Maatstaf. Jaargang 7(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 352] [p. 352] Hugo Von Hofmannsthal Ballade van het uiterlijk leven En kind'ren groeien op met vragende ogen, Die van niets weten, groeien op en sterven, En alle mensen gaan hun eigen wegen. En zoete vruchten, aan den boom voldragen, Vallen des nachts als dode vogels neder En zijn bedorven binnen weinig dagen. En altijd waait de wind en telkens weder Zijn wij van vele woorden dof geworden En voelen lust en matheid onzer leden. En straten gaan door 't gras en steden, dorpen Zijn hier en daar vol fakkels, bomen, vijvers, Soms dreigende, soms dodelijk verdorde... Waarom zijn zij gebouwd? en zij gelijken Elkander nooit en zijn ontelbaar vele; Waartoe dient lachen, wenen en bezwijken? Wat doen ons deze dingen, deze spelen, Ons eenzamen, die zich vergeefs vermoeien En zwervend zonder doel hun noodlot delen? Alles gezien te hebben, wat kan 't baten? En toch zegt hij al veel, die ‘avond’ zegt, Een woord, waaruit heimwee en treurnis vloeien Als zware honing uit de holle raten. nederlands van h.w.j.m. keuls Vorige Volgende