Maatstaf. Jaargang 3
(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Hendrik de Vries en A. Marja
| |
[pagina 61]
| |
II
Voor Marja's kwaal verwacht ik geen genezing.
Het helpt mij niets, hoe vaak ik hem herhaal: -
‘Nee: nooit hield ik in Amsterdam één lezing!
Nooit stelde één mens die vraag: in welke taal
Ik sprak. Nooit was Da Costa 't onderwerp;
Noch in Den Haag, noch elders. En dat scherp
Gezegde, toen een Jood zijns broeders vilders
Kwam prijzen, uitte ik in een kring van schilders,
Dus geen ‘vooroorlogse vergadering
Voor hulp aan Duitse Joden’. - Ik beging
Geen zotternijen zoals Marja 't voorstelt;
Gun hem, zolang 't een grofbesnaard gehoor geldt,
Zijn zelfreclame, gun de kleine man
Genoegens, maar verwens 't armzalig plan
Waarop hij mij van Slauerhoff laat spreken,
't Is niet mijn stijl: zo wil ik niet bekeken,
De lompe schutter kieze een andre schijf.
En wat betreft mijn trouwen: 's mans bedrijf
Is hier te zeer doorzichtig, zelfs voor leken.
Voldoende was reeds lang, uit krantgeschrijf,
Zijn kinderachtige ergernis gebleken.
III
Vergeet het! Basta! Laat hij verzen kweken,
Critieken schrijven en onthouding preken.
Maar, wil hij mij na dit krakeel te lijf:
Dan: ook in verzen! op elk metrisch wapen
Dat hij verkiest! Ik deed het nu wat stijf
In jamben: de gewone vijf, geschapen
Voor die sonnetvorm waar wij vast bij slapen,
Maar alles mag hij rapen tot verweer,
De schat ontwoekrende aan 't miskend Weleer,
Gelijk wie zilver in paleizen kapen: -
| |
[pagina 62]
| |
Trochaeën, anapesten en dactylen
Of amphibrachen, en wie weet wat meer; -
Mits minder tot succes bij brakke zielen,
Mits minder ondoordacht fantast, meer heer.
| |
Antwoord aan Hendrik de VriesI
O Hendrik, ontsteld
door wat ik heb verteld
in mijn Buiten het boekje,
je rijmt, schimpt en scheldt
furieus en gekweld:
wat voor vergelding zoek je?
II
Heb ik tegen een zere plek gestoten,
toen ik, voor nu en later, anecdoten
over ‘ons Hinnerk’ heb bijeengebracht?
Het kan alleen de omzet maar vergroten
des Tovertuins; en velen heb 'k ontsloten
de wond'ren van AtlantisGa naar voetnoot* en De nacht!Ga naar voetnoot**
Zijn dit, o Hendrik, slechts Marjaanse knollen?
Wilt gij, die 's winters wandelt zonder wollen
of zelfs katoenen sokken door de kou,
beweren dat 'k u niet geheel voor vol en
vernuftig aanzie? Ik, die met mijn ‘grollen’
enkel bescheiden aan uw roem meebouw!
| |
[pagina 63]
| |
III
Hoor nu mijn dactylus luid protesteren!
Of verkiest gij als wapen toch meer de anapest?
Eén ding: wat er ook aan mijn boekje mankere,
mijn geheugen, o Hendrik, fungeert opperbest!
Wat gij zelf hebt verteld kon ik niet controleren:
‘Welke taal spreekt De Vries?’ - ‘Kom, naar 't kerkhof!’. De rest
wordt bevestigd door talloze dames en heren.
En nooit sprak ik kwaad van uw huwelijksnest!
IV
H aast ben ik nu aan 't eind gekomen van
E en rijmend antwoord op uw bozigheden,
N og snap ik niet hoe een toch zo groot man
D usdanig op de teen zich toont getreden!
R aak ik soms opgewonden? Heus, ik kan
I n uw vers wijzen op meer spotzucht dan
'K zelf ooit aan u, o tovenaar, besteedde!
D at ik onthouding preek - periodiek? -
E rvaar 'k bij voorbeeld pas uit uw lyriek!
V an zilver in paleizen heb 'k geen weet,
R ijk voel 'k me reeds in 't klinken van sonnetten;
I k weet dat gij die dingen niet kunt zetten,
E n daarom is 't dat ik er hier een smeed:
S oms wel, soms niet me storend aan de wetten!
| |
[pagina 64]
| |
V
O Hendrik, ga door
met leven en schrijven,
en laat mij daarvoor
propaganda bedrijven;
ik lach om je vloekje
en tracht je te raden:
ga 'k buiten mijn boekje,
't is nooit tot jouw schade!
| |
Antwoord aan A. MarjaPractical joker, mystificateur,
Je geeft aan ieder ding een andre kleur,
En zovaak 't zelfde opnieuw - dat wordt gezeur!
Je geeft herhaling van herhalingen
Van vis-à-vis weerlegde dwalingen;
Dát is de kwestie maar; - niet míjn humeur.
|
|