Maatstaf. Jaargang 5
(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Exodus [14:13-31]Ga naar voetnoot*maar mozes zeide tot het volk: vreest niet, houdt stand, dan zult gij de verlossing des heren zien, die hij u heden bereiden zal; want de egyptenaren, die gij heden gezien hebt, zult gij nimmermeer zien. de here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn. Toen zeide de Here tot Mozes: Wat roept gij zo luid tot Mij? Zeg tot de Israëlieten, dat zij opbreken. En gij, hef uw staf op en strek uw hand uit over de zee en splijt haar; dan zullen de Israëlieten midden door de zee kunnen gaan op het droge. Maar zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verharden, zodat zij hen achterna zullen trekken, en Ik zal Mij verheerlijken aan Farao en aan zijn gehele legermacht, aan zijn wagens en aan zijn ruiters. En de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de Here ben, doordat Ik Mij verheerlijken zal aan Farao, aan zijn wagens en aan zijn ruiters. Toen verliet de Engel Gods, die vóór het leger van Israël uitging, zijn plaats en ging achter hen aan; ook verliet de wolkkolom zijn plaats aan hun spits en ging achter hen staan. Zo kwam zij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten in - en de wolk was duisternis, maar tegelijk verlichtte zij den nacht - zodat de een den ander niet kon naderen, den gehelen nacht. Toen strekte Mozes zijn hand uit over de zee en de Here deed de zee den gehelen nacht door een sterken oostenwind wegvloeien, maakte haar droog, en de wateren werden gespleten. Zo gingen de Israëlieten in het midden der zee op het droge; terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als een muur. | |
[pagina 99]
| |
DE DOORTOCHT DOOR DE RODE ZEE
naar een tekening van dick elffers | |
[pagina 100]
| |
En de Egyptenaren vervolgden hen en kwamen achter hen aan - alle paarden van Farao, zijn wagens en zijn ruiters - midden in de zee. Toen dan, in de morgenwake, schouwde de Here in vuurkolom en wolk naar het leger der Egyptenaren en bracht het leger der Egyptenaren in verwarring. Hij deed de wielen van hun wagens wegglijden en met moeite voortrijden, zodat de Egyptenaren zeiden: Laten wij vluchten voor de Israelieten, want de Here strijdt voor hen tegen Egypte. Toen zeide de Here tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, opdat de wateren terugvloeien over de Egyptenaren, over hun wagens en ruiters. En Mozes strekte zijn hand uit over de zee en tegen het aanbreken van den morgen vloeide de zee terug in haar bedding, terwijl de Egyptenaren haar tegemoet vluchtten; zo dreef de Here de Egyptenaren midden in de zee. De wateren vloeiden terug en bedekten de wagens en de ruiters van de gehele legermacht van Farao, die hen in de zee achterna getrokken waren; er bleef van hen niet één over. Maar de Israëlieten gingen op het droge midden door de zee en de wateren waren hun rechts en links als een muur. Zo verloste de Here op dien dag de Israëlieten uit de macht der Egyptenaren. En Israël zag de Egyptenaren dood op den oever der zee liggen. Toen zag Israël, welk een machtige daad de Here tegen Egypte gedaan had; en het volk vreesde den Here en zij geloofden in den Here en in Mozes, Zijn knecht. |
|