentaal en waarschijnlijk uit het hart gegrepen van Theodore Guething, directeur van een machinefabriek, die op blz. 27 komt verklaren: ‘Wij Amerikaanse zakenlieden houden er niet van voor de gek gehouden te worden. Als voorzitter van een comité hielp ik 140.000 dollar bijeen te brengen voor een van de grootste methodistische kerken in Michigan. Vorige week werd te Detroit op de vergadering van de methodistische kerk een resolutie aangenomen, die Chroestsjof zelf niet had kunnen verbeteren. Zij roept op tot volkomen ontwapening van de gehele wereld, toelating van communistisch China tot de Verenigde Naties, afschaffing van de dienstplicht, beknotting van de burgerlijke verdediging en de wijziging van de status van Berlijn tot een ‘vrije stad’ onder toezicht van de Verenigde Naties’. Volkomen ontwapening om te rillen - nietwaar? - voor Philips en zijn vrindjes. En wanneer u nu overweegt, welke formidabele bedragen bijna elk defensie-onderdeel aan electronica besteedt; voorts, dat Philips complete radarnetten weet te leveren - aan West-Duitsland bijv. -, dat Philips voor Italië, West-Duitsland, Frankrijk, België en Nederland het electronisch gedeelte van de ‘Hawk’-raket mag verzorgen [60% van dit projectiel bestaat uit electronische apparatuur] en dat Philips ook betrokken is in de vervaardiging van de raket ‘Sidewinder’, dan laat ik de conclusie aan uzelf over. Het pamfletje ‘Ideologie en Coëxistentie’ werd door een belangrijk deel van de pers, waaronder de toonaangevende N.R.C., weggehoond. Enige dagen na de verrukkingen van ‘Ideologie en Coëxistentie’ lag er een nieuw stuk drukwerk in de bus. Een uitnodiging namens mijnwerkers uit het Roergebied tot bijwoning van de Nederlandse premiére van het toneelwerk ‘hoffnung’. Ik ben erheen gegaan. Onder meer omdat het publiek zo integraal verzorgd van kledij en beschaafd van | |
[pagina 740]
| |
tongval was, kreeg ik de indruk, dat men de verspreiding der uitnodigingen beperkt had tot de zogenaamde ‘nette’ buurten. Merkwaardig, want zou men niet arbeiders in de eerste plaats het best voor mede-arbeiders kunnen laten optreden? Was het een voorzorgsmaatregel? Of wilde men voldoen aan het renommé van Leger-des-Heils-voor-de-betere-standen? Hoe het zij, daar ik woon in wat het Parool een ‘herenhuis op het statige Sweelinckplein’ noemde [de Haagse Courant maakte evenwel gewag van ‘19e eeuwse nepbarok’], mocht ik komen. Aan de verwachtingen werd stellig voldaan: stuk, zowel als uitvoering abominabel slecht. Over de schrijver-hoofdrolspeler Hans Hartung vertelde een Nederlandse inleider, dat hij was een ‘mijnwerker, die een nieuwe eenheid vond met zijn vrouw, en toen tot zijn eigen verbazing een toneelstuk ging schrijven’. Jaja, als toneelschrijver tuimel je van de ene verrassing in de andere. Een Duitse mijnwerker kwam aan het woord - er stonden toen veel Duitse mijnwerkers op het toneel, allemaal, gelijk Duitsers betaamt, in uniform -; en hij riep uit: ‘In het tijdperk van het atoom heeft de wereld een nieuwe orde nodig’. [Juist. Dat was 'm nou, die Schok der Herkenning]. Ook na het drama werd gesproken. We kregen te horen, dat Morele Herbewapening het Cyprus-vraagstuk tot een goed einde had gebracht. Makarios zou Morele Herbewapening vijfmaal hebben geprezen. Op het ogenblik werkten de Herbewapenaars eraan, de oplossing te vinden van de kwesties Algerije en Little Rock. [Daar zijn ze nu, een jaar later, dus bepaald in geslaagd]. Een absolute eerlijkerd uit India wees het communisme aan als oorzaak van de scheiding tussen zijn land en Pakistan. Hij gebruikte het meest bekakte Engels, dat ik ooit gehoord heb, daarmee de vroegere naam van zijn clubje - Oxfordbeweging - niet verloochenend. De Loor, de Delftse burgemeester, trad op, benevens mevrouw Van Beuningen uit Wassenaar. Deze werd geannonceerd als iemand, die zich heel flink had betoond tijdens de oorlog. Ze had, geloof ik, voedselpakketjes gemaakt voor mensen, die honger hadden [hoe kwam zij aan dat eten?] en | |
