Maatstaf. Jaargang 4(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 652] [p. 652] Claudine Witsen Elias Gedichten Ontvangenis Naar Antoine du Saix, 1537 Zoals de koele dauw dringt in de bloemen opdat haar vrucht rijp' tot het uur is vol, zoals 't gelaat in spiegels op kan doemen, zacht en niets schendend, als in schapewol de regen dringt, een stem door dichte deur en in de hartewoning de gedachte zon door het raam gaat zonder smet of scheur: zo is om mens te worden in Maria Jezus gedaald en zij bleef ongeschonden en heeft als moeder zich nog maagd bevonden. Laatste groen De bomen, onder de zweep der regens buigend de kruinen, gaan weerszij de weg als trekpaarden, horizontaal en moe - ze komen nooit waar ze wensten te wezen: boven de winden en voorbij de regens; de weg daarheen wordt hun wijslijk verzwegen: wat, zonder die laatste aders van groen bleef òns in de stenen steden te doen? [pagina 653] [p. 653] Glashard Buiten in het bedauwde gras daar ligt een vogel dood - een lied voorgoed verloren -, omdat achter het vensterglas een glazen mus gezeten was, die haar wilde bekoren. Want zoals dit wel meer geschiedt met wie een hart van glas bezit: men wordt het moede - men wil niet enkel gadeslaan hoe and'ren vliegen af en aan om 't broed te voeden. Dus met zijn helle stem van glas zong hij ‘het raam staat open’... en wat bloedwarm van leven was buiten in het bedauwde gras, moest 't met de dood bekopen. Vorige Volgende