Maatstaf. Jaargang 8(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 254] [p. 254] G.J. Resink [Gedichten] Jager Hij heeft het oerwoud in zijn huis gehaald: geweien dreigen boven het buffet; een zoete honigbeer is hier verdwaald; twee panterkoppen grijnzen voor zijn bed. Een schildpad en een kreeft en bloedkoraal zijn door een oerzee hier eens afgezet, en een paradijsvogel is zonet maar uit de tropenhemel neergedaald. Hij was al ver naar deze beesten heen. Het spraakgebruik vond hem vel over been, een schim, een spook, mager als een skelet, een vrouwenjager, die zich had vergooid, de dierenwereld in zichzelf ten prooi. Ik joeg hem na en heb hem opgezet. [pagina 255] [p. 255] Vulkanisch bali Niets geeft zo'n ruimte en zo'n intimiteit als dit aards eiland in zijn oceaan: waar zee en hemel voor ons openstaan verinnigt zich de eigen vurigheid. [pagina 256] [p. 256] Sonnet van de halve Levend aan de tropenkant der keerkringen behoor ik tot het evenaarsgeslacht, dat uit gematigder zones betracht, steeds twee halfronden kent: twee vereringen voor vrouw en man; de dubbelbezweringen van beest en geest, jeugdeeuw en oudedag; en al de wisselende bekeringen tot west of oost, God of Walpurgisnacht. Onder het hart des hemels dierenriem en diep verliefd op wat de aarde geeft, leerde ik al vroeg de halfheid te beërven tussen solair heelal en donk're kiem om het bestaan te leiden naar een sterven met de dood, waarmee ik slecht samenleef. Vorige Volgende