[pagina 741]
| |
met een zeker succes geprotesteerd tegen de behandeling van krijgsgevangenen in Vught [hoe kwam zij aan invloed bij de rotmof?]. Nu, het moge waar zijn; wanneer Morele Herbewapening het oorlogsverleden van haar leden in de weegschaal wil werpen, dan dient dat niet beperkt te blijven tot een verleden met reclamewaarde. De ‘absolute eerlijkheid’ eist dat. En Hans Hartung, de centrale figuur van de avond, schrijver-hoofdrolspeler van het officiële propagandastuk hoffnung, diende gedurende de oorlog bij de S.S.! Dit feit werd echter wijselijk verzwegen. De bekendmaking ervan bleef voorbehouden aan de dagbladpers. Trouwens, Hartung is niet de enige SS'er, die thans de leer van Buchman predikt. Zo valt er in het boek ‘Een wereldwinnende Idee’ door Peter Howard [uitgave A.W. Sijthoff N.V. te Leiden, 1956] 'n bepaald pikante ontdekking te doen. ‘Een wereldwinnende Idee’ bevat het relaas van de tournee van een ‘wereldmissie’ van Morele Herbewapening met een toneelstuk van Peter Howard zelf, genaamd ‘Het Verdwijnende Eiland’ [The Vanishing Island]. Komisch nootje: op Formosa werd ‘om psychologische redenen’ op verzoek van de Chinese autoriteiten de titel veranderd in ‘Het eiland, dat de sleutel heeft’. [blz. 44]. Howard betoont zich voortdurend heel ingenomen met zijn eigen stuk. Absolute bescheidenheid behoort kennelijk nièt tot de beginselen der Buchmannianen. Absoluut fatsoen trouwens evenmin, gezien de wijze waarop Howard, zonder maar een ogenblik argument tegenover argument te stellen, op blz. 74 een criticus, de heer S.S. Mariswamy meent te moeten uitschelden: ‘een pennelikker uit India, die nu zijn hoofd boven de modderpoel uitsteekt’. Het belangrijkste deel van het boek is de derde bijlage, bevattende namelijk een lijst van personen, die aan de wereldmissie van Morele Herbewapening hebben deelgenomen. En kijk, kijk, tussen tal van interessante persoonlijkheden, zoals Anton en Annejet Philips, ontwaart men daar de figuur van ... Theodor Oberländer, ‘Rusland-kenner’, oud-S.S.-er en tot voor kort Adenauer-minister, beschuldigd van medeplichtigheid aan bloedbaden te Lemberg. Fritz Thyssen in zijn boek ‘I paid Hitler’ [uitgave Farrar | |
[pagina 742]
| |
& Rinehart inc. N. York, Toronto] kent trouwens een nog fraaiere Buchman-heilige. ‘It is true that, despite the consternation caused by Hitler's shocking breach of faith after Munich, some people in England still believed that peace could be maintained. They placed particular trust, it seems, in Heinrich Himmler, head of the Gestapo, because he was a member of the Oxford Group and, by implication a pacifist’. [blz. 158]. ‘By implication’: dat zal wel. Speciaal ten aanzien van Himmler, de grootste moordenaar aller tijden. Welk een pacifist! Als aardig commentaar op deze ‘implicatie’ nu even een citaatje van een ander verdienstelijk herbewapenaar: admiraal William H. Standley, former Chief to Naval Operations and United States Ambassador to Moscow. Men kan het vinden in het Nieuwjaarsnummer 1960 van het officiële propagandablad MRA-pictorial [blz. 30]: ‘I have known Moral Re-Armament for 20 years. I know it is effectively answering Communism. Moscows attacks it for that reason. Subversive forces, aiming to weaken the free world and destroy MRA have accused it of being pacifist, and are behind this mischievous