het grondbezit van de menselijke geest uitmaken, zet Bruning in de rand: vgl. Gide.
Op blz. XXX spreekt Gautier over ‘le don de correspondance’. Hierbij tekent Bruning aan: bij Baudelaire heeft dit woord veel wijder beteekenis. Zie Art. Rom. over Th. Gautier.
Op blz. XXXIV wordt gesproken over ‘la panthère noire de Java, qui le repose et le dédommage de ces méchantes chattes parisiennes aux griffes aiguës’. Bruning onderstreept: qui le repose et le dédommage. Hij zet bovendien een streepje in de rand bij de aangehaalde woorden. Hij plaatst er drie uitroepingstekens naast en zet dan nog in de rand allemachtig!
Op blz. XXXV veronderstelt Gautier, dat Baudelaire met zijn geliefde zou willen vluchten ‘et cacher sa félicité parfaite dans quelque asile mystérieusement féerique, ou idéalement confortable’. Dit gedeelte heeft Gerard Bruning op twee manieren onderstreept. Een rechte streep loopt tot de komma na féerique, een gegolfde streep onderscheidt de rest. In de rechtse marge staat een verticale streep, waarnaast: o la la! In de linkse marge: Goddomme!! Théophile!
Op blz. XXXVII wordt de mededeling over la Vie antérieure in de rand begeleid door het onderstreepte woord klets.
Na de aanhaling uit Les Paradis Artificiels op blz. LXI vervolgt Th. Gautier: ‘il est difficile de croire que l'auteur des Fleurs du mal, malgré ses penchants sataniques, ait rendu de fréquentes visites aux paradis artificiels’. Gerard Bruning onderstreept: il est difficile de croire, zet er een verticaal streepje naast, vervolgens een vraagteken en eindelijk de aantekening: dat is naïf!
Deze snelle, maar gecompliceerde reacties tekenen de geest van de lezer, die Gerard Bruning was. Bij de gedichten uit de bundel staan geen noten of voorkeurtekens. Voor zover na te gaan, werden alle aantekeningen aangebracht met hetzelfde potlood, dat scherp gepunt bleef tot het einde, zodat de lectuur van dit stuk nauwelijks onderbroken zal zijn geweest