Maatstaf. Jaargang 7(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 451] [p. 451] Lode Bisschop [Gedichten] Ver-zoen-ing Doodsvlinder u fladdert over mijn lichaam uw vleugeltjes reppen over mijn wang uw pootjes raken mijn kin even uw heel klein kopje tuttert over mijn open lies ik hoor uw lichaampje trillen op de melodie van mijn hartspier de tikkeltokklop van mijn altijd even late wekker uw nachtvlinderuil toevert tegen de lichte lamp in mijn bloed uw boortje draait rad in de turbine van mijn centrale ik wacht nog dat uw mondje het arme bloed rood leegzoent dan geeft u zich aan mijn open hart over in de voorlaatste droom en zeilt mijn ziel in uw lichte vleugelslag over het zwaluwenwater en valt zij met biddende wieken in het peilloze lood [pagina 452] [p. 452] Ordening [Met dank aan Vasalis en Lucebert] De idioot baadde in zijn bad hij schroefde zijn tenen los en smeet ze over de grond hij brak zijn benen af en gooide ze achterna hij vijlde zijn vingers af die als bladgoud op de gordijnen stoven toen klom hij uit het water en knikkerde met zijn tenen die balsturiger over de grond rolden hij wierp ze achteloos in een kamerhoek daarna plantte hij zijn benen op zijn schouders zijn armen strekte hij Hindoestaans onder zijn zitvlak zijn mond gooide hij met een kaakslag open zijn tong morrelde hij met een schroefdraai los toen hij zijn hoofd balorig loswikkelen wilde spoot het bloed goedertieren op de vloermat van schrik schoot hij het bad in en het water herstelde de eerzame orde de orde voet voet hand hand tong tong teen teen en de idioot aanbad het vuile badwater [pagina 453] [p. 453] Vogel Telefoondraden praten uw bezorgdheid de vogels berichten uw liefde rustend op de porseleinen potten langs de spoorbanen vingen zij de signalen op uit het hotelvertrek in Deventer naar het kamertje aan de achterkant van Den Haag zij groeven de boodschap in hun oortjes en legden die op de punt van hun snaveltjes zij fladderden woorden op hun vleugeltjes en tjilpten ze op de dakgoot voor het raamkruis Daar hoorde ik toevallig het gesputter van een merel tegen het stenen raamkozijn. Ik opende mijn raam de vogel hippelde binnen rijmde op mijn tafel kwitterde in mijn hand huiverde op mijn schouder hunkerde naar mijn hart Vorige Volgende