Federico García Lorca
‘De romance van Malaga’
vertaald en van een aantekening voorzien door J.W.F. Werumeus Buning
García Lorca's eerste groote tooneelspel Mariana Pineda, dat thans wordt gespeeld door de Nederlandsche Comedie, vertoont in menig opzicht reeds de manier van zijn later werk, te weten het gebruik van liederen, romances en balladen als motieven en toelichtingen van de handeling.
Mariana Pineda is een historische figuur, die in 1831 haar jonge leven liet op het schavot, omdat zij betrokken was bij een opstandige beweging tegen Ferdinand VII, en voor de revolutionnairen een rood vaandel had geborduurd...
De opstand mislukte. In de hier volgende ‘romance’ blijkt hoe hij mislukte te Malaga.
Het is een der samenzweerders, die als volgt spreekt in wat men zou mogen noemen de Romance van Malaga:
Edel heer, eerzaam van aanzien,
En aan wien zich heeft gespiegeld
Heel het volk van Andalusië...,
Welvermaard onder de edelen,
Daar zijn hart als zilver puur was,
Is gebleven op de stranden
Van het wakkere Málaga. -
Men heeft hem verlokt met listen,
Die hij geloofde tot zijn schande,
En zijn schepen, o, vergissing
Landden aan de waterkant.
Hoe vergaat het edele harten
Die de vijand toch waardeeren?
Nauwelijks was hij aan land
Of het leger kwam 't hem leeren!