S. Carmiggelt
De herinneringen van Annie Salomons
Kort na de bevrijding, toen ik door mijn krant een paar maanden was uitgeleend aan het weekblad ‘Vrij Nederland’, ging ik in Dordrecht op visite bij Top Naeff. Ik had dit bezoek zelf aangevraagd, omdat ik haar toneelkritieken, die al jaren in een paar antiquarisch geworden bundels door de tweede-hands boekhandel zwerven, bewonderde en haar wilde overhalen, in ‘Vrij Nederland’ weer eens zo'n beschouwing te schrijven over een aangekondigde enscenering van een Shakespeare-drama. Ze ontving mij hoffelijk met thee en koekjes, maar toen ik met mijn verzoek voor de dag kwam, zei ze dadelijk, op haar trage, enigszins nasale toon: ‘Ach nee. 't Wordt natuurlijk héél lelijk en dan moet ik dat schrijven en dat vind ik zo vervelend tegenover die mensen. Nee, daar ben ik nu te oud voor geworden’.
Hoewel het doel van mijn komst dus niet werd bereikt, bleef ik toch de hele middag met haar praten, vooral over het belangrijke stuk toneelgeschiedenis, dat zij in haar herinnering bewaarde. Ze had verscheidene legendarische voorstellingen van Stalislawski gezien en wist er zó beeldend en gedifferentieerd over te vertellen, dat de foto's, die zij ter illustratie te voorschijn haalde, bijna ten overvloede waren.
Ik vertel u deze ervaring niet alleen omdat ik nu eenmaal een anekdotische geest ben, maar óók omdat ik aan de wellevende sfeer van die prettige middag telkens moet denken bij het lezen van de herinneringen uit de oude tijd, die Annie Salomons tot veler vreugde te boek heeft gesteld. Want bij haar vind ik, als zij over mensen vertelt, dezelfde beschaafde, maar allerminst kleurloze objectiviteit, die blijkbaar tot de benijdenswaardige verworvenheden van een harmonische ouderdom behoort.
Het is mij ontschoten wie indertijd Nicolaas Beets, naar aanleiding van een zijner zelfingenomen publikaties toevoegde: ‘Ga eens opzij, ik kan niets zien’. Men moet de