Maatstaf. Jaargang 4(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] M. 't Hooft Inkeer Veel jaren was ik, hoog en koel, Uw dienaar, vorst Beëlzeboel! Waar gij uw hoofse gangen schreedt, Droeg ik de slippen van uw kleed. Geen plicht was mij zo lief, zo schoon Als 't volgen van uw rijksgeboôn: De leugen was mij speelgenoot Van haangekraai tot avondrood; De schemer viel: ik blies met pret Op lasters bijtend klarinet; En kwam het nachtlijk zwijmeluur, Dan zocht ik 't hittig avontuur. Mijn ja was neen, mijn neen was ja; Ik maakte signaturen na; Mijn munt was vals, mijn liter loog; Geen christenmens, die 'k niet bedroog; En rees een blos bij enig stuk, Dan smoesde ik wat met Habakuk. Maar nu verdwijn ik, 'k leg, o heer, Mijn dienstbetrekking bij u neer En ga te scheep in Petrus' bark: Per slot is toch zijn rozenpark Plaisanter dan uw sulferpoel. Servus voor 't laatst, Beëlzeboel! Vorige Volgende