Van boven naar beneden worden door de beginletters van dit sonnet de namen ‘Rembrand’ en ‘Saskia’ gevormd, door de beginletters, telkens van de achtste lettergreep de namen ‘Hendrikje’ [de j is door een i vervangen] en ‘Titus’. Daar tussenin, op onregelmatiger afstanden, komen van boven naar beneden de letters voor van de woorden ‘laster’ [eerste tot en met zesde regel], ‘liefde’ [negende tot en met veertiende regel] en ‘meelij’ [vijfde tot en met tiende regel].