Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 912] [p. 912] A. Roland Holst Februari 1956 Vorst Winter, niets ontziende, strengste van mijn vrienden in mijn koppige ouderdom, scherp het hoe en het waarom van mijn dagelijksch bestaan met bevroren kraan na kraan mij maar in - toch blijf ik hopen: zoo lang één kraan maar blijft loopen trek ik er mij niets van aan - en geen kwezel gaat het aan welke kraan. Dooi Bij plassen ligt de hemel te blinken naast de vaalt, kemel gaat weer na kemel door oog van naald op naald. De lentekaravanen naderen bont en wild: enorreme bananen voeren zij in hun schild. Vorige Volgende