Maatstaf. Jaargang 7(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] Elise Ruysch Van Dugteren [Gedichten] Meisjes en vrouwen Als een blanke langhalzige fles staat zij voor de wastafel zij kleedt zich symmetrisch wijd tot een glijdend schip tot een belevenis of een blijdschap vol fluwelen verwondering maar daaronder het kwetsbare besef van elke man dat een meisje een beetje scheefgevallen is groeit haar lichaam niet alleen tussen zijn handen op als een ontwakende vogel? Een vrouw wandelt als een vorstin de zee in haar oren vullen zich - en blijven gevuld - met scheve kinderstemmetjes maar dan ook is zij een buikbeest fatale waar iedereen alles van weet hoewel zij denkt dat buiten in de storm haar leven heen en weer loopt bukt zij zich - onherroepelijk - voorover de tafel met allemaal er omheen nog slechts één armzalig geheim bewaart zij op mooie dagen in haar hoed en zij gaat verder door de jaren een peinzend, een broedend eiland [pagina 474] [p. 474] Niet aangepast Over mij heen ruisen vrouwen als wijde tenten De mannen bewegen onzichtbaar grijs Ik ben een steen, eenzaam in de tijd gedoofd Maar ook een voeldier dat ligt te groeien in zijn huid en stil alle impulsen aftast En soms een zorgenkind dat in zijn loodzwaar hart de pijn van een gram geluk weegt Maar aan dit bestaan heb ik part noch deel Ik kan nog niet in de schaduw van mijn verlangen staan [pagina 475] [p. 475] Hoeveel weegt eenzaamheid? Hoeveel weegt eenzaamheid? eenzaamheid weegt een mens eenzaamheid ligt te wachten in de lege kamer naast de dood wacht altijd te lang altijd vergeefs de handen omhoog in het donker doodsbang is eenzaamheid verdwaald tussen vier kleine muren alleen eenzaamheid ligt open in de lege kamer naast de dood maar steeds nog te levend levend een mens [pagina 476] [p. 476] Heb je gehoord... Heb je gehoord van het bedroefde geschrei langs 's Heren wegen? Het dwarrelt door de schaduwlanen, tegen de bomen fragiel en zachtbrekend als porseleinen theekopjes Er is het lijden van de kleine dode momenten prikkend tot in de nieren als een folterkies Er is het grote bloedende bad van leegte steeds beleefd groetend bij het optrekken als een goede vriend die terug te verwachten is Het ligt op een eeuwig sterfbed verwaaiend met de wind vergeefs wachtend de liefdevolle strelingen tot de huiverende eenzaamheid ontbloot De storm veegt er de straten mee schoon Het verdriet roest op de bruggen En de deur gaat open en dicht... [pagina 477] [p. 477] Zomeravond Zacht daalt de tevreden waterspiegel van de avond over ons neer voel hoe licht ze op je handen komt zitten ze knielt voor de huizen en draagt alle geluiden aan de stilte op in het donker gaan de bomen dood in het donker worden de mensen bomen en dan wordt mij, deze zwaartillende, deze vriendelijke, vriendelijke avond een belofte als een herinnering. [pagina 478] [p. 478] In het donker buiten De nacht staat op de velden als een groot onbewoond huis louter speelruimte het donker: de beschermende hand van eenzaamheid ligt op alle dingen ze antwoorden nog schaars hun bestaan verdwaald kinderen die midden in de nacht hun ouders horen fluisteren hoog tegen de lamp aan dan tijdloos en onmerkbaar is alles onderhands verkocht ontvreemd, vergeven en ik sta alleen als in de dood een terechtgestelde hoe lang zal het duren voordat alles weer omgedraaid wordt? zullen we elkaar dan niet vergeten zijn? [pagina 479] [p. 479] Volle maan De muisgrijze maannacht komt op mijn voeten staan fluisteren misschien, misschien... het is niet pluis meer buiten overal leeft het overal gaat het te keer de maan is zijn schaduwen komen opeisen hoog zichtbaar allen een schrikbeeld de straf woedt rond en geselt de landen kreupel naar de ouderdom de bomen die voor de huizen wachten zijn ontevreden en opstandig de melkvogels zijn uitgevlogen de dieren zijn verloren heeft ooit het verlangen tussen de struiken gehuiverd? nu kruipt het klein en beschaamd over de aarde ontmaskerd - een prooi voor de lachers ergens slaat met een pistoolschot het leven in [pagina 480] [p. 480] Zo te wandelen! zo te staan met je vinger voorzichtig tippend aan elk ding te voelen hoe het leven in en uit ademt misschien een nieuw boek openbladeren om te ruiken aan vers bedrukt papier je geluk ten voeten uittekenen en wijd een hemelsblijde dag beslaan te zeggen: ‘God nog meer!’ sterk te wezen als een boom om soms - jezelf in je handen te leggen als het liefste beest op zachte tenen over de dood te wandelen een adembenemende angst te zijn en te verdrinken naar de zon toe. Vorige Volgende