Maatstaf. Jaargang 5
(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 785]
| |
2Ik gaf mijn dochter op een dag
Een onverdiend pak slaag.
Zij zuchtte blij: ik houd van u
En 'k heb uw klappen graag.
'k Begoot de bloemen in mijn tuin
Met mosterd op azijn.
Zij gingen stralend open als
Bij warme zonneschijn.
Ik sneed een schilder met een mes
De ogen uit 't gezicht.
Hij riep: wat is de wereld mooi
Zonder 't verblindend licht!
Toen pakte ik mijn revolver op
En schoot mij vloekend dood.
Maar de heilige Maria nam
Mij troostend op haar schoot.
| |
[pagina 786]
| |
3Helaas, de bossen zijn geen boom
Maar losse staken, naar en grillig,
En enkel in de zoete droom
Der liefde niet geheel onwillig
Tot fraaie eenheid van natuur.
Helaas, de bloemen zijn geen bloemen,
Helaas geen bloemen, en het uur,
Helaas, is een verwarrend zoemen
Van de minuten en seconden
Die zich verdelen en bederven,
Helaas, de wereld ongebonden,
Helaas, de wereld ligt in scherven.
En ik in 't bed, bijeengehouden
Door een pyjama sterk geweven,
Val uit elkaar in deze koude
Van al te werkelijk beleven,
Val uit elkaar in stuk na stuk
Van been en arm en duizend haren,
En voel de tranen van geluk
Om dit bijna mystiek ervaren.
|
|