Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 812] [p. 812] Guillaume van der Graft [Gedichten] Liefde Als ik eens dood zal zijn laat de deur open blijven tussen mij en mijn leven sluit niet je hart Breng mij het voedsel der doden een schotel liefde, een glas glimlach, ik zal je zien staan op de tafel der dingen Vergeet mij niet en ik zal zorgen dat je niet oud wordt lieveling voor de val vergeet mij niet, ik zou sterven. [pagina 813] [p. 813] Na Twente weergezien te hebben Ik wou dat ik in Weerselo kon wonen bij het stiftshuis bij de kerk bij de stenen Christus Ik wou dat ik in Weerselo ver van de zee en dicht bij de oorschelp der aarde wonen kon als een woord in de mond van het landschap onder het grijze verhemelte tussen de tongen van de bomen Dan doopte ik daar de kinderen woord voor woord in de keel van het water Dan sneed ik daar het brood van het lichaam der aarde ik brak het zodat het begraven werd in de ziel van het volk en levend werd in zijn hart En ik preekte zo helder als pas gewassen kinderen op Zaterdag een school voor het blote leven Maar nee, hoe stil ook de weg meer en meer ingetogen in Weerselo kan ik niet wonen. Waarom niet? omdat ik het zeg. [pagina 814] [p. 814] Zomer Toen er nog niet was geploegd in de aarde toen er nog niet was gezaaid, toen er nog sneeuw lag op allebei je borsten ging de zon 's morgens onwetend op en de nacht was een lente van vorig jaar maar nu is het zomer, de volle wagen rijdt af en aan met het hooi van de tijd ik strijk met mijn vinger langs de sporen op het plaveisel van je voorhoofd de geur van het koren dat buiten speelt met de wind heeft je stem doen geuren van liefde nog nooit zijn de nachten zo warm geweest [pagina 815] [p. 815] Geen hymne voorradig het beste is nog niet geschreven het ligt te wachten in de taal zoals de doden overwinteren zoals nog niet geboren kinderen achter een dunne eierschaal half werkelijkheid, half tijd plotseling zullen ze leven als God gaat zingen de zevende dag [pagina 816] [p. 816] Goede morgen 's nachts komen de vissen het lichaam stroomt weg als water doorzichtig maar overdag is het weer ebbe het vlees condenseert lichamen hebben het stromen verleerd ik ben in de ochtend een ikskelet een open kooi, vochtig in de wind gezet het licht rukt aan de ribben het vlees kan zich niet redden. Vorige Volgende