propaganda. Moral Re-Armament is not and has never been pacifist. It shares equally in importance with material re-armament. Both are essential to our survival’. Een en ander werpt wel een merkwaardig licht op een fragment als het nu volgende, te vinden op blz. 3 van ‘Ideologie en Coëxistentie’. ‘Prof. Dr. Hans Koch, die in 1957 het Duitse ministerie van buitenlandse zaken vertegenwoordigde op de topconferentie van Morele Herbewapening op Mackinac Island en die adviseur was van bondskanselier Adenauer voor Sovjetzaken, zei: De topconferenties die echte eenheid in de wereld tot stand brengen, zullen de conferenties zijn die door Morele Herbewapening in Europa en Amerika gehouden worden. Zij houden zich bezig met de hele wereld en met elk aspect van het wereldgebeuren. Stalin was het meest bevreesd voor de ideologie, die | |
[pagina 743]
| |
landen, die zover van elkaar af liggen als Japan en Duitsland, tot elkaar kon brengen’. Nu, men mag driemaal raden welke ideologie dat wel geweest kan zijn. Zulk een uitspraak herinnert pijnlijk aan het beruchte interview van de New York World Telegram van 26 augustus 1936 met Frank Buchman persoonlijk, waarin Buchman verzucht: ‘Ik dank de hemel voor een man als Adolf Hitler, die een verdedigingslinie bouwde tegen de antichrist van het communisme’. Een vriend van mij informeerde bij dat blad of Frank Buchman inmiddels dit interview heeft herroepen. Hij kreeg ten antwoord, dat dit nog steeds niet was geschied... Na afloop van de toneelvoorstelling was er in de foyer gelegenheid tot discussie met daartoe gereedgehouden herbewapenaars. Ik trof een Schotse arts, een vriendelijke man, die me vroeg of ik me wel eens helemaal stil gemaakt had, teneinde naar de stem van God te luisteren. Moest ik tòch eens doen, vond hij. Ook de ‘vier absolute maatstaven’ kon hij mij van harte aanbevelen. Ik informeerde of men, levende volgens de vier maatstaven, voor privé- dan wel voor gemeenschapsbeheer van de voornaamste produktiemiddelen geporteerd was, een kwestie, waaraan men, zodra men pretendeert een betere ideologie te bezitten dan de communistische, nu eenmaal niet stilzwijgend voorbij kan gaan. Hij vermeed elk antwoord, hoewel ik hem de vraag meermalen stelde. Wel gaf hij toe, dat die Hans Hartung gedurende de oorlog deel uitmaakte van de S.S. Het gesprek bleef achteraf onbevredigend, want omtrent de maatschappijleer der Oxfordianen was ik niet wijzer geworden. En die moest toch bestaan. Want dat men erin zou slagen, de gelden bijeen te brengen voor gigantische reclamecampagnes, alléén om de mensheid vier normen voor te houden, waar iedereen het bij voorbaat al mee eens is, dat zou te ongelooflijk zijn. Juni 1960 bracht een advertentie van een gehele pagina in de Nederlandse pers, waaruit men kon leren dat het pamfletje ‘Ideologie en Coëxistentie’ inmiddels was vertaald in 24 talen en het afgelopen jaar 73.000.000 gezinnen had bereikt in bijna de gehele niet-communistische wereld. Toemaar. | |
[pagina 744]
| |
‘Het is zo normaal’, eindigde de advertentie. ‘Het is zo praktisch. Het is een orkaan. En het is gezond verstand’. Jaja. Maar wàt eigenlijk? | |
