Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 926] [p. 926] Leo Vroman Regeneratie Ieder gedicht dat ik schrijf is het laatste, is mijn dood. Dan smelt mijn gezicht bijzonder groot uit in mijn lijf, in mijn schoot. Als ik wegloop mors ik een hoop dode manen en kruip-organen, en ikzelf dool, zo dun dan zo fijn van vrees als een chinees symbool voor ‘man’, [één lijn voor gebaar, en één voor voet, waaruit bij mij nog wat inkt bloedt] heen. [pagina 927] [p. 927] Schaamte: het oor groeit het eerst weer aan, spitst, st: leest iemand dit voor? Dan zwelt een oogbal, ontluikt en tuurt: weent iemand al? En dan spruit bang mijn ellendige bonzende inwendige uit. Om zich te bevredigen staat daar dan vlak achter de lezende een geheel volledige dodelijk vrezende Vroman. Vorige Volgende