Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] Gerrit Achterberg [Gedichten] Gravure Een hemel uit de tijd der romantiek, waarin het westen kalme wolken bouwt boven een ondergaande zon van goud en op de voorgrond landelijk publiek: boeren, sinds Floris V met een riek; jager en hond, verstard in 't kreupelhout; vrouwtje, strompelend naar de rand, stokoud; jongen en meisje tegen elkaar, minziek. Dit is te zien op mijn 50e jaar buiten het raam, onwerkelijk en waar. Binnen de dode hoek van mijn verlangen valt er vandaag niet veel mee aan te vangen. Eigenlijk hoort het aan de muur te hangen in de salon bij een bejaard echtpaar. [pagina 235] [p. 235] Ebenhaëzer Voor Paul Rodenko Verdronken Zaterdagavond bij ons thuis. Mistvoeten liepen sluipend langs de schuur. Er was geen ander dan hetzelfde uur, de blauwe boerderij een dichte kluis. Daar woonden wij bijeen met man en muis. Door koestalraampjes viel een richel vuur uit goudlampen op deel, eeuwig van duur en stil van lijnkoeken en hooi in huis. Mijn vader celebreerde er de mis: de koeien voeren, plechtig bij de koppen; een schim met schaduw boven in de nokken. De koeientongen krulden als een vis. Godsdienst hing zwaar tegen de hanebalken. Zijn aderen beginnen te verkalken. [pagina 236] [p. 236] Komaf Vertoeven in familie voor een keer. Wij zitten om de tafel bij elkaar. Hetzelfde woordgebruik en handgebaar komen nog altijd op hetzelfde neer. Ik moet voorzichtig zijn of ben alweer van vroeger en voortdurend in gevaar dupe te worden van de evenaar die alles afweegt op een vast weleer. Ik wil niet meer. Het heeft te lang geduurd. De wereld schoof zich tussen toen en nu. Zo luchtig mogelijk ga ik vertrekken. Om niet voortijdig argwaan op te wekken zeg ik in 't dode idioom aju en fiets hermetisch door de strenge buurt. [pagina 237] [p. 237] Litteken Engelien Hartveld-bos. Eerste symptomen van sexualiteit. Litteken later. Na vijftig jaar speelt onverstoord een sater dezelfde spelletjes onder de bomen. Het meisje groot geworden in mijn dromen. Zwaar van de liefde, licht als onder water. Vanmorgen de uiteindelijke kater, waaraan ik vroeger nooit ben toegekomen. Mogelijk is de echte nog in leven, niet te herkennen uit die schoolmiddagen dat de natuur moeite aan ons verspilde en loopt zich wederkerig af te vragen waar ondergetekende zou zijn gebleven, die deze nacht haar jeugdverlangen stilde. [pagina 238] [p. 238] Station Ik voelde me bezoedeld in zijwegen en vroeg de weg aan kinderen. Zij wezen en noemden feiten, die ik had gelezen in oude kranten; keken schuw-verlegen, of ze het niet vertrouwden. Ik moest wezen bij 'n school, maar alles was al bos. We kregen een meisje op de fiets. Zij liet zich deze kwestie uitleggen, bloosde toegenegen en stapte op. Ik kwam houtwagens tegen en zag de wereld openstaan, genezen. Gevelde bomen lagen aan de kant klaar voor de meubelindustrie van 't land. Onder mijn eigen naam en zonder vrezen heb ik die middag op een bank gelegen en ben vertrokken van een klein station, dat niet in mijn geheugen blijven kon. [pagina 239] [p. 239] Fait accompli De avond krijgt metaal om zich te sluiten. Gij kunt niet meer naar binnen of naar buiten. Ik zie het stipje van de reiger stuiten. Dit is het uur van de grote besluiten. En om het leven op u uit te buiten. Onder de wolken ligt een witte kier. Bijna een oog dat slaapt voor zijn plezier. Het licht verlegt zijn grenzen al tot hier. Mijn schaduw is een lange populier. De hemelkoepel wordt van pakpapier. Nog houden wij elkander in 't vizier. Over de heide, door de ijle mist, rinkelt de nacht aan kettingen omlaag en gaat het deksel van de wereld dicht. Tussen ons is vandaag alles beslist. Morgen verschijnt Bert Bakker uit Den Haag. Vannacht rijdt Eddy Hoornik naar Maastricht. Vorige Volgende