Maatstaf. Jaargang 3
(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 685]
| |
Gerrit Achterberg
| |
[pagina 686]
| |
DepersonalisatieHet schijnt verleden week in Amersfoort.
Een middag voor een ander; van opzij.
De zakenlui. De wereld zonder mij.
Een bakkersjongen in de Koppelpoort.
Het zet zich binnen stadsgezichten voort.
Bijna de dood; aan mijn leven voorbij.
Zo zal het zijn als ik hier niet meer rij.
Dan heeft de afzender het laatste woord.
Letters figuurtjes op de winkelruiten.
Mijn naam en ik gescheiden van elkaar.
Er zit al speling tussen hier en nu.
Agenten wenken dat ik moet besluiten.
Vrachtwagens met inboedel ronken zwaar.
Ik stuur u nog vanavond het reçu.
| |
[pagina 687]
| |
KainGa naar voetnoot*Hij is niet langer bang meer voor een ander
en kijkt hem recht in zijn verdommenis.
Vaak, of het nergens om begonnen is,
dwalen de blikken dan weer van elkander.
Maar soms treft hij zijn ware tegenstander:
lagen van spervuur, tot verstommen is
alles wat aan hem op te sommen is.
Meneer De Visser. Meneer Kolenbrander.
Wat vrouwen aangaat, deze kijken niet.
Alleen een enkele heeft poppenogen,
waardoor hij zich terstond bedriegen laat;
die echter langs hem heen zien, onbewogen,
naar een geluk dat voor geen mens bestaat.
Reden waarom er weinig overschiet.
Hij woont, door een Ausweis gedekt van God,
vlak bij het paradijs, in het land Nod;
bekent zijn huisvrouw, volgens het gebod;
wint Henoch; [niet, die wandelde met God
terug naar Eden, engelen ten spot;
dat komt nog] bouwt een stad rondom zijn lot.
In hoge ouderdom gaat hij kapot.
Voor God en iedereen een batig slot.
|
|