Maatstaf. Jaargang 4
(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 573]
| |
BuitenwijkIk spreek hier over
oude, maar verzorgde huizen
met houten trapjes,
die afdalen in koele tuinen,
waar merels fluiten.
De zomeravonden zijn daar
vol plechtig loof en rozen.
Een levende rust
en opgewekte stilte.
Er zijn kinderen,
maar zij huilen nooit buiten,
misschien wel in hun bed
als de zon niet meer schijnt.
| |
[pagina 574]
| |
Soms ga ik naar je toeSoms ga ik naar je toe
en dan denk ik
ik zal je dwingen
met ogen van Berlijns blauw.
Maar als ik bij je ben,
drink ik haastig mijn wijn
zonder te klinken,
want jij bent Jupiter
en jij moet overwinnen.
Als je het nalaat,
doe je jezelf te kort.
| |
ZinloosIk wieg een geraamte,
lenig en licht
in mijn armen.
Lege heupkom
gaapt knokelend open.
Ik lig op een dak,
buigend boven
het diepe niets
laat mijn hand
een steentje los.
Na lange tijd
hoor ik pas
een zachte plof.
Ik liefkoos een man,
maar niet in de maat,
ik sla hem met onrhythmische tikken.
|
|