Marie Cremers
Herinneringen aan Martha van Vloten
Toen ik met haar kennismaakte, was zij nog Martha van Eeden, de zuster van Kitty, die met Verweij getrouwd was, en van Betsy, de vrouw van Witsen.
De schilder Roland Holst introduceerde mij bij de Verweij's in Noordwijk en iets later bij de Van Eedens, wat in 1896 moet zijn geweest. Ik kende toen in Bussum al Jan Veth, van wien ik les had en vluchtig den jongen Gorter.
Toen wij van Amsterdam naar Bussum verhuisden [ik had haar al bij Verweij ontmoet als ik daar logeerde en bij haar moeder er in de buurt], leerde ik Martha eerst goed kennen en het werd tusschen ons een warme vriendschap.
Zij was wars van alle publiciteit en ‘aan den weg timmeren’ en zou waarschijnlijk geprotesteerd hebben tegen het uitgeven van deze herinneringen: ze was van een bescheiden voornaamheid, klein, zwart, met tintelende bruine oogen, die toch zeer zacht waren, een ietwat donkere stem en een waas van een snorretje, dat haar zigeunerachtig uiterlijk verlevendigde. Er is een bizonder mooi geschilderd portret van haar door Jan Veth uit zijn jongen tijd, dat aan donkere violen doet denken. Zij was toen nog niet lang met van Eeden getrouwd.
De van Eedens woonden op ‘De Lelie’, een mooi, eigenaardig en landelijk wit huis, wat diep-in tusschen dennen en andere boomen, aan den N. 's-Gravelandschen weg gelegen en door den begaafden architect Bauer gebouwd. Achter hun domein, dat zoo goed als niet was aangelegd, keek men op de Meent en stukjes glinsterend water, waar vreedzaam koeien graasden en waar ook een terrein voor wedrennen was, waar wij bij zoo'n gelegenheid vanuit de bovenramen tusschen de dennen door, naar keken.
Hans en Paul waren toen nog kleine jongens. Ergens hing een charmant schetsje van Hans, toen nog een baby, door Witsen op een servet geteekend, daaruit geknipt en van een passepartout voorzien. Het huis was trouwens vol kunst