worden - een artikel van zijn hand in De Groene Amsterdammer, waarin hij verklaarde op iedere lijst te zullen tekenen, die gericht was tegen de Westduitse herbewapening. Zonder in discussie te treden met een tegenstander, die zich door al te grove overtreding van de polemische spelregels buiten-spel heeft geplaatst, verklaar ik mijnerzijds graag, dat ik behoorde en behoor tot die mensen, die, wanneer men hun vredesverlangen meent te kunnen bevredigen met de pax Sowjetica, op grond van dezelfde overwegingen als indertijd met betrekking tot de Winterhulp antwoorden: ik pas, in vredesnaam. Wanneer de heer Nagel mij in dit verband, glad insinuerend, als fascist meent te kunnen doodverven, dan herinnert dit mij slechts eens te meer aan de communistische propaganda-techniek, waarbij ook iedere tegenstander voor zwart en fascistisch wordt uitgemaakt, en die óók ervan uitgaat, dat van leugens bij het publiek altijd wel iéts blijft hangen.
Om mijn bijdrage tot deze serie polemieken niet met een dissonant te besluiten, sluit ik mij tenslotte met genoegen aan bij de heer Nagel, wanneer hij op blz. 44 van zijn Volg het spoor terug de treffende opmerking maakt, die aan zijn uitvoerige beschouwingen in het reeds eerder genoemde nummer van Maatstaf zulk een bizonder pikant karakter geeft: ‘In beginsel zijn wij nu eenmaal tuig onder elkaar’. Ik ben geneigd daaraan toe te voegen: ook zonder beginsel.
Met dit antwoord van F. Sierksma aan J.B. Charles is wat Maatstaf betreft èlke discussie over de zaak Hermans/Charles/Sierksma gesloten. Aan onderstaande regels werd echter nog plaats verleend, omdat ze geen element van discussie bevatten. Red.
In mijn artikel Van humanisme met haar op de tanden tot nep-nihilisme heb ik een fout gemaakt, die ik wil trachten te herstellen.
Door mijn afkeer van de zich afficherende renegaten heb ik een figuur te kort gedaan. Een mijner tegenstanders sar-