Maatstaf. Jaargang 5
(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 377]
| |
A. Marja
| |
[pagina 378]
| |
BanaalAls hij over jaren
en jaren
hetzelfde hetzelfde
zegt,
als hij dan weet
van het lieve
het zachte
het objektieve -
nu loopt hij heet
en buigt wit
in het vuur
waar hij glimlachend naast
lag te lijden -
dan zal wat anders is
anders dan nu
gesmeed zijn genezen geleid,
mag hij opengaan
mag hij hopen
zal hij erheen kunnen lopen
of ontbreekt hem
banaal
de tijd?
| |
[pagina 379]
| |
OntwakenIk tilde met een ruk de sluier op
en heb geboeid gekeken:
er stokte iets en wrong, een klop
van bloed, en haren van een deken
of van een bar boos beest ontnamen mij
de lucht, mondhoeken korstten vast,
en al de wonden die ik dacht genezen
stoven vol kiezel, scherper dan het zand
waarmee ik haar bedekt weet die mij baarde.
Ik lag te denken dat ik toch geen aarde
zou willen worden, liever as, maar voor het vuur
ben ik wel bang: ook dan zal ik het voelen
als het al met mij afgelopen is.
De psychiaters steken leep hun smoelen,
krom als auguren of augurken bij elkaar
en maken passen op de plaats. Meer dan een uur
of is het soms een jaar -
besef ik duister dat ik moet gaan pissen.
Ik gluurde door een kier van het gordijn
en deinsde toen om wat mijn vlees verzengde:
het eeuwig oordeel ligt in het verlengde
van het ontbijt met hagelslag en koek -
waar liggen nu mijn sokken en mijn broek
en, erger nog, waar kan mijn bril toch zijn? -
en ook het paradijs is niet gelogen:
ik heb het zacht zien golven in de ogen,
ik heb het voelen deinen in de schede
van haar bij wie ik binnen ben gegleden
| |
[pagina 380]
| |
eer deze slaap de tijd had uitgewist;
dat is heel aards en heel gewoon,
maar ik ben ook een menselijk persoon:
wie meer wil zijn, begint zich te vergissen.
Nu kan ik door een plastic vlies wel zien -
en hoef geen sluier of gordijn te tillen -
wat mij meer dan fantomen kan doen rillen:
het licht van weer de dag dat, op de fiets,
ik mij begeef in huiden die mij hullen
tot het maatschappelijk bestel dat wordt betaald
met een verlies aan menselijk en pril
gevoel waarmee ik, naakt onder de douche,
ook in de morgenstond nog wel eens ril,
laverend door het leven, laf en louche,
totdat die bloedklop zich niet meer herhaalt.
| |
[pagina 381]
| |
GrensverkeerHet is niet het ik, maar wat een blik
of stembuiging van met wie het zich meet
ten goede of ten kwade van het ik
toelaat dat zogenaamd naar buiten treedt.
En omgekeerd is al wat anders heet
niet wat het is: ik zie en spreek en strik
het daarmee, heeft het ik het eenmaal beet
dan varieert het onherroepelijk.
Vaak is wat zo ontstaat alleen maar stuitend
vaak glipt of slipt het slechts, dan is er buiten 't
stroomloos gekabbel en gebabbel niks
letterlijk niks, pas als de factor x
iets opensplijt ervaart het ik zich sluitend
als wat golft rond dat onherroepelijks.
|
|