Maatstaf. Jaargang 8(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Lizzy Sara May [Gedichten] Een mens maken geef mij een ikje zei de vrouw zoals paarden staan in schemer liefkozend met gestrekte hals geef mij een ikje zei de vrouw en ik zal het omkleden met een buikje een gezichtje een mond en ogen en oren met voetjes en beentjes billetjes en een geslacht met alles wat erbij hoort en erachter zoals in schemer stilte de eerste vallende ster zoals paarden schuren elkanders flanken en hinniken naar de maan ik zal er een mensje van maken zei de vrouw en de man hij glimlachte bij de gedachte aan het plezier om te geven en de vrouw zij glimlachte bij de gedachte aan het plezier om te nemen maar ook huiverde zij bij de gedachte een ikje te bekleden en zoals paarden in schemer strekten zij de halzen en bedachten een andere naam voor de hemel en een wiegwoord voor de maan [pagina 311] [p. 311] en toen de man het ikje gegeven had omkleedde de vrouw het met haar tederheid van vlees en been van nagel en haar en zij lachte veel en zij huilde veel en zij droomde veel en zij juichte veel en de man hij werkte en juichte en schreeuwde en was erg onrustig en toen hij het kloppen van het ikje kon vergelijken met dat van zijn eigen hart sprong hij hoog van de toren sprong hij een gat in het dal en holde dat nog meer uit en naarmate het gat dieper werd en het zand hoger en de aarde hoger en de hemel verborgener en de geluiden kaatsender bedacht hij een naam voor het ikje dat zijn ik gegeven had want een ikje moet een naam hebben zoals alle dingen namen hebben vliegtuigen en wespen kasten en stoelen angels en werpsperen alles dat zichtbaar en onzichtbaar bestaat en het ikje is het eerste dat bestaat dacht de man en toen het ikje bekleed was en uit zijn vouwen te voorschijn kwam bekleed met dons en liefde zoals de binnenkant van zijn bed [pagina 312] [p. 312] kroop het uit de schoot van de vrouw in de schoot van de aarde rolde het in het gat dat de man gegraven had en het schoot wortel diep in de aarde en het gaf de schreeuw die de vader hem geleerd had en het dronk de stem van de moeder uit het binnenste van de aarde en het tastte de rondheid van de moeder af en het beschouwde vanuit de diepte met bevreemde ogen de vader en vergeleek hem met zichzelf en zoals paarden in schemer de halzen strekken naar de maan omdat zij niet weten hoe ver de aarde is en omdat paarden in schemer niet verder luisteren dan hun eigen stem sloot het ikje dat bekleed was met de liefde van vlees en been van nagel en haar de ogen en beluisterde het kloppen van zijn gulzigheid de groei van zijn hart in het onderaardse voortgaan als een eeuwenoude boom die zich vertakt heeft en schaduw werpt en licht zeeft en onophoudelijk is tot de ringen van zijn ik de lijnen tonen van zijn handen [pagina 313] [p. 313] Gesprek een mooi land zei hij hij keek in de verte een televisiewolk voltrok schijnende randjes werd land werd volk werd avontuur maar zei ik maar in italië ruikt het naar tomaten in frankrijk naar knoflook in duitsland naar geld in belgië naar bier in spanje naar bloed in Zwitserland naar stofvrijheid in rusland naar parade in polen naar chopin je rijdt er heen op bergkammen als op een paard op heuvels als op een ezel door vlakten als op een afgestroopte huid een lui haardvacht in dat land ruikt het naar mensen zei hij ruikt het naar anonimiteit niemand kan er zien wie dood is en wie niet verbazingwekkend zoals de doden lijken op de levenden de levenden op de doden maar zei ik maar als kind ging ik de grens over in een trein [pagina 314] [p. 314] met mijn moeder waar is de grens vroeg ik achter de witte palen zei mijn moeder achter de witte palen sprak ik mij anoniem sprak ik de taal die mij een andere schaduw geven zou die de schaduw van mijn schaduw was allemaal anoniem zei hij niet zonder trots zo anoniem als gewapend beton maar zei ik maar toen ik een kind was liep ik tussen mijn ouders over de dam en daar waar de drukte het grootst was duikelde ik kopje en mijn ouders lachten en de mensen lachten en ik merkte mijn vergissing en legde mijn tong in een vreemde knoop en sprak de taal die men van een kind verwachtte zo anoniem als gewapend beton zei hij je legt je tong in watten en spreekt zoals men verwacht dat je zult spreken kauwgom in de hersens een plakplaatje over de ogen radar tussen de ribben... het is een mooi land zei hij een televisiewolk voltrok schijnende randjes werd land werd volk werd avontuur er is veel belangstelling voor kuituur zei hij nog Vorige Volgende