Maatstaf. Jaargang 7(1959-1960)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] A. Marja [Gedichten] Imago I Varende met mijn vader over zwart water dat rimpelde en spiegelde van ver lantarenlicht - varende met de predikant die toen al gestorven was, maar een bedrieglijk zacht klotsen bracht toch de boot in de tijd - geen woorden, enkel de angst dat ergens aan een oever twee pakhuizen zouden branden die ik niet blussen kon - en reeds begon rood een schijnsel achter ruitjes die rinkelend moesten springen: mijn vader wist het ook. Varende met hem schreeuwde ik om adem toen de vlammen uitsloegen en kleine paarden zich naar buiten wrongen: zwart spartelden zij in de gloed, maar aan strengen gebonden moesten zij gillend sterven - stierf ik mee in mijn liezen? [pagina 118] [p. 118] Imago II Hij nam de sigaar uit zijn mond en boerde even eer hij ging praten, hij lachte en zei: kijk maar eens goed dan zie je dat het allemaal schijn is! En huilend van opluchting zag ik de gevels als loze décors: niets erachter, de paarden mechaniekjes, de vlammen koud vuur, want gladde jongens stonden een film te maken in het zwart waarin ik voer met mijn vader, omdat ik bang was als een dief over twee meisjes met wie het heel misschien wel eens mis had kunnen zijn. Ik lag wakker en lachte ook en even vroeg ik mij af of hij het werkelijk zelf kon zijn die afdaalde in mijn droom, solidair als nooit tevoren. [pagina 119] [p. 119] Raakpunt Je bent lief in de nacht, je fluistert: maak me wild. Ik wil toch niet anders, ook al loopt bij mij de dood parallel aan de liefde. Je zegt: het is als muziek verschrikkelijk heerlijk heerlijk verschrikkelijk, dan komen de woordjes van vroeger en het touwklimmen van de gymnastiek. Vochtig je ogen, vochtiger wat ik bespeel - Je mag me gerust gebruiken omdat het voor mij goed is een bedaarde man te zijn die vrede vindt met het einde terwijl jouw nachtelijk leven onder zijn adem spartelt. Maar waarom kan in het daglicht de lucht zo dik tussen ons worden dat ik je nergens meer nader, terwijl ik het bittere zoet van je schoot nog aan mijn vingers ruik? Vorige Volgende