Van spinnekop tot wandelende buffel‘Een van de mannen, die door de zending veranderd was, stond bekend als ‘De Spinnekop’. Hij had verscheidene malen in de gevangenis gezeten, nu is hij een vurig levensvernieuwer en een stralende heilige’. De ‘zending’ is uiteraard die van Buchman en de zinsnede kan men vinden in het boek ‘Alleen voor Zondaars’ door A.J. Russell, een uitgave van Kirberger en Kesper te Amsterdam in 1933. Uit dit verrukkelijke werkje wil ik eens wat meer citeren, niet omdat daar nu eindelijk de maatschappijleer der Oxford-mensen in wordt onthuld - net als hun meeste propagandageschriften bestaat het voornamelijk uit bekeringsgeschiedenissen en geciteerde loftuitingen - maar omdat men er fraaie voorbeelden uit kan opdoen van hun mentaliteit. Een ontroerend staaltje kinderlijke ootmoed legt de auteur reeds aan de dag op blz. 22, waar hij bezig is, zijn eerste kennismaking met de Buchman-beweging onder woorden te brengen. ‘Er kon geen kwaad in deze leer schuilen, want dan zou de hogeschool te Oxford er niet mee te maken willen hebben. Dat was een ding, dat er vóór pleitte’. Simpel zieltje! Op deze wijze kan men zelfs de waandenkbeelden van Gerretson nog wel goedpraten. Anders zou immers de hogeschool te Utrecht er niet mee te maken willen hebben! Toch oordele men niet overhaast over A.J. Russell. Op blz. 234 beschrijft hij de Calvariënkerk te New York, gedreven door de Buchman-dominee Sam Shoemaker. ‘Hoewel de kerk in haar schemerig licht donker van ouderdom is, toont de gemeente zich steeds opgewekt en vriendelijk, staat altijd klaar om iemand te helpen, zelfs al heeft hij geen academische graad’. Slaapt gerust, hulpbehoevende undergraduates. Russell en zijn vrindjes zijn heus wel democraten. Voor wie eraan mocht twijfelen: niet Buchman heeft de Buchman-beweging opgericht, neen, dat was de Heilige Geest. Bladzij 27 stelt cursief: ‘Geen mens, maar de Heilige | |
[pagina 745]
| |
Geest had een nieuwe godsdienstige beweging aan de hogeschool te Oxford in het leven geroepen’. En bladzij 163 voegt eraan toe: ‘Gestadig ontstaan nieuwe groepen onder leiding van de Heilige Geest’. Natuurlijk onderhoudt Buchman wel allercordiaalste betrekkingen met voornoemde Geest. ‘Als Frank binnentreedt, schijnt de adem van de Heilige Geest voor hem uit te gaan’. [blz. 268]. Bedoelde Geest maakt bepaald ernst met zijn mentorschap. Op elk gewenst moment van de dag valt Hij te consulteren. Men houde zich daartoe een tijdje rustig [‘quiet time’ oftewel ‘stille tijd’], ‘stemme af’ op God, lette scherp op wat men denken gaat, en schrijve vervolgens de eigen gedachten neer. Die zijn dan afkomstig van de H. Geest. Als ze een opdracht of raad bevatten, heten ze ‘leiding’. De ‘stille tijd’ met de bijbehorende bloc-note en de ‘leiding’ spelen een grote rol in het leven der Buchman-adepten. Men kan de stille tijd zowel als gezelschapsspel als solitair beoefenen. In het eerste geval bespreekt men met zijn kornuiten of het inderdaad de Geest was, die doorkwam. Wat dit betreft is de profeet zelf natuurlijk voorzien van een verfijnd onderscheidingsvermogen. A.J. Russell verhaalt [blz. 134]: ‘Ik schreef mijn gedachten op, las ze toen hardop voor aan Frank, die met verrassende vrijmoedigheid verklaarde, dat het Gods gedachten waren’. Met elk terrein des levens - men kan het zo gek niet bedenken - houdt deze orkaan van gezond verstand zich bezig. Op bladzij 325 deelt een kanunnik mede: ‘Ik was in 't onzekere over wat ik moest doen: een lange reis maken per auto of per trein. Na een hele tijd verloren te hebben met het vóór en tégen te overwegen, kreeg ik opeens leiding door de boodschap: ‘Wees geen dwaas, ga met de auto’. Indien ik op mijn leiding vertrouwd had i.p.v. op mijn verstand, zou ik al veel eerder hebben gehoord, dat ik geen dwaas moest zijn’. Nochtans: zelfs Frank Buchman twijfelt er wel eens aan of het inderdaad ‘leiding’ was, die hij kreeg. Maar deze grote man heeft zo zijn eigen maniertjes om de Heer der Heerscharen zout op Zijn staart te leggen [blz. 82]: ‘Frank vertelde dien avond van een ervaring, opgedaan, | |
[pagina 746]
| |
