Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] M. Mok De nachten van weleer Water, zeg ik soms, alsof de klank het stromen op kan roepen van weleer, de helderheid der zee, de hoge wolk van stilte die zich in het huis der avonden verzamelde; en gij en ik, de kleine wandelaars voor het gelaat van een bezweken god, zwijgen verwisselende tegen woorden en woorden tegen zwijgen - hoe zou weer van dat geheim de ruimte zich vervullen, nu de ruïnes van zovele jaren boven de einder staan, hoe zou een stem het zwijgen kunnen achterhalen, waartoe gij plotseling met lijf en ziel vervallen zijt? Er is in mij geen licht genoeg meer om ook maar éen vonk te redden uit de nachten van weleer. Vorige Volgende