Maatstaf. Jaargang 4(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Sonja Prins Gedichten Soms zijn de ogen genoeg soms zijn de ogen genoeg soms breken de handen soms breekt een muur van stof en je ziet als zachte kussens de ogen leun er tegen aan en je voelt de zachte terugkomst terwijl korrels pijn wegrollen en smeltend kaarsvet tussen de vezels verdwijnt ja soms hoef je alleen maar te zien dan krullen struisvogelveren om je hart als een groene varen en de ogen het licht in de ogen is genoeg Ronde lijnen maar je moet met dezelfde ronde lijnen kunnen beeldhouwen in het korrelige graniet bolle wangen en schaduw een mond van steen [pagina 34] [p. 34] boeda met dikke lippen je moet met dezelfde lach en de inkt op je penseel in beweging komen sla je oogleden op en laat je niet omheinen sierlijke armen als een boog van vliegende vogels je moet met dezelfde mond die omhoogkrult iets zeggen zoals de droom in de werkelijkheid heeft glanzende heupen Rimpeling tussen een engels en een hollands woord rimpelt het hemd soms en je krijgt de plooi niet weg maar tussen de klank van je stem en de kleur van je ogen is geen enkele drempel de helm houdt het duin vast zodat hij niet voortschuift laat deze gedachte niet liggen als een zandbank als ik bij jou kom zie ik de hemel bewegen ik hou mijn hand in de luchtstroom hij loopt er omheen [pagina 35] [p. 35] October Voor V. je kan met alles wat we zijn en kunnen zijn een vaargeul [dempen maar die loopt niet tussen het leven en de dood het zwart van merels wipt in en uit legio is een goed woord als een ontbladerend park met slap goud op de bodem de barrière zijn we voorbij geloof me maar niet van geluid legio is een goed woord als dunne vliezen metaal ook is october de maand die niet telt die niet wordt geteld het komt binnen de kelder ligt vol maar wat het is staat niet vast overal wappert de grond als een doek een grote vlag wat ligt er onder legio zijn het geluid in golven van pijn want aan de boorden van de grote vaart staan brede eiken de bodem glooit het water stroomt rustig kun je kijken en dragen zoals een wisent in het bos naarmate de lucht zich verzamelt weegt hij minder dan pakken stormwind [pagina 36] [p. 36] en jij dook onder met natte horens druipend van wier als hij opkomt zijn hoeven in de weke bodem waarom ben je boos dat je oud wordt de barrière van geluid kunnen geen motors breken jij staat veel sterker in je vers de barrière van de tijd wijkt regelmatig totdat het wad is ingedijkt gelukkig is er geen eind mogelijk gelukkig dwarrelt legio in de vaart als slap metaal dat niet weerklinkt maar kneedbaar en weelderig is Verte en overal komen de golven zij waaien als schuim in de lucht de muur brokkelt af hij is boven en onder loopt hij voort hij loopt voort als een hinde een vogel op het vochtige strand elke kleine prent is een stempel op de rug van de tijd jouw lachen een donzen kogel hij waait naar de open zee ik hoor het geluid van de roerdomp als je spreekt deint de kamer mee en overal komen de golven zij waaien als schuim in de lucht [pagina 37] [p. 37] er is de verte van boven hij loopt als een hinde voort o gevlekte roodbruine hinde vlucht in het struikgewas jouw hart klopt als tienduizend vlinders tegen het vensterglas Fluwelen adem ik zeg je ik hou niet van dikke watten in een fles jullie fles vol katoen benauwd en ondoorzichtig een keel vol een fluwelen adem ik hou meer van de open lucht als ik een steen zie dan wil ik hem noemen als ik een zwarte splinter zie in het hart van de [vuursteen als ik zie dat een nest gevoerd wordt als ik de tanden en de bazaltblokken zie ja de open lucht maar ik voel ook dat hij tot een orkaan wordt waarachtig wij staan er middenin oorverdovend breekt de lucht en de grond trilt nee ik hou niet van de gedempte echo het [voorzichtige toezien al die flessen op een rijtje een geiteweitje en als hij komt drinken is het alleen maar katoen [pagina 38] [p. 38] Groei zodat je niet in twee delen rondloopt maar ontelbaar wandelende wegen als ik val is er voor jou niets anders je moet me helpen en ik weet als jij een woord zegt een stap verder ben ik zelf de echo voordat wij er waren zag je in spiegels grimassen een deel en een ander in de ogen de nachtwind eenzaam het langzame rijpen nu is het dragen groot geworden een plateau dat omhooggaat evenwichtig die aan de rand staan en die in het midden zijn even sterk omdat de wereld gegroeid is aan alle kanten Vorige Volgende