Maatstaf. Jaargang 4
(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
A. Roland Holst
| |
[pagina 364]
| |
Het is mij, bij mijn uiterst zeldzame ontmoetingen met Aartsengelen, nooit mogelijk geweest, tegen wat ook bezwaar te maken. Toen deze mij dan ook vroeg, of ik er bezwaar tegen had, in de aankondiging als ‘winnaar’ van den prijs vermeld te worden, mompelde ik, verlegen en terloops: ’o, nee, heelemaal niet’. Mag ik, achteraf, daarop terugkomen? berouwvol, maar heeft berouw zich spreekwoordelijk niet het recht veroverd, te laat te komen? ‘Winnaar’ impliceert ‘overwonnenen’, en als er iets is, dat ik oprecht meen, dan is het wel, dat de kunst - in dit geval de dichtkunst, geen wedstrijd, geen krachtmeting, is tusschen de dichters, maar, integendeel, een levenwekkende stroom, waaraan zij allen deelhebben en waaraan zij allen medewerken. Niets impliceert dit minder dan een krachtmeting, en niets méér dan juist een tezamen doorgeven van kracht, van zielskracht inderdaad. Geen mensch kan iets doorgeven, of eerst moet het hem gegeven zijn. Ik geloof, dat in elk waarachtig dichter het vermogen tot doorgeven levenslang doorgloeid blijft van dankbaarheid aan enkele voorgangers, door wie hem, toen hij nog maar pas begon, de bezieling bewust werd, die het hem later mogelijk zou maken, een doorgever te zijn. Nog steeds, tenminste, vergaat het mij zoo. Van die levenslange dankbaarheid zou ik hier willen getuigen, en ik wil haar, als 't ware in levenden lijve, waarneembaar maken in de gestalte van dien éénen dichter in onze taal, die mijn eerste jeugd-als-dichter onder stroom zette, en wiens taal ik, zelfs nu nog, niet lezen kan zonder dat verrukt gevoel van weer jong te zijn: Herman Gorter. Het volgende jaar zal het dertig jaren geleden zijn, dat hij stierf. Aan het verzoek, U hier iets te doen hooren uit mijn werk, zou ik willen voldoen, door U, na voorlezing van het gedicht dat de geringe aanleiding was tot dezen prijs, het In Memoriam te doen hooren, dat ik, kort na zijn dood, schreef in het kustdorp, waar wij beiden woonden. |
|