| |
| |
| |
Hans Andreus
[Gedichten]
September
Een bluffende zon hangt bol
over de korrelig paarse hei.
Het is nog twintig dagen tot de herfst.
De gezichten der wandelaars
schijnen tot inkeer gekomen.
De ogen zien het beginnende verval
De wind over de vlakke hei licht rijdend
steigert soms even, wendt zich, springt
een andere kant op; de wind
is nog jong maar groeit met de dag.
| |
| |
| |
De bladeren
De bladeren stromen te hoop
met driftige stroomversnellingen
in het licht van de zon en met de wind
waar ik dit ogenblik aan denk.
Maar de grote stilte graaft
| |
| |
| |
Tussen bomen
Groen land van bladeren en bomen;
iedere gedachte wordt een zeilvaart;
de stormen buigen zich onder de boeg.
Iedere gedachte steekt zich in de veren,
legt zich te slapen in een merelschedel,
te lui voor de vleugels die hij eindelijk heeft.
Niets is nodig te zeggen:
de heldere hemel misprijst de raspende
medeklinkers van ook de mooiste monoloog.
| |
| |
| |
Het is een goed ding
Het is een goed ding liefde zo klassiek te maken,
dat goden en godinnen hollen door ons lichaam,
maar het is kortstondig, regen op een land van steenstof,
zon in de winterhemel of een halve druppel nectar.
Een koud werelds geweld berekent weer zijn cirkels
en zet ons midden op onze eigen wijzerplaat,
zodat wij weten waar de tijd blijft en de toekomst
ons tegemoet kucht met zijn droge afgepaste hoest.
| |
| |
| |
Voornacht
wenen vrouwen onvermurwbaar,
zelfs met een bevredigd lichaam.
En het gras groeit eeuwig
en de planten kermen, krijsen
Wolken grommen ongeduldig;
daarboven houden de sferen
| |
| |
| |
Afscheid van een huis
Omdat ik afscheid van een huis neem,
ben ik neerslachtig vandaag.
Ik laat de hand van het huis los
en zal een nieuw kind moeten werden,
mij terechtschikkend in een vreemde vrouw.
De dag zal opnieuw moeten worden geboren
en het kan ook lang duren
voordat men met de aanvliegende nacht
weer op goede voet staat.
Zwerven en zich niet hechten
is waarschijnlijk een beter bestaan.
Maar de regels der tijden laten niet toe,
dat men een tent op de horizon
[liefst niet te ver van een kleine rivier]
en handen strekken zich al in de herfst
naar de warmte 's winters van een vuur tussen muren.
Dus zwerft men van huis tot huis en is anders
eenzaam, op zoek naar de stenen moeder,
en leeft tussen de muren samen
met het licht door de vensters en de nacht op de drempel.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Hier en daar een dorpsgek
vecht nog zijn eigen oorlog,
leunt nog tegen zijn leeggeruimd
toneel van de wereld en wacht nog
op volgende week betere komedianten.
| |
| |
| |
Guidovic
woont achter de open deur,
de ronde zwarte open deur
van de zeer blanke guitaar.
De rechte klarinet heeft hem verwekt,
de kromme Heer hem op muziek gezet
en hij bespeelt nu zèlf, Guidovic,
tussen zijn slaap en zijn slaap.
Wanneer hij wordt geboren,
dan vraagt de wereld: Guidovic,
hoe vind je de wereld dit jaar?
Guidovic zal niets zeggen,
maar lacht en maakt het er naar.
| |
| |
| |
Slapeloos
Mijn vrouw en de hond slapen.
Maar welke door de zon gezonden
en dwars door de nacht heengaande
gouden koevoet wentelt mij
in het land van graan en wijnstok
| |
Met Catullus op de hei
Ik zit met Catullus op de hei.
Hij heeft een nieuw woord voor kus ingevoerd.
Mijn liefste gaat nu zwanger door zo'n kus
of liever dat waar kussen snel toe leiden.
|
|