toen hij de straten van een Amerikaanse stad doorkruiste en zich gedrongen voelde, een goed-gekleed man aan te spreken, die, naar hij voelde, in grote nood verkeerde. Daar hij niet helemaal zeker ervan was, geleid te worden, besloot hij een proef te nemen. Wanneer de vreemdeling stil stond bij den volgenden lantaarnpaal, zou Frank hem aanspreken. De man stónd stil. [....] Frank vertelde verder, hoe hij op den vreemdeling toetrad en vroeg of hij in nood verkeerde. ‘Natuurlijk doe ik dat’, antwoordde hij met een stem die onrust te kennen gaf. ‘Wie heeft U gezonden?’ ‘Ik denk dat God mij tot U moet hebben gezonden’, zei Frank. ‘Natuurlijk was het God’, meende de man weer en deelde mee dat zijn moeder op 't ogenblik stervende was’. Etc. Niet precies wetend hoe de eis van ‘absolute reinheid’ geïnterpreteerd dient te worden, was ik geneigd in de eerste plaats aan schone overhemden, tanden poetsen na tafel, en regelmatig een warm bad te denken. Het navolgende staaltje van ‘leiding’ doet evenwel andere zaken vermoeden [blz. 57]. A.J. Russell, toen nog geen Oxfordiaan, is bezig bekeerd te worden door ene Garrett Stearly. ‘Hij vertelde mij een verbazingwekkende geschiedenis, die hij volhield, dat waar gebeurd was, van een man en een vrouw, wier blijkbaar [sic!] onoplosbaar huwelijksprobleem opgelost was door de Groep. De man had een lichamelijk letsel geleden, dat hem ongeschikt maakte voor het echtelijk leven. De vrouw was jong, vrolijk en rusteloos. Zij bezocht drukke, roekeloze partijen, om zo vergoeding te vinden voor haar eenzaam bestaan thuis. Hun samenleving had bijna schipbreuk geleden, toen zij onder de invloed der Groep kwamen. In plaats van op scheiding aan te dringen - 't natuurlijkst wat men, naar mijn mening had kunnen doen - raadde de Groep, het vraagstuk volledig aan Gods leiding te onderwerpen. De raad werd opgevolgd en een duidelijke aanwijzing kwam tot de vrouw, den toestand te aanvaarden, niet onderworpen alsof het een offer gold, maar verheugd als een teken van de genade, die in Gods plan met haar tot uiting kwam. Voor haar zowel als voor haar echtgenoot werd het probleem weggevaagd uit | |
[pagina 747]
| |
hun leven. Er was nu geen sprake meer van ontbering, want het sexe-instinct was verheven tot het hoger peil van bevrediging, waarop waarlijk gelukkige mensen gedurende alle eeuwen geloofd hebben. Onbevredigde geslachtsdrift was vervangen door de onweerstaanbare macht van hooger liefde’. Gelukkig voor Russell zijn de rijke fabrikanten, voor wie zijn werkje niet alleen krachtens de titel wel in de eerste plaats bestemd zal zijn, in meerderheid niet intellectueel genoeg om ooit van Freud gehoord te hebben. Absolute reinheid dus! Men kan zich indenken, dat de absoluterd aller absoluterds, Buchman zelf, vrijgezel bleef. Bladzij 162: ‘Ik vroeg hem, waarom hij nooit getrouwd was. Frank's ogen glommen achter zijn bril. ‘Alleen omdat ik nooit leiding heb gehad te trouwen’. En toch: ook deze allerreinste reinheid schijnt niet je ware te zijn. Immers [blz. 311]: ‘Natuurlijk is de werkelijke oplossing van het huwelijksprobleem het engagement onder leiding’. Dus maar stug bidden, Buchman. Misschien strijkt die leiding nog eens de hand over het hart. Op een ander gebied, namelijk dat der financiën, heeft de leiding onze profeet beter bedeeld. Blz. 184: ‘Wanneer Frank geen geld meer heeft, bidt hij erom. Toen ik Frank voor de eerste maal ontmoette, had hij om geld gebeden, ten einde iemand te helpen, met wien hij zelfs zijn lijf goed deelde. Het geld kwam’. Deze praktijk - de zorg voor de pecuniën aan de Heer overlaten - heet ‘leven op geloof en gebed’ en wordt onder Oxfordianen bepaald aangemoedigd. Men ziet er een blijk van Godsvertrouwen in. Nu kan Buchman, met al zijn rijke kennissen die hem geregeld te logeren vragen, zich zonder risico enig Godsvertrouwen permitteren; maar de inflatoire gevolgen zouden niet te overzien zijn als een aanzienlijk deel van de bevolking tot zijn leer bekeerd zou raken, bijwijze van broodwinning slechts het bidden zou beoefenen, en kijk: ‘het geld kwam’. Dat de grote man in zijn sas is, laat zich denken. Sam Shoemaker getuigt van hem [blz. 189]. ‘Hij is door en door gelukkig. Ik heb nog nooit iemand ontmoet, die zo vrolijk | |
