Maatstaf. Jaargang 5
(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 633]
| |
Guillaume van der Graft
| |
[pagina 634]
| |
Aan meester timmerman VasseWanneer het afliep kwam Vasse,
kamde zijn vlasbaard en zette een hoge hoed op
en in zijn geklede jas
met zilveren tressen, een marechaussee van de dood,
vestigde Vasse dan onze gewijde aandacht
op de wet van het graan en het gras.
Als een traan biggelend langs de neus van de Voorstraat,
tersluiks weggeslikt om de hoek van het postkantoor,
deed hij de ronde langs onze blozende wangen.
Hoe zout is de dood en hoe zoet
ruikt het hout op de hoek van de Eiermarkt
waar Vasse zijn werkplaats heeft,
waar hij planken schaaft en ineenpast
tot tweepersoonsledikanten,
tot eenpersoons geurende kasten.
| |
[pagina 635]
| |
Aan ds. Ernst LohrToen de Lohrs voor het eerst in hun huis waren,
een ernstig huis met een kraag van bomen
als een vader des vaderlands,
schoot de burgemeester kraaien in de tuin.
Het vroor dat het kraakte voortaan
tussen de Lohrs en de burgemeester,
maar wat weet het koren daarvan
of zelfs de kraaien?
Men moet nooit verzuimen te zaaien,
de oogst staat in rijen voor men het weet
en als Ernst in het zweet van zijn ziel
met zijn rug naar de boeken stond,
vielen de aren als aardse engelen,
vogels van brood dat men schoot.
De toren stapte met talmende slagen
over de tuinhagen heen
en 's nachts, zei Ernst,
halen die ellendige nachtegalen
je achter je raam uit de slaap.
|
|