Maatstaf. Jaargang 8(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 586] [p. 586] Willem van Toorn [Gedichten] Het gras Iedere morgen van deze slaapwandelende zomer zien we het, het is hoger geworden: niets te vrezen. Vannacht is weer niemand met een schaar of een zeis gekomen om ons een hak te zetten. Wij hadden dat in onze dromen- volle slaap ook niet kunnen beletten. Nog zien wij onze buren ten voeten uit in de ramen staan met hun onbeschaamde eenzaamheid naar ons turend. Maar morgen zien wij hun voeten al niet meer, en steeds hoger komt het gras, knie, buik, hoofden verdrinkend in zijn groene liefdevolle golven. Wij moeten de tuin weer vanavond om negen uur, als ze nietsvermoedend slapen, heimelijk sproeien, en gebeden zeggen voor regen en bezweringen voor het groeien. [pagina 587] [p. 587] De dieren Het lijkt hier 's avonds vaak of er een dode is, de burgemeester of een oude schoolmeester, om wie de dorpsbewoners doodstil achter gesloten luiken rouwen. Of is er een geheim, heim'lijk gehouden offermaaltijd voor norse dorpsgoden? Maar als je beter kijkt zie je de ogen, de allesziende in verborgen kieren en de nooitslapende die met roerloze gele irissen door grashalmen gluren, de lichtende in schaduwen van schuren, der dorpsdieren, die brieven alles over. De boeren lezen morgen ons verboden nachtelijk eenzijn in hun vroege weiden: runen die spitse kippepoten schrijven, seinen van rundermest. En als wij overdag durven uitgaan breken vol afgrijzen de dieren razend uit in een fel krijsen, kraaiend, loeiend en blatend, oorverdovend. Vorige Volgende