[pagina 748]
| |
is als Frank. Op een ogenblik, dat hij in grote moeilijkheden verkeerde, ondertekende hij een telegram, dat hij me zond: ‘Uw vrolijke Frank’. Over Shoemaker gesproken: die man weet anekdotes te vertellen! Op blz. 263 staat er zo een. ‘Eens vroeg ik aan Sam Shoemaker, wie de beste Christen van de Groep was. Sam keek me olijk aan. Als je bedoelt wie de heiligste is, moet ik zeggen: Sherry Day. Hij is een merkwaardig heilig man. 'k Zal je er eens een voorbeeld van geven. Wij reisden in Indië en waren eens van plan 's avonds uit te gaan, doch konden nergens een bediende vinden. Al onze schoenen waren vuil. Opeens ontdekten we, dat Sherry Day stilletjes verdwenen was. Later kwam hij terug - even ongemerkt. Toen wij naar onze kamers gingen, vonden we allemaal onze schoenen gepoetst - zeven paar. Ik vroeg aan Frank, wie deze schoenen gepoetst had. Frank grinnikte geheimzinnig:‘Weet je dat niet?’ ‘Zo'n soort man’, zei Sam, ‘heeft Frank nu altijd in zijn omgeving’. Sherry Day volgde Christus na, Die de voeten Zijner discipelen waste. En net als Christus dit deed, omdat die voeten het nodig hadden, gewassen te worden, poetste dominee Sherwood Day de schoenen zijner reisgenoten, omdat zij gepoetst moesten worden. Practisch Christendom dus!’ Het lijkt een caricatuur, maar het is heus de authentieke Oxford-exegese van A.J. Russell. Voor wie er over wil namijmeren: Johannes 13, de verzen 1-20. Bij het lezen van zulk een originele Bijbeluitleg verbaast men zich eens te meer over de uitzonderlijk-welwillende houding van Roomse zijde ten opzichte van Morele Herbewapening. In het verleden werden voor minder ernstige ketterijen mensen naar de brandstapel verwezen. Prefereren soms de gemyterde politici in het Vaticaan communistenvreterij boven zuiverheid in de leer? Als u overigens er belang in stelt te weten welke schriftuurlijke bezwaren er zoal tegen onze absolutisten aan te | |
[pagina 749]
| |
voeren zijn, kan ik u ten sterkste het scherpzinnige boekje van Dr. E.D. Kraan aanbevelen: ‘De Buchman-beweging’, uitgave J.H. Kok N.V. te Kampen, 1935. Zelfs voor een heiden als schrijver dezes blijft het een intellectueel genoegen een geharnaste Calvinist in actie te zien op het krijgsros. Na afloop vraag je je wel af hoe het voor ook maar één christen mogelijk is, ook maar een minuut langer achter Buchman aan te blijven lopen. Neem de wijze waarop Kraan gehakt maakt van de openbare biechten der herbewapenaars [blz. 66 e.v.]. Deze bedrijvigheid wordt door hem als een niet minder dan zevenvoudige zonde ontmaskerd [bij welke zeven inbegrepen de zonde tegen de H. Geest, zoals men weet onvergeeflijk]. Voor diegenen, die er niet mee op de hoogte zijn: op house-parties of op openbare bijeenkomsten nemen Oxfordianen het woord om tegenover elkander belijdenis van eigen schuld te doen. Speciaal als zij uit groeperingen komen, die elkaar met argwaan bezien, kan zulk een zelfvernedering er aardig toe bijdragen het ijs te breken. Het loopt natuurlijk af met algemene vergiffenis en verbroedering. Bijvoorbeeld. de heer Albert Sillem, bestuurslid van de Amsterdamse vereniging voor de effectenhandel, verklaart