Maatstaf. Jaargang 8(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 440] [p. 440] James Elroy Flecker 1884-1915 Aan een dichter over duizend jaar Ik, nu al duizend jaren dood, Ik schrijf je dit verouderd lied. Mijn woord reist naar een morgenrood, Dat mijn gestorven oog niet ziet. Ik vraag niet of je bruggen bouwt, Of langs de wrede hemel trekt, De grote zee ten onder houdt, En steden uit de aarde wekt. Maar heb je nog muziek en wijn, Een liefste met een lichtend oog, Gedachten over vreugd en pijn, Gebeden tot een god omhoog? Wat winnen wij? Gelijk een wind, Die 's avonds valt, gaan wij voorbij, Zoals Homerus, eenzaam, blind, Drieduizend jaar geleden zei. O ongeboren, vreemde vriend, Die leest het lied, dat ik eens zong, Gedenk mij als de nacht begint, Ik was een dichter, ik was jong. Daar ik je nooit in eeuwigheid Zal zien, de hand schud, iets vertel, [pagina 441] [p. 441] En groet je. Je begrijpt me wel. [Nederlands van J.W. Schutte Nordholt] Vorige Volgende