Maatstaf. Jaargang 5(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 849] [p. 849] J.W. Schulte Nordholt [Gedichten] Gejaagd voor Jan Wit Wie weet wat de overhand krijgt in mijn verantwoordelijk leven als medeplichtige aan de meute, de mensenmaatschappij? Jaag ik, de hijgende hond van de Heer, van de heren, de knechten, tussen de blinkende drom blind met de neus langs de grond zonder zelfs op te zien trouw voort naar een voorspoedige dood? Of ontkomt het hert van mijn hart in een nacht als vannacht in het donker tussen de doodstille bomen waar het blauwe maanwater wast van de eenzame eeuwigheid? [pagina 850] [p. 850] Karel V Met niet geringe bitterheid, berichten de bronnen die er op zijn nageslagen, zag Keizer Karel in zijn laatste dagen de dood steeds nader komen, en hij zwichtte voor hij het allerlaatste kreeg te dragen uit eigener beweging voor het duister, legde zich in zijn kist en sloot de ogen. Wat zag hij toen? De poorten en de bogen des hemels en de Heer in al zijn luister? Of bleef hij onder 't slepen der gezangen hardnekkig aan het aards verleden hangen en liggen waar hij lag en onbewogen? [pagina 851] [p. 851] Vergankelijk Toen prees Xerxes zich gelukkig en daarop begon hij te wenen. [Herodotus VII, 45] De dood loopt tussen het leven door, de bladeren ritselen over het spoor dat ik nog gisteren getrokken had. Babylon was een wereldstad. En de grote koning Xerxes stond te huilen aan de Hellespont. De stervelingen bouwen een brug naar de toekomst maar niet terug, de stervelingen trekken voorbij altijd op weg naar een overzij, en de spiegeling in het water schrijft dat er geen man van over blijft. De koning leve in eeuwigheid, hij is een sterveling en hij schreit, hij is een koning, hij houdt zich in. Al is het allemaal zonder zin een mens is trots en hij trekt zijn spoor tussen de ritselende bladeren door. [pagina 852] [p. 852] Als kinderen... Als kinderen liggen de doden wit van de slaap en smal in het blinkende dal van de stilte, de waterval van hemels licht, met te grote handen samengevouwen, gebroken vleugels, zo ligt een schip dat eens vol vertrouwen de koers naar zee had gericht opgelegd in de haven onder zijn zeilen begraven in eeuwig evenwicht. [pagina 853] [p. 853] Geschiedenis De wereld en haar pijn is het verhaal, dat loopt al op een rekening van eeuwen. De toren valt maar 't blijft dezelfde taal, waarmee de mensen fluisteren en schreeuwen, waarmee de honger opstijgt uit het hart, de sterke stem van liederen en klokken, dezelfde woordenstroom waarmee het zwart verraad des doods aan 't leven wordt voltrokken. Wat doet men dan? Alsof het Hem aangaat roepen tot God die ons het leven laat sinds Babylon en sinds de pyramiden? Of gaat men als een andere Candide, binnen het donker waar de dood in staat, in de eigen tuin zich een plek zonlicht wieden? [pagina 854] [p. 854] Herfst Het licht is helder, het geluid straalt seinen van herkenning uit uit hemelen van heerlijkheid die overlopen in de tijd, die openbreken blauw en goud met rode vlammen in het hout, en in het hart een warme toon om wat moet sterven groot en schoon. Een ruiter is het hart, het gaat zo trots de sterfelijke straat, en licht voor dezen dood de hoed, voor wien het eenmaal buigen moet. Vorige Volgende