op Mackinac Island: ‘Mijn effectenbeurs is het brandpunt van het materialistische kapitalisme dat geweldige schade aan andere naties heeft toegebracht. We zijn er hardvochtiglijk op uit geweest winst te maken. We handelden in Indonesische effecten en aandelen, maar dachten nooit aan het volk’. Vervolgens neemt een soortgelijke Indonesiër het woord, die meedeelt, dat men zijn landgenoten ook niet moet uitvlakken; die zijn ook niet altijd lief tegen de Hollanders geweest. Daarop: algemene vertedering. Snik, snik, snotter. Iedereen valt iedereen om de hals en de Geest heeft weer eens een wonder gewrocht. Volgend hoofdstuk: Sillems bekentenis komt in handen van mr. Heldring, die er in de N.R.C. van 15 januari 1960 sarcastisch aan toevoegt: ‘Welnu, als de heer Sillem zo'n last heeft van een slecht geweten dan zal hij nu wel blij zijn, want de handel in Indonesische fondsen ter Amsterdamse beurze is de | |
[pagina 750]
| |
laatste jaren wel wat in omvang afgenomen. Misschien kan hij zijn geweten verder stillen, door zijn morele aandacht te richten op andere fondsen, bijv. Zuidafrikaanse. Overigens is het enigszins merkwaardig, dat de heer Sillem, die, zijn wij wel ingelicht, zeker al sinds 1936 tot de Morele Herbewapening of haar voorgangster, de Oxfordgroep, behoort, hetzij nooit eerder tot die ‘ontdekking’ is gekomen hetzij nooit elders de openbare conclusies uit die ‘ontdekking’ getrokken heeft. Waarom moet dit nu in het buitenland tegenover een buitenlands publiek gebeuren?’ Hier schrikt de heer A.H. Sillem van en in de N.R.C. van 28 januari verschijnt zijn antwoord, waaruit men tussen veel gedraai, gekronkel en verhullende vaagheden [heel opmerkelijk voor zo'n absolute eerlijkerd!] kan vernemen 1o dat de conferentie, waarop hij zijn uitspraken deed, besloten was, 2o dat hij zich wellicht op een menselijk onvolkomen wijze voor eigen landgenoten heeft verstaanbaar gemaakt, maar 3o dat zijn Indonesische gesprekspartner zijn bedoeling wel zuiver heeft begrepen en 4o dat hij het achteraf heel sneu vindt zo met naam en toenaam in de N.R.C. te kakken te zijn gezet. Kortom, de hele biecht bestond uit lege frasen, alleen voor de ene hartverheffende gelegenheid bestemd, en onze eerlijkerd schrikt zich het zuur, wanneer men het in zijn hoofd haalt, zijn volzinnen au sérieux te nemen. Laten we terugkeren tot ‘Alleen voor zondaars’. Een aanzienlijk deel van de pagina's wordt - zoals gezegd - besteed aan bekeringsgeschiedenissen. Deze vormen trouwens ook het hoofdbestanddeel van het proza van Buchman zelf. Doorgaans zijn zij geweven op het stramien vóór het gebruik - ná het gebruik. Eertijds een infame schobbejak, na drie druppels herbewapeningstinctuur een blinkend-opgepoetste heilige: Ik citeerde reeds ‘De Spinnekop’. Een ander frappant voorbeeld vormt het geval van de jongeman die op school ontzettend veel spiekte, en die ertoe kwam, zijn wandaad te bekennen aan de Deken van zijn college. Zulks na zware zielestrijd en door toedoen van de Groep. En ziet: de Deken vergeeft hem. Blz. 145: ‘Deze jongeman is nu predikant bij de Presbyteriaanse Kerk en een heilige’. | |
[pagina 751]
| |
