Maatstaf. Jaargang 7(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 427] [p. 427] Roel Houwink [Gedichten] Schizophreen Ik praat mij hees tegen mijn lot, maar niemand weet: ik ben de Zoon van God. de stem die mij belaagt en die ik vrees, maakt alle denken tevergeefs. de beker wacht mij en het kruis, maar God zegt: Kind, dit is je eeuwig thuis. ik drink niet meer en gooi de beker om, mijn bloed druipt langs de horizon. gespijkerd hang ik aan 't heelal, maar God begroet mij met bazuingeschal en legt mij als een korrel blinkend zand in Zijn bezwete Vaderhand. [pagina 428] [p. 428] Van God zijn alle dingen Van God zijn alle dingen: wat mag en wat niet mag, het kneusje en de vlinders staan onder Zijn gezag. Van God zijn alle dingen: dus ben ik ook van Hem, al woon ik mijlen buiten het vroom Jeruzalem. Van God zijn alle dingen: wat dood is en wat leeft, de allerschoonste dingen en wat geen aanzien heeft. [pagina 429] [p. 429] Ontwaken Zij rijst en staat rank in het nieuwe licht, de slaap valt mèt haar kleren van haar af; nu heeft zij gans haar lichaam opgericht en bloeiend is zij als Aärons staf in 't aarzlend wenken van de vroege dag; haar handen vatten het ontbonden haar en brengen het onder het streng gezag van een tot wil en daad verstrakt gebaar. de spiegel neemt haar beeld geduldig aan, dienstbaar, gelijk hij elke morgen doet. even ziet zij zichzelve vlammend staan, dan sluit de kring zich van haar maagdlijk bloed. [pagina 430] [p. 430] Ontmoeting Een kleine blos heeft haar terloops verraden, een kleine blos en anders niet; verbaasd slaat zij de vreemdling gade en staakt het nauw begonnen lied. een vraag dringt tot het bolwerk van haar tanden: ben ik beluisterd en bespied? zij voelt de schaamte in zich branden en weet, dat zij zich weer verried. de ander ziet haar aan en uit zijn ogen vloeit haar een donker glanzen toe; een arm wordt om haar heengebogen: ‘dit is het leven’, denkt zij moe. Vorige Volgende