Maatstaf. Jaargang 7
(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 679]
| |
Annie Salomons
| |
[pagina 680]
| |
Maar toen kwam er een ernstiger drama: Johan de Meester, die met zijn enthousiaste natuur veel van me verwachtte, had me romans van Balzac en Flaubert en de Goncourt te lezen gegeven. Toen wilde ik ook mijn roman schrijven. De Meester zou voor een uitgever zorgen. Maar m'n ouders wensten hem eerst te lezen. Ze waren ontzet en ik geloof nu, dat ze nog gelijk hadden ook. Ik denk, dat een moderne psychiater hem als klassiek voorbeeld van de remmingen, angsten en complexen van de puber zou hebben kunnen gebruiken. Het document werd door m'n ouders dichtgelakt; ik mocht het zelf niet meer lezen en borg het onder de matras van m'n poppeledikantje. Toen ik het tien jaar later nog eens in handen kreeg, dankte ik de hemel, dat het nooit werd gepubliceerd. De eerste roman, die wèl werd uitgegeven en die een groot succes bleek te zijn, was ‘Een meisje studentje’. Ik had het verhaal in drie weken geschreven, meer voor m'n eigen plezier dan met de gedachte aan toekomstige lezers en toen hij zo geweldig insloeg, was niemand meer verbaasd dan ik. In Leiden veroorzaakte hij een laaiende rel, omdat iedereen dacht er zich in te herkennen en dan [heel onlogisch] zich boos maakte, omdat het ‘vermeende’ portret niet leek. Op de studentensociëteit werd het boek keer op keer gestolen, zodat de commissie, ten einde raad, het zevende exemplaar aan een ketting vastlegde, met het dringend verzoek, dit nu eens niet mee naar huis te nemen. Annie Sillevis schreef een brochure ‘Een meisje studente over een meisje studentje’, waarin ze het ernstig aanviel. Wat heel begrijpelijk was, want de strijd om het recht van de vrouw om te studeren was een halve eeuw geleden nog lang niet beslist en ik had meer geschreven over een meisjesachtig meisje, dat in een universiteitsstad ronddartelde, dan over studie en wetenschap. De historicus professor P.J. Blok gebruikte mijn boekje als aanleiding om in een groot artikel te betogen, dat de vrouw en de wetenschap elkaar niet verdroegen. De studentenbladen stonden vol met pro's en contra's. Ik had zonder opzet een storm ontketend. Ik heb het voorrecht gehad, dat ik net geïnspireerd werd | |
[pagina 681]
| |
door die kwesties, waar het grote publiek zich mee bezig hield. Met de ‘Herinneringen van een onafhankelijke vrouw’ ging het wéér zo. Dat heeft het zelfs tot een vijftiende druk gebracht. En niet in de eerste plaats om zijn literaire kwaliteiten, al is het aanmerkelijk beter dan ‘Een meisje studentje’. Ik ben me er wel van bewust, dat er een keerzijde aan deze medaille is: ‘Was man von der Minute ausgeschlagen - gibt keine Ewigkeit zurück’. Maar ik ben nu eenmaal niet van gróót formaat. Ik zeg niet zoals Van Deyssel: ‘Te denken dat er menschen zullen komen, die me niet meer zullen kennen’. Ik zòn me in de sympathie van mijn tijdgenoten; verder gaan mijn verlangens niet. Ik heb drukke jaren gehad: jarenlang schreef ik iedere week in de nieuwe Groene en later in de oude Groene; ik was redactrice van ‘Leven en Werken’; ik hield lezingen door het hele land; ik gaf bundels gedichten uit, romans, novellen. In mijn Indische tijd en daarna schreef ik over Indië. Maar na de dood van m'n man heb ik gezwegen. Tien jaar lang reageerde ik alleen nog wel eens op een speciaal verzoek, maar voor mijn gevoel was mijn auteursloopbaan afgesloten. Op mijn vijfenzestigste verjaardag ben ik op een buitengewoon hartelijke manier gehuldigd. En daarna ben ik weer aan het schrijven gekomen. Daardóór? Ik weet het niet. Ik ben mijn herinneringen aan de oude tijd gaan opschrijven. Het eerste bundeltje is bijzonder aardig ontvangen. Het kreeg onmiddellijk een tweede druk. Daar ben ik nóg dankbaarder voor dan voor de eerste verrassing met ‘Het meisje studentje’. Op aanmoediging van mijn uitgever, mijn vriend Bert Bakker, heb ik een tweede bundel ‘herinneringen’ geschreven.Ga naar voetnoot* Voor een oud mens, rond wie het steeds leger wordt, is het werk een genade. |
|