Heiligen bij de vleet, net als bij de Roomsen. De nu volgende mag er ook zijn. Het betreft een brandweerman, woest en onstuimig. Edoch, ná het gebruik [blz. 377]: ‘Nu houden de heethoofdige brandweerman en zijn vrouw elke week een Groepsbijeenkomst bij zich aan huis, bijgewoond door de brandweerlieden en hun vrouwen, terwijl zij steeds bidden, dat tijdens hun bijeenkomst de schel van de brandweer niet zal overgaan’. Een nog gaver staaltje levert een zekere Bob, een athleet, die gaat nadenken. Hij raakt bekeerd [‘veranderd’ heet dat met een vakterm]. De H. Geest geeft blijk zijn volgelingen trouw te honoreren. Bob roept uit [blz. 120]: ‘Het Nieuwe Testament werd voor mij een levend Boek. Later ging ik weer hardlopen, maar nu, door de kracht van de Heilige Geest, merkbaar vlugger en met minder moeite’. Blz. 12 van het nieuwjaarsnummer 1960 van M.R.A.-pictorial geeft echter een bekeringsgeschiedenis, die in wonderbaarlijkheid alle andere verre overtreft. Twee Maumau-strijders worden erin aan het woord gelaten: ‘We worked for the night of long knives, when every white man in Kenya was to be murdered... I was beaten by white men till my bones broke. It only made me more bitter. I was determined to go through the barbed wire to kill more Europeans or die in the attempt... We never knew trouble was brewing until it was right on us; and then we did not know the answer... Gallows on the golf course and over 1.000 Mau Mau hanged; three years of murder and bloodshed; 80.000 arrested; thousands on both sides killed; and Kenya's economy wrecked...’ De mannen, die deze grieven uitten, kwamen tot andere gedachten door het persoonlijk liefdebetoon van... de commandant van het concentratiekamp in hetwelk zij opgesloten zaten. Thans mogen zij optreden in Mackinac Island, in Caux, en voor de televisie. Thans zeggen zij: ‘Today we have permanently lost our hatred of the British’. Een baarlijk mirakel. En zo verheugend voor alle conservatievelingen: na weerzijdse verbroedering van kolonialen en revolutionairen blijven de eersten in het bezit van hun bevoorrechte posities en geven de laatsten hun vrijheidsstrijd op. Het doet | |
[pagina 752]
| |
denken aan al die arbeidsconflicten, waarbij de herbewapenaars volgens de eigen verhalen als succesvolle stakingsbrekers opgetreden zijn. Het doen paraderen van exotelingen op hun bijeenkomsten - zoals beide bovenstaande Mau-Mau'ers - is een standaardstunt van de Buchmannianen. Ook in het toneelstuk Hoffnung kwam een neger voor, en wel uitgedost in het Centraal-Afrikaanse equivalent van Volendam. Hij zag er kleurrijk uit en gaf de toeschouwers het aangename cosmopolitische gevoel van te doen te hebben met een waarlijk wereldomvattende beweging. Maar hij zal wel niet gehaald hebben bij het 88-jarige Indiaanse opperhoofd ‘Wandelende Buffel’, die met een totempaal in zijn hand en vergezeld van zijn neef James ‘Twee Jonge Mannen’ [‘zó sterk is hij’] landde op Schiphol, althans volgens het blaadje ‘Morele Herbewapening Nieuwsdienst’ van 12 december 1959. Dit blaadje houdt evenveel van citeren als ik. Het haalt De Tijd - Maasbode aan, die schreef: ‘Het opperhoofd Wandelende Buffel schreed naar de muur en knikte de fotografen toe. Vanaf dat moment, waarin hij zich vol minzame ernst een vorst toonde, weten wij hoe kinderachtig onze Indianenboeken zijn’. Voordien beschouwde De Tijd - Maasbode Indianenromans blijkbaar als verheven wereldliteratuur. Het verwondert me nauwelijks. De scherpe censuur van de IDIL te Tilburg moet vrome katholieken wel een verwrongen beeld van de letteren bieden. Nog één citaatje ten afscheid van A.J. Russell's meesterwerk. Blz. 281:: ‘Hij [Buchman] werd vrolijk over mijn verbazing, toen ik het aantal personen om de tafel bij onzen bijzonderen Paaslunch telde... dertien. In de Oxford-groep bestaat geen bijgeloof’. Een ferme uitspraak na al het hardlopen met de Geest als hulpmotor. Dit doet bijna denken aan de zelfingenomen Peter Howard, die, bij alle lof aan zijn eigen toneelstuk besteed, ons toch voorhoudt: ‘Als een mens voortdurend zijn eigen deugden rondvertelt overtuigt hij niemand’. [Een wereldwinnende Idee - blz. 14]. Heerlijke lui, die herbewapenaars. |
|