Hendrik de Vries
Van ‘klimaten’ gesproken
J.B. Charles verdient volle instemming met zijn aanval op Badings, maar even besliste afkeuring wegens een zijsprong, die hij zich daarbij veroorlooft [Maatstaf, nr. 7, blz. 461/2]. Hij heeft een uitspraak van Badings aangehaald over ‘het onmisbare contact tussen componist en gemeenschap’, welke uitspraak hij bestempelt als ‘de vaste slogan van alle diktaturen’. Dan vervolgt hij:
‘Het slaat op het voorschrift aan de kunstenaars in communistische landen, om “socialistisch realisme” te leveren. Het slaat ook op de burgerlijke woede tegen moderne kunst bij de fascisten. Het komt uit het klimaat dat vóór Pijke Koch is en tegen Werkman, tegen Hussem en Benner, maar vóór Bantzinger en Prange’.
‘De burgerlijke woede tegen moderne kunst bij de fascisten’. Dit zou precies het omgekeerde kunnen betekenen van wat Charles bedoelt. En dan zou het meer letterlijk op waarheid berusten: de burgerlijke woede zich kerende tegen moderne kunst bij de fascisten. Want nergens elders, nergens behalve bij de fascisten-in-letterlijke zin, bestond moderne kunst in de meest radicale, meest aggressieve vorm, alle elementen van latere modernismen in zich dragend: het futurisme. Wie dit kent, ziet weinig nieuws in Picasso's capriolen. Dit futurisme genoot zwelgend van de ‘burgerlijke woede’, en propageerde op zijn beurt een modernistische woede tegen de burgerlijke kunst. Evenals, trouwens, tegen de klassieke.
Het echte, het eigenlijke fascisme, het oer-fascisme, het Italiaanse, had zijn wieg en oorsprong in die vernielings- en vernieuwingsrage, die zo beslist met het verleden wilde breken dat zij openlijk dreigde alle niet-futuristische kunstwerken te verbrijzelen. Volstrekt geen toeval, dat Erich Wichman, fel kampioen voor moderne extremismen, tevens een der vroegste Nederlandse fascisten was.