weg, ik ben die ik ben, al ben ik maar een weg.
Ter wille van dit hooge doel zou hij enkele van kindsbeen af gevolgde gewoonten moeten overwinnen. Dat was niet gemakkelijk. Lang dacht hij hierover na. Het voorbeeld volgen van twee boeren, die elkaar tegemoetgingen, beloofde weinig, want - dit had hij in de loop der jaren opgemerkt - in verreweg de meeste gevallen liepen menschen elkaar niet wérkelijk tegemoet, zelfs niet wanneer zij een afspraak hadden, of blij waren elkaar te zien. Stonden zij tegenover elkaar, dan keken zij over elkaars schouder naar het vee of naar de wilgen, als om het landschap te bewijzen, dat zij eigenlijk niets met elkaar te maken hadden. Misschien zou men, om zichzelf tegemoet te kunnen gaan, zich eerst zoo ver mogelijk van zichzelf moeten verwijderen. Dat bracht gevaren met zich mee. Maar hij was vol hoop; in de herfst wilde hij het waagstuk ondernemen; dan waren de kuilen meestal plassen, geschikt voor het doel.
Het was een winderige dag. De wolken bedekten niet de geheele lucht, en bij de gedachte, dat hij zich met wat goed geluk zoo aanstonds in dat diepe hemelblauw zou kunnen spiegelen, liep een rilling van vreugde over zijn aarden huid. De rilling bracht hem in spanning; de spanning schonk hem de moed zich in tweeën te splitsen! Daarop begon hij van weerskanten terug te loopen, naar zichzelf toe te loopen, naar het midden toe. Dat ging veel langzamer dan hij had verwacht. Alles verzette zich tegen zijn voornemen: zijn angst, en de heele natuur, en zijn eigen natuur. Terwijl hij hijgend door het boschje schoof, poogden de takjes en dorre bladeren hem tegen te houden, de roode paddestoelen hem te bekoren, de witte, giftige hem te verwarren, en aan de andere kant, bij de straatweg, waar zijn andere helft bezig was, had hij tegenwind. Eindelijk kwam het midden in zicht, met de twee diepe, spiegelende kuilen. Zich tot het uiterste inspannend, wilde hij zich op de plassen werpen met de gedachte: nu ontmoet ik mijzelf, dit ben ikzelf, toen op het nog niet doorschreden gedeelte druppels begonnen te vallen. Voor de laagstaande zon trok een groote wolk. De plassen, toen hij ze bereikte, werden gegeeseld door felle regenstralen. Wie zou zich daarin kunnen spiegelen? Uitgeput en ontgoo-